Ballen tonen
- 3 minuten leestijd
Jan over dapper zijn
De
voorstelling is nog geen drie minuten bezig, of de hoofdrolspeler heeft zijn
zaakje al tevoorschijn getoverd. Mijn ogen glijden van zijn enorme balzak, naar
de uitgang van de theaterzaal. Ik kijk naar mijn vriendin op de stoel naast me. Ze staart met open mond naar het toneel. Het publiek ligt in een deuk, maar ik kan
maar aan één ding denken: kunnen we hier nog weg?
Tweeënvijftig lange minuten later, zitten mijn lotgenoot en ik op een terrasje in de zon en kunnen we de boel eindelijk eens even lekker recenseren. Ik vertel dat met het tonen van de balzak mijn laatste sprankje hoop op het zien van een goede voorstelling acuut verdween. Mijn metgezel vult aan dat ze tegen de tijd dat het applaus klonk al diep was weggezakt in haar stoel. We nemen nog een aantal scènes door en lachen en proosten. Zo zie je maar weer, gedeelde smart is halve smart en leedvermaak brengt de mensheid vaak wel wat dichter bij elkaar.
Als ik ‘s avonds naar huis loop bekruipt me een licht gevoel van schaamte. De alcohol in mijn lijf raakt langzaam uitgewerkt en ik denk terug aan onze zouteloze kritiek. Misschien was het bij nader inzien toch ook wel een beetje dapper, wat die jongen daar stond te doen. Zou ik het durven? Ik schrik van mijn eigen gedachte. Dapper vind ik mezelf al een hele tijd niet meer.
Vroeger, als jong paardenmeisje, stond ik op de manege nog wel bekend om mijn durf. Vervelende paarden waren mijn specialiteit en als er tijdens de les iemand vanaf viel, hoorde ik de stem van de juf steevast door de rijbaan schallen: “Emma! Ga jij er maar even op.” Heerlijk vond ik dat. Vervolgens stuiterde ik de rest van de les onbeholpen rond op het verwilderde dier, maar dat hinderde niet. Ik voelde me dapper en speciaal.
De volgende morgen ben ik al vroeg uit de veren en hijs ik mezelf in mijn blauwe pak. Vandaag filmen we bij twee stuntvrouwen en ik heb besloten dat dit dé kans is om mijn moed weer eens te tonen. Na het interview suizen de stuntdames meerdere malen van metershoge balustrades met salto’s en al naar beneden. En dan vind ik dat het mijn beurt is. Ik kijk over de rand en slik. Waar is dat dappere paardenmeisje toch gebleven?
Niet veel later zit ik in de auto terug en is mijn hartslag eindelijk weer gezakt. Ik zie mezelf weer staan, bovenaan de balustrade. Ik durfde de sprong niet te maken, maar de radslag die ik ter compensatie deed, ging bovengemiddeld goed. Ik lach hardop. Wie hou ik voor de gek? Misschien hoef ik om dapper te zijn niet meer op wilde paarden te klimmen en misschien hoef ik om dapper te zijn mezelf niet van een balustrade af te werpen. Misschien is het wel dapper genoeg om me in een blauw pak te hijsen en het onbekende te verkennen. Misschien is het wel dapper genoeg om deze woorden op papier te zetten en de wereld in te slingeren. Misschien is een simpele Jan zijn, wel dapper genoeg.