“Of ik top of bottom ben? Dat gaat je geen reet aan”
- Artikel
- 28 maa 2022
- 6 minuten leestijd
Onze redacteur Lars is klaar met de vraag. “Zou ik aan de onbekende vrouw in de kroeg hebben gevraagd of zij het liever in missionaris of op haar knieën doet, dan was ze waarschijnlijk van haar barkruk gevallen.”
Een zaterdagavond in de kroeg.
Ik sta aan de bar en slaak een zucht van verlichting: na twee jaar verplichte
isolatie ben ik eindelijk weer in een ruimte vol onbekende gezichten. Een jonge
vrouw begint met gedeeld enthousiasme tegen me te praten. Het is duidelijk dat
ze niet aan haar eerste cocktail nipt. We vertellen elkaar met wie we hier
zijn, ik wijs naar mijn vriend die verderop staat. “Leuk”, zegt ze, om even
later grijnzend te vervolgen, “en wie is de top en wie de bottom?”
Ah, daar is ‘ie weer: de top/bottom-vraag. Meestal gesteld door mede-gays op
datingapps en tijdens het uitgaan, maar niet zelden door een minstens zo
nieuwsgierige hetero. Voor de leek: binnen de queer-gemeenschap kunnen ‘top’ en
‘bottom’ verschillende betekenissen hebben, maar in het geval van mannen die
seks hebben met mannen verwijst het over het algemeen naar degene die anaal
penetreert versus degene die anaal gepenetreerd wordt.
Best een intieme vraag, dus. En als ik Het Internet mag geloven, is het een
vraag die de laatste jaren enkel aan belangstelling heeft gewonnen. Zo zijn er
jonge gaykoppels die hun volgers op TikTok laten raden wie welke positie
innneemt (zie de compilatie hieronder) en bestaan er ontelbare viral posts waarin
gekscherend wordt getoond hoe een top of bottom kan worden herkend (aan hoe
iemand zit, slaapt of bijvoorbeeld zijn vingers kan bewegen).
Nu zou je kunnen denken: good for them. Na
eeuwen van onderdrukking leven we eindelijk in een tijd waarin we op een
luchtige manier over homoseks kunnen praten en grappen. Lang leve de seksuele
vrijheid! En toch knaagt er iets. Want is de wijdverspreide top/bottom-fixatie
wel zo bevrijdend?
Mal van een binaire heterorelatie
In een interview met GQ Magazine uitte de Britse artiest Olly
Alexander (acteur in de tv-serie It’s a Sin en leadzanger van de band
Years & Years) al eens zijn irritatie over de
neiging om te willen raden welke positie een homo inneemt tijdens de seks. “Ons
beeld van wie top of bottom is, is gestoeld op vastgeroeste ideeën over
mannelijkheid en vrouwelijkheid”, vertelde hij de interviewer. ”Het is outdated
as fuck.”
Daarmee verwijst Olly naar een bekend gegeven: een top wordt sneller gezien
als mannelijk en dominant, een bottom als vrouwelijk en onderdanig. Los van het
feit dat die stereotyperingen de werkelijkheid geen recht doen, maakt dat de
top/bottom-vraag heteronormatief: het duwt homoseks door de mal van een binaire
heterorelatie. Terwijl de praktijk, zoals wel vaker, alles behalve binair
is.
Terugblikkend op mijn eigen sekspartners durf ik te
stellen dat voorkeursposities in bed net zo veranderlijk zijn als het
Nederlandse lenteweer. De meeste gays die ik ken zijn niet óf top óf bottom,
maar iets dat in de homoseksuele volksmond ‘versa’ of ‘switch’ heet. En dan
zijn er ook nog degenen die überhaupt niks of weinig moeten hebben van
penetratieve seks, want ja, dat kan. Ook als er geen gat wordt gevuld, is seks
nog altijd seks.
Homomannen worden sneller gezien als hyperseksueel dan de gemiddelde mens, blijkt uit divers onderzoek.
Eén grote orgie
Dat de top/bottom-vraag een achterhaalde vraag is, is echter niet de enige reden waarom mijn wenkbrauwen zich tot een spontane frons plooien als ik hem toegeworpen krijg. Hoe vaker ik hem voorbij hoor komen, hoe meer ik me begin af te vragen: waarom vinden we het überhaupt normaal om aan homo’s te vragen of ze top of bottom zijn? Zou ik aan de onbekende vrouw in de kroeg hebben gevraagd of zij het liever anaal of vaginaal doet, of in missionaris of op haar knieën, dan was ze waarschijnlijk van haar barkruk gevallen.
Wie het positief benadert, zou kunnen stellen dat
homo’s vaker worden gezien als seksueel vrijgevochten. We staat er tenslotte om
bekend dat we onze seksualiteit niet per definitie tussen de veilige vier muren
van een slaapkamer beleven, maar net zo graag in clubs, darkrooms,
cruiseplekken en op de boten van de Canal Parade. Binnen de ‘scene’
wordt een monogame relatie al lang niet meer beschouwd als de norm. En praten
over ons seksleven doen we vrijuit en zonder gêne, want die hebben we al lang
achter ons gelaten bij onze coming-out.
Maar achter dat (beperkte) beeld van de homo als seksueel vrijgevochten gaat nog iets anders schuil. Homomannen worden namelijk sneller gezien als hyperseksueel dan de gemiddelde mens, zo blijkt uit divers sociologisch en psychologisch onderzoek. Ook op mij is wel eens het idee geprojecteerd dat mijn leven om weinig anders draait dan seks. Zo sprak een oud-collega uit dat mijn vakantie vast “één grote orgie” was geweest nadat hij een foto had gezien waarop mijn vrienden en ik in het zwembad van ons vakantiehuisje springen. Want, zo verdedigde hij, “jullie doen het toch allemaal met elkaar?”
Wie een homo lukraak vraagt of hij top of bottom is, loopt het risico hem te reduceren tot zijn seksuele gedrag.
Seksueel object
Niet alleen lompe cis-hetero’s kijken door die hyper- of overgeseksualiseerde
bril naar homomannen. Zélf kunnen wij gays er ook wat van. Uit onderzoek blijkt
dat zelf-objectificatie meer voorkomt onder
homo’s dan onder heteromannen: we aanschouwen onszelf vaker door de ogen van de
ander, daarbij lettend op uiterlijke schoonheid en seksuele aantrekkelijkheid.
En dat komt dan weer, als we de invloedrijke psycholoog Alan
Downs mogen geloven, ten dele door het lage zelfbeeld dat ontstaat wanneer je
als homo opgroeit in een heteronormatieve samenleving.
Wie een homo lukraak vraagt of hij top of bottom is, stelt dus niet alleen een
achterhaalde vraag. Hij, zij of hen loopt het risico de persoon in kwestie te
reduceren tot zijn seksuele gedrag en daarmee bij te dragen aan het (zelf)beeld
van een seksueel object. En dat is op zijn zachtst gezegd onwenselijk als je
nagaat dat (zelf-)objectificatie het
risico vergroot op bijvoorbeeld angst, depressie, eetproblemen en
lichaamsdismorfie. Tenzij je als niet-gay een gelijkwaardig gesprek aan wilt
gaan over seks en de ander persoonlijk kent, hou je ‘m dus beter voor je.
Aan de vrouw in de kroeg en iedereen die nog volgt: of ik top, bottom, iets
er tussenin of niets van dat alles ben, gaat je geen reet aan.