De arbeidsmigrant als ordinair verdienmodel
- Artikel
- 22 mei 2021
- 5 minuten leestijd
Lage lonen, onmogelijke roosters, onhaalbare targets en hutje mutje wonen in te krappe huurwoningen. Dit zijn omstandigheden waar de Nederlander zijn neus voor ophaalt. Daarom worden arbeidsmigranten uit het buitenland gehaald die wel bereid zijn om onder deze omstandigheden te werken. Maar hoe kon deze situatie ontstaan in het welvarende Nederland?
Hieronder de belangrijkste drie regelingen waardoor de seizoenarbeider een verdienmodel kon worden:
Rol overheid
Een aantrekkelijk vestigingsklimaat behouden is heilig voor de overheid. Maar met haar beleid faciliteert de overheid hyperflexwerk, lage lonen en misstanden op de woningmarkt. Dit doen ze met tal van subsidies en belasting- en premievoordelen voor grote ketens en uitzendbureaus. Zo krijgen uitzendbureaus een belastingvoordeel als ze tegelijkertijd ook huisjesmelker zijn en kunnen kosten laag gehouden worden wanneer werknemers van buiten Nederland komen, maar de sociale zekerheidsaanspraken ontvangen uit het land van herkomst. Dit is hoe het werkt.
ET-regeling
De ET-regeling is een fiscale regeling die bedoeld is voor werknemers die in het buitenland wonen en tijdelijk in Nederland werken. Door deze regeling kan de werknemer een belastingvrije vergoeding krijgen voor kosten die te maken hebben met het verblijf in Nederland en de reiskosten van en naar het land van herkomst. Die kosten worden extraterritoriale kosten (ET-kosten) genoemd. En van dat belastingvoordeeltje maken werkgevers gretig gebruik. In een convenant met de Belastingdienst hebben de uitzendwerkgeversorganisaties afgesproken dat uitzendbedrijven een deel van het brutoloon (waar normaal gesproken dus belasting over betaald wordt) kunnen inruilen voor een onbelaste vergoeding van ET-kosten. Onder bepaalde voorwaarden mogen deze van het brutoloon afgetrokken worden en er netto bij opgeteld worden. Of dat netto bedrag hoeft dus geen belasting betaald te worden en dat scheelt geld voor de uitzendbureaus.
Wat levert het op?
Volgens cijfers uit 2016 werkten er dat jaar 84.158 flexmigranten in Nederland die in potentie een ET-regeling hebben kunnen gehad. Bij een uurloon van 12 euro en een werkweek van 38 uur zou dat voor de werkgever maximaal een belastingvoordeel van € 28,09 per werknemer per week kunnen opleveren. Vaak werken arbeidsmigranten echter meer uren per week en dan loopt ook het voordeel snel op. Op basis van een werkweek van 45 uur is het voordeel voor de werkgever al snel € 39,26 en bij 50 uur zelfs € 60,08. Dat is € 3.124,16 op jaarbasis. Als je dan als uitzendbureau zelf de huisvesting regelt voor je flexmigranten, ze met te veel man in een huis zet en ze ook nog huur laat betalen ben je natuurlijk helemaal spekkoper.
A1 Verklaring
Ook de A1 Verklaring kan een verdienmodel zijn voor werkgevers. Er zijn twee soorten: Deze verklaring is in 1971 in het leven geroepen om sociale zekerheidsrechten van werknemers die door hun werkgever tijdelijk in gedetacheerd worden in een andere EU-lidstaat te beschermen. Normaal gesproken betaal je binnen de EU in het land waar je werkt je sociale premies en je loonbelasting. Maar met een A1-verklaring kun je sociale premies in het thuisland blijven afdragen, terwijl je tijdelijk in een ander EU-land werkt. In sommige ge vallen kan dat erg gunstig uitpakken. In eerste instantie omdat de sociale zekerheidspremies in het land van herkomst meestal veel lager zijn. En ook omdat in combinatie met premievrije onkostenvergoedingen het sociaal verzekeringsloon laag gehouden wordt. In dat geval is de A1 Verklaring een ongewenst verdienmodel. Ook kan dit zorgen voor verlies en verdringing van echte banen, omdat Nederlandse werknemers te duur zijn.
Wat levert het op?
In het volgende voorbeeld wordt duidelijk hoe het werkt. Stel je hebt een Nederlandse lasser en een Tsjechische lasser als uitzendkracht. De Nederlandse lasser krijgt € 16,26 bruto per uur plus overwerk (€ 6,24) en reserveringen (€ 3,24). Het totale bruto salaris is dan voor 1 fte € 25,74 per uur. Netto houdt de Nederlandse lasser dan 16,28 over. De Tsjechische lasser krijgt bruto maar 4,43 per uur. Maar hij krijgt netto 60 euro per kalenderdag als vergoeding voor verblijf in het buitenland. Dat is in Tsjechië een fiscaal toegestane regeling. Netto houdt de Tsjech dan bijna net zoveel over als de Nederlander (€ 16,14). Daar is hij blij mee, want dat is bijna vier keer zoveel als hij in Tsjechië zou verdienen. Maar over het lage brutosalaris wordt veel minder aan premies betaald. Dat scheelt 24%. Op jaarbasis levert dat de werkgever € 16.000,- op.
LIV-Subsidie
Tot slot is er nog de LIV-subsidie. LIV staat voor lage-inkomensvoordeel en is bedoeld om werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt te stimuleren. Per 1 januari 2020 zijn de regels voor de LIV-subsidie veranderd. Voor een werknemer met een gemiddeld bruto uurloon tussen € 10,16 en maximaal € 12,72 heeft de werkgever aanspraak op een LIV van € 0,52 per verloond uur met een maximum van € 1.000 per kalenderjaar. HetLIV wordtpermedewerkerpergewerktuur toegekend. In de praktijk kan het dus voorkomen dat het bruto uurloon tussen de bovengenoemde bedragen valt, dankzij de ET-regeling. Daardoor krijgt de werkgever dus dubbelvoordeel. De LIV-subsidie en het voordeel van het onbelaste netto-stukje van het loon in de ET-regeling.
Bronnen: FNV
- 16-12