Lente en liefde
- 4 minuten leestijd
Over Jan en de liefde
“Het
is niet helemaal gelukt”. Mijn vriendje en ik staren uit het raam naar de door
de klusjesman onthoofde bomen op onze binnenplaats.
De lente is aangebroken en
het hele land staat in bloei. Maar, zo blijkt, met een beetje kettingzaag en
weinig snoeiverstand, heb je in een handomdraai van een sparrenboom een
treurwilg gemaakt. Een bijzonder slecht initiatief op een bijzonder slecht
moment. Want met de maand mei in het vizier, zou dit voor de vogeltjes hét
moment moeten zijn om op de takken van onze mooie bomen van bil te gaan. Maar
er zijn geen takken meer. Of in ieder geval een stuk minder. De geschrokken
vogels zijn gevlogen en op de binnenplaats is het stil.
Ondanks het prachtige weer voelen het vriendje en ik ons al dagen een beetje als de bomen. De liefde heeft op slinkse wijze een deuk opgelopen en na een week van praten over ‘hoe nu verder’, zijn ook wij een beetje stil gevallen. Diezelfde avond sta ik met een weekendtas en een kussen onder de arm in de deuropening, klaar om te vertrekken naar mijn tijdelijke logeeradres. ‘Soms is afstand nemen de enige manier om weer bij elkaar te komen’, zo luidde het besluit. We geven elkaar een stevige knuffel. Het voelt net als in de film en dat is eigenlijk wel prettig, want in de film komt het uiteindelijk vrijwel altijd ook weer goed.
De volgende dag word ik wakker met een prachtig uitzicht over het Amsterdamse IJ. De zon schijnt hard en de stad is op haar mooist. Op het station krijg ik een gratis koffie van een onbekende jarige en ik zie hoe een optrekkende bus tot twee keer toe opnieuw haar deuren opent voor een gehaaste reiziger. De hele stad is in de ban van de lente. Ik fiets door het park en door de drukke winkelstraten. Van vriendin naar vriendin, met mijn haren in de wind. En tenslotte fiets ik langs het volle terras van het café waar het twee jaar geleden allemaal begon.
‘s Avonds in mijn logeerbed, denk ik na over de liefde. De fantastische en verrassende liefde. De liefde die mij twee jaar geleden, toen ik met vijf kilo aan extra vet rond de heupen terugkeerde van een uit de hand gelopen vakantie, zo ontzettend overviel. Hij was de vreemde eend in de bijt op de dansles: een knappe, ijdele jongen in een zaal vol oubollige broeken en bretels. Mijn kilo’s trilden bij elke danspas, maar dat kon niet voorkomen dat we op een warme lente avond in de kroeg belandden. Ik keek naar zijn enorme oren vroeg me af wat hij zou doen als hij één flapoor had gehad en één gewoon oor. Zou hij dan, als hij moest kiezen, de gewone ‘flap’ zetten of de ‘flap’ gewoon? Die vraag en dat antwoord waren het begin van een fantastische tijd.
De vijfde nacht breekt aan en ik lig wakker in het grote bed. Mijn onderbroeken zijn op en dwars door de dunne muren van de logeerkamer heen hoor ik hoe de buurman zich omdraait in zijn krakende bed. Ik heb honger, maar durf de cashewnoten op mijn nachtkastje niet aan te raken. Ik denk aan een warm vriendje in een half leeg bed. Wat is lente waard zonder liefde?
Het is woensdagmiddag. Ik ben weer thuis en het vriendje en ik staren door het raam
naar de verminkte bomen op de binnenplaats. Er lijkt niet veel veranderd, op
één ding na. Een dappere vogel vliegt met takjes heen en weer en bouwt aan zijn
nieuwe nest. Ik wijs naar de zwaluw en het vriendje ziet hem ook. Volgens hem
is het een ekster, maar dat hindert niet. We kijken elkaar aan en glimlachen:
volgens mij voelen we allebei de niet te missen symboliek.