Nooit meer doen
- 3 minuten leestijd
Jan leerde een lesje
Donderdagmiddag 14.00. Ik zit in de auto onderweg naar een afspraak, als de navigatiestem uit mijn telefoon wordt gedimd door een inkomende oproep. Het is mijn vriendin Anna en die moet ik altijd dringend spreken. Ik ben in de veronderstelling dat bellen in de auto geoorloofd is, zolang de bellende hand zich maar aan het stuur bevindt. Ik pak de telefoon van het dashboard, klik op de luidsprekerknop en pak met telefoon in de hand het stuur weer vast.
Een paar minuten later sta ik nog altijd bellend, nietsvermoedend voor een rood stoplicht te wachten. Ik wil het gesprek net gaan afronden als ik een hard, tikkend geluid van links hoor komen. Een politiebusje met daarin een vinger-zwaaiende agent staat naast me. Er schiet een golf van schaamte door mijn lijf. Dit kan maar één ding betekenen.
De boze man draait zijn raam open en sommeert mij hetzelfde te doen. Mijn raam zit echter sinds jaar en dag al muurvast en ik probeer hem wild gebarend duidelijk te maken dat het open maken niet tot de mogelijkheden behoort. Uiteindelijk kan ik niks beters bedenken dan mijn gordel losmaken en mijn hoofd door het dakraam steken.
De agent slaat de standaard
‘goedemiddag’ over en begint direct te brullen:
‘Weet je wel niet wat dat kost?’ Ik denk dat hij doelt op de boete die boven
mijn hoofd hangt voor onverantwoorde belpraktijken.
‘Nee, meneer’, stamel ik.
De verbaasde agent kijkt alsof hij een kalkoen in een leren jas ziet lopen.
‘Ben je überhaupt met het verkeer bezig?’, vervolgt hij woest.
Ik wacht even met antwoorden en probeer de situatie in te schatten. Krijg ik een bekeuring? Of is dit de strenge, vaderlijke waarschuwing waarvan je zo erg schrikt dat je het nooit meer zal doen? Het licht springt op groen. De agent is inmiddels rood. Hij wacht nog steeds op een antwoord. Ik draai me om en zie een lange rij wachtende auto’s. ‘Ja meneer, het is groen meneer. Ik moet gaan. Daag.’
Ik laat me terugzakken in mijn stoel en klik mijn gordel vast. Ik ben al aan het optrekken als ik besef wat ik er zojuist heb uit geflapt. Mijn hart bonkt in mijn keel en het zweet staat in mijn handen. In de verte hoor ik de vragende stem van mijn vriendin uit de telefoon op de passagiersstoel klinken. Pas vlak voor de bocht durf ik in mijn achteruitkijkspiegel te kijken. De politieauto is in geen velden of wegen te bekennen.
Inmiddels ben ik bekomen van de ergste schrik en heb ik nooit meer volgens mijn oude belmethode gebeld. Vrienden die ik het verhaal nadien vertelde, hebben me zowel uitgelachen, als beticht van enige naïviteit. Met terugwerkende kracht kan ik dat begrijpen. Van mijn vriendin die ik altijd zo dringend moet spreken, kreeg ik een officieel handsfree belsysteem. En als ik al handsfree bellend andere automobilisten passeer die mijn oude belmethode nog hanteren, tik ik in gedachten zachtjes op het raam en zwaai ik vriendelijk met het vingertje.