Vetfobie en de relatie met racisme
- 4 minuten leestijd
Vetfobie komt heel veel voor in onze samenleving, maar waar zit die vetfobie geworteld? Wij spraken hierover met Sabrina Strings PhD, docent en onderzoeker aan de University of California.
Vetfobie komt heel veel voor in onze samenleving: van de opmerkingen die dikke mensen naar hun hoofd krijgen tot aan de stoelen in een restaurant waar dikke mensen niet in passen. Maar waar zit die vetfobie geworteld? En hoe heeft deze zich vast weten te grijpen in onze samenleving? Wij spraken hierover met Sabrina Strings PhD, docent en onderzoeker aan de University of California. Zij deed onderzoek naar vetfobie en schreef het boek Fearing the black body. Tatjana sprak haar via Zoom voor Dikke vette leugens (Bekijk hier het gesprek).
Een kijkje in de geschiedenis
Voordat we uitleggen hoe vetfobie een hedendaagse term werd, eerst even een disclaimer: dik zijn was niet altijd negatief, het was zelfs op bepaalde momenten in de geschiedenis het schoonheidsideaal. ‘’In de renaissance werden vollere vrouwen gevierd en geprezen en ik wilde erachter komen wat er tussen die periode en de 19e eeuw gebeurd was.’’, legt Sabrina Strings uit. Een tijd lang was dik zijn dus geen probleem. Zo had je in de 17e eeuw de Rubenesque vrouwen: vollere vrouwen die door de schilder Peter Paul Rubens op het doek werden afgebeeld. En niet alleen dat, in 1869 ontstond ‘fat mens club’, een vereniging die bestond uit alleen maar rijke, welvarende en dikke mannen. Zo zwart/wit lijkt de geschiedenis dus niet.
Wel is het zo dat (witte) mannen zich al heel lang bemoeien met het schoonheidsideaal voor vrouwen. Zo bepaalde tekenaar en humanist Albrecht Dürer in 1528 al hoe volgens hem het ideale lichaam er uit zag. Hij tekende de lichamen van mannen en vrouwen uit op basis van de ideale proporties. En zegt de Italiaanse vrijdenker Celso Mancini in 1493 dat het ideale vrouwenlichaam voor hem niet te groot of te dik mag zijn.
Het slavernijverleden
In de 16e eeuw begint de handel van tot-slaaf-gemaakten, waardoor er een gesprek ontstaat over het lichaamsideaal per ras. Verschillende lichamelijke kenmerken werden toegewezen aan witte en zwarte mensen. "Kenmerken als dun, gespierd en lang werden toegeschreven aan Angelsaksische superioriteit’’, zegt Strings. “Dik zijn werd gebruikt om aan te tonen dat zwarte mensen minder waard waren." Het was vooral niet de bedoeling dat je als witte vrouw lichamelijke kenmerken had die bij die van een zwarte vrouw paste. Er werd gesteld dat zwarte vrouwen onmogelijk hun ‘dierlijke intuïtie’ van eten en drinken konden beheersen, aannames van de ‘rassenleer’ (die inmiddels gelukkig bekend staat als klinkklare onzin). Als witte vrouw moest je niet lijken op iemand die teveel at en dronk en dus dun zijn.
Racisme nog steeds zichtbaar
En ook lang na het slavernijtijdperk blijft het racisme zichtbaar. Met name in de Verenigde Staten wordt er nog regelmatig onderscheid gemaakt tussen witte en zwarte vrouwen in bijvoorbeeld de gezondheidszorg. ‘’Zo krijgen zwarte vrouwen minder snel en minder vaak de diagnose obesitas dan witte vrouwen’’, aldus professor Strings. Dit zorgt voor vertraging en uiteindelijk een minder goede behandeling, waardoor het aantal mensen met obesitas sneller stijgt bij zwarte mensen dan bij witte mensen.
Terugkijkend in de geschiedenis zien we dat witte mannen zich altijd al bemoeid hebben met het vrouwelijke lichaamsideaal. Niet alleen dat, door de slavernij werden zwarte vrouwen weggezet als onaantrekkelijk en iets waar je vooral niet op moest lijken als witte vrouw. Inmiddels stappen we langzaam van deze ideeën af,beter laat dan nooit, maar laten we niet vergeten waar vetfobie ooit begonnen is.