De brandweermannen van Zaventem wisten niet van de derde bom
- Reportage
- 29 maa 2016
- 4 minuten leestijd
De brandweerkazerne van het Belgische Zaventem ligt op steenworp afstand van het vliegveld. Vanuit de meldkamer kan je het terrein bijna zien liggen. Op 22 maart even na acht uur horen de mannen van Ploeg C een zware explosie. Acht minuten later staan ze in de vertrekhal om hulp te verlenen aan onschuldige passagiers, gedood of verwond door twee spijkerbommen van IS.
Een gaslek op het vliegveld?
De bewuste dag begint voor de brandweermannen van het Belgische Zaventem net als iedere andere dag. Om acht uur ’s ochtends lossen ze de nachtploeg af. Twee minuten later komt er een melding binnen. Een gaslek op het vliegveld. Tijdens de rit naar het vliegveld krijgt ploegoverste Emmanuel Foriers door dat het niet om een gaslek gaat maar om een terroristische aanslag. “Ik werd angstig. Je wilt altijd met 15 personen de wacht beginnen en het is ook altijd de bedoeling dat je met 15 mensen terugkomt”, zegt Foriers. Een van zijn manschappen is de energieke Cederic Leduc. Op het moment dat hij van zijn overste hoort dat het om een bomaanslag gaat schiet er van alles door zijn hoofd. “Je denkt aan je kinderen, aan je familie.”
Twee bommen en een geur van springstof
Als chauffeur Frankie Inze de brandweerwagen het luchthaventerrein op stuurt rennen honderden mensen in paniek de auto tegemoet. Ze vluchten zo snel mogelijk van de plek waar net daarvoor twee bommen tot ontploffing zijn gebracht door de terroristen. De schrik slaat Inze om het hart. Zijn dochter werkt op het vliegveld bij de incheckbalie. Als de mannen de auto uitstappen om de vertrekhal binnen te gaan, twijfelt Inze dan ook geen moment. Hij gaat zijn dochter zoeken. “Ik ben tussen de incheckbalies doorgelopen om te kijken of ik haar zag. Maar ik kon haar niet vinden.” Met Inze lopen ook collega Leduc en overste Foriers naar binnen. Foriers: “Er hing een geur van springstof, het rook enorm naar bloed zoals in slachthuizen en er was een geur van verbrand vlees en van verbrand haar.”
Er hing een geur van springstof, het rook enorm naar bloed zoals in slachthuizen en er was een geur van verbrand vlees en van verbrand haar
Een derde bom die nog af moest gaan
De mannen zijn professionals en storten zich op hun werk; het evacueren van gewonden. “Het eerst slachtoffer dat ik naar buiten heb gedragen was iemand van de luchtvaartpolitie. Zijn beide benen waren geamputeerd”, vertelt Leduc. Terwijl de mannen zo snel mogelijk de gewonden evacueren, moet overste Foriers de inschatting maken of het veilig genoeg is voor zijn mensen om hier te werken. Want wie zegt dat er niet nog een bom zou liggen die nog moest afgaan? “Dat konden we niet weten”. Foriers is ook bang dat er nog terroristen rondlopen met wapens. Hij stuurt daarom gewapende militairen mee aan de zijde van zijn manschappen. Achteraf blijkt dat de mannen enorm veel geluk hebben gehad. Zonder dat ze het zelf in de gaten hebben gehad zijn ze tientallen keren langs de derde bom gelopen die even later is afgegaan.
“Ik ben tussen de incheckbalies doorgelopen om te kijken of ik haar zag. Maar ik kon haar niet vinden.”
Na dood en verderf de draad weer oppakken
Inmiddels proberen de mannen van Ploeg C de draad weer op te pakken. 4 dagen na de aanslag gaan ze weer aan het werk. Ze zijn professionals, dus ze zijn weer klaar voor de volgende uitruk. Maar de aanslag gaat nog ieder moment door hun hoofd. Alsof ze het nog niet af kunnen sluiten. Vooral de gedachte dat er met opzet dood en verderf is gezaaid, kunnen deze mannen niet verkroppen. Ze zien dagelijks leed, maar dat is meestal als gevolg van een ongeluk. Dat is makkelijker te accepteren dan een terrorist die moedwillig zoveel mogelijk doden en gewonden wil. Het is dan ook niet voor niets dat nadat onze opnames klaar zijn, de mannen in een busje stappen. Ze gaan naar een psycholoog om juist hierover verder te praten.