Laat festivals zelf beslissen wat er op hun terrein geslikt en gesnoven wordt
- Artikel
- 08 mei 2024
- 6 minuten leestijd
Flink wat mensen slikken en snuiven erop los als ze naar een festival gaan, ondanks een zerotolerancebeleid op drugs. Misschien zou het drugsbeleid op festivals beter werken als we feestgangers een kans geven om erover mee te beslissen.
Tekst: Tom Kiel
Stel je voor: je staat op een festival met je vrienden heerlijk te dansen op de muziek van jullie favoriete artiest, en door de blije sfeer krijg je trek in iets wat alles een gouden randje geeft. Je loopt naar de drugswinkel op het festivalterrein, waar je een verpakking koopt met precies één dosis. De verkoper legt uit wat de risico’s zijn. En als het toch misgaat, dan kan je terecht bij de beveiliging, de EHBO en zelfs bij een speciale Psy Care voor mentale pijntjes.
Geloof het of niet, dit was tussen 2014 en 2019 de realiteit in recreatiepark De Groene Ster in Leeuwarden. Daar werd het psychedelische festival Psy-Fi gehouden: waarschijnlijk het enige festival ter wereld met een legale smartshop op het festivalterrein waar je bakjes met psychedelische drugs kon kopen.
Als je alleen ingrijpt als het uit de klauwen loopt, gaat het eigenlijk heel goed
Iedereen was blij met hoe het was geregeld: de bezoekers, de organisator,de drugsverkopers, en zelfs het gemeentebestuur. Toegegeven, er waren jarenlang slepende rechtszaken rondom het festival: omwonenden klaagden over zaken als geluidsoverlast, over parkeerdruk, en over het broedseizoen van beschermde vogelsoorten dat verstoord dreigde te worden. Maar al die klachten hadden dus niks met drugs te maken.
Wat Psy-Fi zo revolutionair maakte: medeoprichter Rob Durand is gewoon heel stellig in het serieus nemen van de wensen van festivalbezoekers. Veel bezoekers van psychedelische festivals zijn gewend om tripmiddelen te gebruiken. Het is belangrijk dat ze zich veilig voelen, en als je verder alleen ingrijpt als het uit de klauwen loopt “gaat het eigenlijk heel goed”, aldus Durand in een interview met Spuiten en Slikken.
Repressief beleid
Toch zijn veel festivals in Nederland formeel verplicht een zerotolerancebeleid te voeren. Gemeenten geven pas een vergunning als festivalorganisatoren beloven dat ze allerlei verregaande maatregelen nemen om drugsgebruik de kop in te drukken. Terwijl zulk repressief beleid maar weinig impact op de hoeveelheid drugsgebruik lijkt te hebben.
Een van de redenen waarom zerotolerancebeleid niet zo goed werkt is dat politici over drugsgebruikers besluiten hoe zij zich moeten gedragen, maar niet samen met hen. Daar hebben politici allerlei goede redenen voor: drugs zijn verslavend, je kunt er onwel van worden en als je onder invloed bent kun je niet meer helder nadenken. Daarom vinden veel politici dat je mensen tegen zichzelf in bescherming moet nemen.
Maar daarbij wegen beleidsmakers niet mee waarom mensen eigenlijk drugs gebruiken. Je kan bijvoorbeeld intens genieten van knuffelen met een wildvreemde, je urenlang kostelijk vermaken door naar gekleurde lichtjes te kijken, of een feest veel langer volhouden. Dat zijn vaak oprechte drijfveren, maar die worden door beleidsmakers niet serieus genomen. Festivalgangers krijgen daardoor het idee dat de regels niet goed aansluiten bij hun belevingswereld, en dat leidt ertoe dat ze die regels lang niet altijd gehoorzaam opvolgen.
Polycentricity
Het lokale drugsbeleid op Psy-Fi sluit aan bij een Nobelprijswinnend idee over hoe je collectieve problemen oplost: polycentricity. In 2009 kreeg politiek wetenschapper Elinor Ostrom als eerste vrouw ooit de Nobelprijs voor Economie uitgereikt voor haar idee dat je lokale communities het best zelf kan laten besluiten wat de regels zijn. Als er problemen ontstaan, bijvoorbeeld wanneer er een sterke prikkel is voor individuen om zich niet aan de regels te houden, dan zal de gemeenschap zelf de onderlinge afspraken aanpassen om collectieve problemen op te lossen.
Ostrom noemde dit idee ‘polycentricity’ omdat ze ervoor pleit om niet één centrale regering alle wetten te laten opleggen, maar in plaats daarvan een veelheid aan lokale bestuurskernen zelf te laten bepalen wat de regels zijn. Haar bestuursmodel werd eerst gebruikt om duurzaamheidsproblemen aan te pakken, maar is sinds de uitreiking van de Nobelprijs ook toegepast in allerlei andere sectoren, zoals gemeentebesturen en onderwijs. Een logische volgende stap zou zomaar kunnen zijn om polycentricity ook toe te passen op het drugsbeleid.
Problemen met zwart geld en rivaliserende drugsbendes vallen aan te pakken met drugsverkoop op festivals
Polycentricity draait namelijk om groepen mensen die zelf de kans krijgen om onderling regels op te stellen waarmee ze collectieve problemen aankaarten. En het drugsbeleid kampt met enorm veel collectieve problemen. De afgelopen jaren hebben we bijvoorbeeld een spiraal van crimineel geweld meegemaakt, waarbij meerdere vergismoorden zijn gepleegd. Woonwijken worden bedreigd door het afval van illegale drugsproductie, dat soms spontaan in brand vliegt. En ondernemers klagen dat hun economische sector gecorrumpeerd raakt door het witwassen van zwart drugsgeld.
Met name problemen rondom zwart geld en rivaliserende drugsbendes vallen aan te pakken met drugsverkoop op festivals. Drugs produceren is niet zo moeilijk: zoals we zagen in Breaking Bad kan een willekeurige drugsverslaafde schoolverlater een portie crystal meth tevoorschijn toveren in z’n keuken. Maar daar valt alleen geld mee te verdienen als er een markt is voor de drugs. Via festivals kun je de lokale markt op gecontroleerde manier verzadigen, zodat de vraag naar illegale drugs afneemt.
Wensen van drugsgebruikers
Daarvoor moeten de wensen van drugsgebruikers serieus genomen worden. Dat kan bijvoorbeeld door een lokaal festivalbestuur op te richten met daarin een panel van gebruikers, bonafide handelaren en gezondheidsexperts, dat samen met de organisatie bepaalt welke drugswetten gelden tijdens het festival. Zo’n panel hoeft geen ongelimiteerde vrijheid te hebben, er kunnen basisvoorwaarden worden gesteld – bijvoorbeeld dat er in de stad geen drugsoverlast ervaren mag worden, en dat er niet ineens veel meer gezondheidsincidenten mogen zijn.
De bedoeling is vervolgens om de regels goed af te stemmen op wat werkt binnen de subcultuur van festivalbezoekers. Want dat zal verschillen per drug, muziekstijl, leeftijdsgroep en locatie. Op reggaefestivals zal meer geblowd worden dan op hardstyle-evenementen, terwijl psytranceliefhebbers veel vaker psychedelica gebruiken. Die verschillende doelgroepen hebben verschillende wensen en belangen. Door festivalbezoekers een stem te geven in de besluitvorming, kan daarmee rekening worden gehouden. Na afloop van het festival kan er samen met de bezoekers geëvalueerd worden, om zo het beleid verder te verbeteren.
Aangezien festivals per definitie kort duren, zullen eventuele nadelen van zo’n experiment begrensd blijven. Daarmee zijn festivals de ideale broedplaats om te experimenteren met een democratischer drugsbeleid. Democratie betekent immers letterlijk het volk regeert. Misschien wordt het eens tijd om dat in de praktijk uit te proberen.
Illustratie in header: ©Maxim de Gilder