Na tien jaar “alles of niets” moest Kees (22) stoppen bij de voetbaljeugdopleiding. ‘De klap kwam later’
- Artikel
- 20 jun 2024
- 8 minuten leestijd
Spelers in de jeugdopleiding van een voetbalclub hebben maar één droom: in het stadion staan. Slechts 1 procent slaagt daarin. Hoe lastig het is om daarna de draad weer op te pakken, weet Kees van Lindert (22). ‘Ik heb moeite met het tempo van het dagelijks leven.’
Tekst: Tim van Boxtel
Beeld met dank aan Kees
Dit artikel is onderdeel van het KRO-NCRV dossier Druk! De mentale gezondheid van jongeren in ons land verslechtert. Studie, sociale media en de samenleving stellen steeds meer eisen. De druk op deze groep is groot. KRO-NCRV spreekt in dossier Druk! met jongeren en deskundigen. Ook willen we jongeren helpen door echt naar ze te luisteren. Hoe? Je ontdekt het met De Checkers tool.
“Mijn ritme als voetballer was heel monotoon. Het was naar school gaan, trainen en dan thuis vrij snel naar bed. Mijn vrienden waren mijn teamgenoten. Het was alles of niets. Dat paste goed bij mij”, zegt Kees van Lindert. Kees is 22 jaar oud, woont in Nijmegen en studeert Natuur- en Sterrenkunde. Tot vorig jaar speelde hij in de jeugdopleiding van een professionele voetbalclub. Hij droomde net als duizenden andere kinderen van volle stadions, van het winnende doelpunt in grote finales, van meedoen aan een Europees kampioenschap. Zijn hele leven stond jarenlang in het teken van die droom: hij verhuisde naar Eindhoven, ging naar een speciale school en was hele weekenden en vakanties op pad met de club.
Maar na tien jaar kreeg hij – zoals de overgrote meerderheid van alle talenten in voetbaljeugdopleidingen – de boodschap dat hij toch niet goed genoeg was. En dan? Hoe ga je dan verder, nadat je droom in duigen is gevallen?
Depressies
Marjorie Esajas verdiept zich als onderzoeker en gedragswetenschapper al 30 jaar in de sociaal-emotionele begeleiding van voetbalopleidingen. Daarnaast is ze moeder van oud-international Andwelé Slory en haar kleinkinderen spelen inmiddels in de jeugd van Feyenoord. “Ik heb weleens geroepen: 'Waarom gaan jullie niet op ballet?!' Ik vond het in het begin echt verschrikkelijk.”
Die negatieve reactie van Esajas komt voort uit de onderzoeken die ze deed naar spelers in jeugdopleidingen. Ze sprak met talloze afvallers, talenten die het niet redden. “Dat waren jongens die mentaal in de kreukels lagen, depressief waren. Er is zelfs een zelfmoord bekend.” Esajas vindt dat voetbalclubs jeugdspelers te veel zien als handelswaar. “Alles draait om de prestaties en daarbij vergeten ze de sociale en emotionele ontwikkeling van deze kinderen. Dat vind ik echt een kwalijke zaak. Ze snijden zichzelf ook in de vingers: iemand die goed in z’n vel zit, presteert namelijk ook beter.”
Blessures
Kees gold jarenlang als toptalent. Toen hij tien jaar oud was, werd hij benaderd door maar liefst vier profclubs – onder meer Feyenoord en PSV stonden op de stoep, maar hij koos voor de jeugdopleiding van ADO uit zijn woonplaats Den Haag. “Vier jaar later kwam PSV nog een keer. Nu ging ik wel. Ik verhuisde naar Eindhoven met mijn moeder, ze wilde niet dat ik in een gastgezin terecht zou komen. Mijn vader en zus bleven in Den Haag.”
Ook bij PSV ging het de eerste jaren erg goed. Kees mocht meedoen met het Nederlands elftal in zijn leeftijdscategorie. Tot hij twee keer achter elkaar zwaar geblesseerd raakte. “Dat betekende het einde bij PSV. Die boodschap brachten ze heel hard. Zo is de voetbalwereld.”
Hij kreeg bij NEC een tweede kans. “Maar in het tweede jaar scheurde ik weer mijn kruisband af. Toen was het voorbij. De trainer van NEC vertelde me dat in een fijn en menselijk gesprek.” Desalniettemin voelde Kees de klap van de gebroken droom. “De teleurstelling komt niet in één keer. Het echte besef komt later. Je ziet oud-ploeggenoten contracten tekenen en op televisie komen. Dat was slikken.” Van de club hoorde hij niks meer.
Esajas ziet verbeteringen ten opzichte van het verleden, maar de begeleiding is nog verre van optimaal. Dat geldt ook voor de slechtnieuwsgesprekken en nazorg, zegt ze. “Alle investeringen gaan naar die ene procent die het wel redt.” Ze vindt dat clubs drie gesprekken per jaar moeten instellen, waarbij de speler, trainer, een zorgcoördinator en ouder betrokken is. Nu hoort ze nog te vaak dat een speler alleen bij z’n trainer aanschuift. “Laat iedereen z’n zegje doen en laat de voorwaarden om door te gaan heel helder zijn. Die aanpak werkt in het onderwijs ook.”
Zo kun je de impact van de teleurstelling verkleinen, denkt Esajas. “Stel je eens voor dat jij hoort: ‘Je bent niet goed genoeg.’ En dit zijn kinderen hè. Kinderen die de druk van hun familie voelen. Vaak presteren ze op school ook onder hun kunnen, omdat alle focus is gericht op het voetbal.”
Een monnikenbestaan
Een jaar later blikt Kees terug op zijn leven in de voetballerij. Zijn conclusie: hij stond altijd onder hoogspanning door de prestatiedruk. “Iedere dag voerde je een strijd. Iedereen wil een basisplek veroveren. Je teamgenoten waren ook je concurrenten. Als jij geblesseerd raakte, was je concurrent blij: dan kon hij spelen.”
Die prestatiedruk activeerde hem ook, zegt Kees: het hielp hem om het allerbeste uit zichzelf te halen. Hij merkt nu dat het leven zonder allesomvattend doel hem zwaar valt. “Ik leefde als voetballer een monnikenbestaan. Ik was elke dag alleen maar met voetbal bezig. Ik had geen sociaal leven. Nu is dat totaal anders. En daar worstel ik mee.” Hij mist de volledige toewijding die een voetbalcarrière van hem vroeg. “Ik heb moeite met het tempo van het dagelijks leven. Je moet constant switchen van milieu. Dan ben ik met mijn studie bezig, dan weer met vrienden die daar niks mee te maken hebben, dan weer met andere dingen die ik leuk vind om te doen. Ook voetbal ik nog op amateurniveau. Je bent nergens de hele dag voor 100 procent mee bezig. Mensen zeggen dat ik heel veel mee kan nemen uit mijn voetbaltijd. Persoonlijk merk ik dat niet zo. Ik heb juist heel veel moeite, waar anderen het leven erg goed voor elkaar hebben."
Toch denkt Kees dat hij nu gelukkiger is. “Ik probeer interessante dingen uit en ontmoet boeiende mensen. Ik leef zonder prestatiedruk en word niet meer iedere dag geëvalueerd. Dat is stiekem toch ook wel fijn.”
‘Je merkt daarna pas hoeveel je hebt gemist’
Voor dit artikel spraken we met vijf jongens die afvielen uit de jeugdopleidingen van Ajax, FC Twente, NEC en Vitesse. Zij noemen de voetballerij een harde wereld. Veel opleidingen boden wel psychische hulp aan, maar daar moesten de jeugdspelers zelf naar vragen. En dat voelde als een drempel, aangezien het mentale aspect een rol speelde in hun beoordeling. De slechtnieuwsgesprekken waren volgens hen ook hard, maar ze vonden die duidelijkheid wel fijn. Nazorg kregen ze niet. Veel afgevallen spelers vonden het lastig om het nieuws aan anderen te vertellen. Dat voelde als falen. Daarnaast was het, net als bij Kees van Lindert, wennen om hun leven opnieuw in te delen. Dat merkte ook Alen Karahasanovic, die tien seizoenen in de jeugd van Ajax speelde. "Je leeft een afgesloten leven. Je gaat uiteindelijk bij Ajax zelfs naar een middelbare school op het trainingscomplex. De club nam school serieus, maar de meeste spelers deden dat niet. Je droomde alleen maar van spelen in de ArenA. Als je er dan uitstapt, merk je pas hoeveel je hebt gemist. Je sociale leven, met familie op vakantie gaan, vrienden maken op school: dat kon allemaal niet.”
‘Het eerste gesprek moet het moeilijkst zijn’
Kees van Lindert speelde in het laatste hoofdstuk van zijn jeugdvoetbalcarrière bij NEC. Een woordvoerder vertelt dat de trainers van de Nijmeegse voetbalopleiding twee officiële ontwikkelgesprekken en twee optionele gesprekken met spelers uit hun team voeren per jaar. Bij die gesprekken zijn altijd twee trainers aanwezig. Zij gebruiken een vast formulier, waarin spelers per onderdeel horen hoe het gaat. "In december zijn wij bij het eerste officiële gesprek al heel duidelijk. Dat moet het moeilijkste gesprek zijn met de spelers over wie we twijfelen, zodat je in mei het nieuws alleen nog hoeft te bevestigen. We betrekken hun ouders altijd bij deze momenten, totdat spelers meerderjarig zijn: dan mogen zij dat zelf bepalen. We vinden het belangrijk dat ouders hun kind goed opvangen. Zij krijgen ook de optie om het slechte nieuws zelf mede te delen", vertelt de woordvoerder, die ook jeugdtrainer is. “Overigens gaat het in de meeste lichtingen maar om een paar jongens die afvallen.” Als NEC afscheid neemt van een speler, zoekt de club indien gewenst mee naar een plek in een andere voetbalopleiding. Voor nazorg is geen vast protocol, maar in de praktijk houden de meeste trainers contact met hun oude pupillen. De nationale voetbalbond KNVB vertelt desgevraagd dat zij zich niet bemoeien met het beleid van voetbalclubs op het gebied van jeugdopleidingen, aangezien het individuele organisaties zijn met hun eigen bedrijfsvoering.
Denk je aan zelfdoding? Praten helpt. Ga naar 113.nl of bel 0800-0113.