Ik maakte een week lang praatjes met onbekenden. 'Zie elk gesprek als een kans'
- Artikel
- 01 jul 2024
- 9 minuten leestijd
Van de supermarkt tot de trein: steeds meer openbare ruimtes zijn ingericht op efficiëntie in plaats van contact. Journalist Lizzy van Hees vraagt zich af: zijn we verleerd om een gesprek met een onbekende aan te knopen? En wat gebeurt er als je die gesprekken juist wél opzoekt?
De laatste jaren wordt er steeds vaker gesproken over een eenzaamheidsepidemie. Psychiater Dirk de Wachter noemde eenzaamheid zelfs ‘de grootste kwaal van onze hedendaagse steden’. En hoewel digitalisering en sociale media het in theorie makkelijker maken om contact te houden met mensen om ons heen, bereiken ze eerder het tegenovergestelde.
De oplossing lijkt zo simpel: waarom maken we niet gewoon vaker een praatje? Onderzoek laat zien dat praten met een vreemde goed is voor je gezondheid. Tieners krijgen er meer zelfvertrouwen van, het maakt mensen gelukkiger en creatiever. Kleine contactmomenten met relatief vreemde mensen verminderen eenzame gevoelens direct, doordat die kleine sociale interacties bijdragen aan een gevoel van verbinding. Dus waarom doen we dat niet vaker? Wat zou er gebeuren als je een week lang zo veel mogelijk kleine gesprekjes begint met onbekenden? Ik besluit het uit te proberen.
Een kans in plaats van een moetje
Nou weet ik uit eigen ervaring dat ‘even een praatje maken’ niet zo simpel is als het lijkt. Ik heb me, moe van datingapps, ooit aangemeld voor een avond speeddaten. Twintig onbekende single mannen, twintig gesprekken van vijf minuten, en daartussen steeds een bel die waarschuwt voor een volgende ronde. “Ik ben Lizzy, ik woon in Amsterdam, ik werk in de media, ik hou van spaghetti…” In een paar minuten kom je niet verder dan een paar oppervlakkigheden. Na drie rondes was ik het al zat, aan het eind van de avond keerde ik volledig uitgeluld – en zonder match – terug naar huis. Een gesprek voeren met een onbekende, hoe krijg je daar een beetje lol in?
Voor advies ga ik naar onderzoeker en ‘gespreksexpert’ Georgie Nightingall, die haar inzichten over praten met onbekenden deelt met Vox. Bij kleine praatjes met vreemden gaan we er volgens haar te snel vanuit dat het niet meer is dan een beetje klets, terwijl ieder eerste gesprek met iemand potentieel kan leiden tot een nieuwe vriendschap, toekomstige collega of grote liefde. Door die kleine of eerste gesprekken met een ander niet serieus te nemen, slaan we ze direct plat tot oppervlakkig en niet de moeite waard.
Mijn eerste kans om de tips van Nightingall in de praktijk te brengen doet zich voor op een verjaardag. Iemand stelt zich aan me voor. Ik betrap mezelf erop dat mijn gedachten er niet bij zijn, want ik ben meteen haar naam vergeten. Ik denk aan Nightingalls advies: zie ieder gesprek bewust als een kans. ‘Mag ik nog een keer je naam vragen?’, zeg ik, licht gegeneerd. Vanaf dat moment richt ik mijn volledige aandacht op het gesprek. Ik denk na over wat ik van haar wil weten.
En het werkt. Het gesprek voelt als een ontmoeting in plaats van een beleefdheid, en mijn avond wordt een stuk leuker. Mijn gesprekspartner lijkt mijn oprechte interesse ook op te merken, dus ze vertelt me enthousiast over een evenement dat ze gaat organiseren deze zomer. Ik zet het meteen in mijn agenda.
Ongemak is goed
Nou is een gesprek op een verjaardag natuurlijk nog niet de grootste uitdaging. Op zo’n avond, of tijdens een netwerkborrel of in de kroeg, weet ik wat de sociale verwachtingen zijn. Zo kan ik rustig een hele avond met nieuwe mensen of vage kennissen babbelen. Maar hoe voer je zo’n gesprek op een openbare plek waar mensen bij elkaar zijn zonder het expliciete doel om tijd in elkaars gezelschap door te brengen? Hoe vind je gezelligheid in de trein, op straat of in een wachtkamer? Bestaat daar ook een sociale code voor, of zijn we die met z’n allen verleerd?
Volgens kunstenaar en schrijver Andy Field is de wereld nu zo efficiënt ingericht dat er bijna geen ruimte meer is voor onverwachte gebeurtenissen of ongemak: we rekenen af bij een zelfscankassa, we vinden dates in een app, we kunnen hele treinreizen lang ieder oogcontact vermijden door naar ons telefoonschermpje te kijken. Maar dat ongemak juist goed voor ons, denkt Field. Of het nou een onwennig gesprek met een vreemde is of juist de stilte die er dan valt – pas als je het ongemak omarmt, lukt het om onderlinge verschillen te overbruggen en om als mensen dichter bij elkaar te komen.
Ik probeer het in de tram, waar ik tegenover een echtpaar zit dat geen Nederlands of Engels spreekt, maar zich duidelijk zorgen maakt of ze wel in de goede tram zijn gestapt. Dat zijn ze, probeer ik vriendelijk lachend en wijzend duidelijk te maken. Ook al verstaan ze geen woord van wat ik zeg, lijkt het alsof ze me enigszins begrijpen. En in ieder geval mijn poging waarderen. Als je op een onbekende plek bent en de taal niet spreekt, is alle hulp – hoe gebrekkig ook – welkom. Ik weet niet of het helemaal telt als een praatje, maar het bezorgt me wel een prettig gevoel. Ik heb iemand kunnen helpen, het voelde zo klunzig dat ik er zelf om moest lachen, en stiekem hoop ik ook dat ik ze een positieve indruk van Amsterdammers heb gegeven.
Een grotere uitdaging komt een dag later. Als ik ’s ochtends in mijn eentje in een café zit te werken, probeer ik een gesprekje aan te knopen met de barista. Het verloopt een beetje stroef. Ik ben aan het uitweiden over de kwaliteit van suikerbrood en cinnamon buns, en hoe die nogal uiteen kan lopen. Maar mijn enthousiasme lijkt niet genoeg om haar te boeien. Ik zou zelf nog uren over eten kunnen praten en zeker over zoetigheid, maar hier heb ik niet ’t goede publiek. ‘Wat is jouw favoriete bakker?’, probeer ik nog, maar tevergeefs. Krekels.
Het is belangrijk om het juiste onderwerp te kiezen als je een geslaagd praatje wil maken, lees ik in het boek dat Adam Smiley Powolsky schreef over menselijke connectie. Afgezaagde onderwerpen als het weer of het verkeer kan je beter vermijden, maar ook vragen als ‘hoe gaat het?’ of ‘wat voor werk doe je?’ blijken dooddoeners. Volgens Powolsky zijn deze vragen zo standaard, dat de kans groot is dat iemand antwoord geeft op de automatische piloot. ‘Hoe gaat het?’ – ‘Goed’. Gesprek afgelopen. Het werkt beter om iemand te vragen over interesses – en als je nog niet weet wat iemand bezighoudt, kan je vragen naar iets waar je zelf geïnteresseerd in bent. Vraag bijvoorbeeld of iemand ook graag naar Bridgerton kijkt. Als het antwoord ja is, kan je daarop voortborduren. Wat vind je van het nieuwe seizoen? Heb je de spin-off gezien? De boeken gelezen?
Op een gegeven moment valt me op dat de barista een tatoeage van een kleine gameboy op haar arm heeft. ‘Wat een leuke tattoo’, zeg ik. En door dat compliment verandert er meteen iets in haar houding. Ik weet werkelijk niets van gameboys of spelletjes, maar iets opmerken aan iemands uiterlijk of kleding kan een goede gespreksopener zijn. Uiteindelijk gaat het er kennelijk niet eens om of je allebei fan bent van dezelfde gameboy, ook als dat niet zo is, zul je eerder verbinding voelen door te praten over iets wat in ieder geval één van jullie beide bezighoudt dan door open deuren in te trappen.
Een praatje in de lift
Door mijn voornemen om een week lang gesprekken aan te knopen met onbekenden, ontdek ik vooral dat ik de kleine conversaties op de meest voor de hand liggende plekken vaak uit de weg ga. In het appartementencomplex waar ik woon, zeggen de voor mij vaak onbekende buren en ik elkaar nog net gedag in de lift. En ook al doe ik al drie jaar vrijwel dagelijks boodschappen bij dezelfde supermarkt, geven de vaste werknemers weinig tot geen blijk van herkenning wanneer ik weer naar binnen loop. Op de een of andere manier is de drempel om daar een praatje te maken het hoogst – terwijl er ook het meest te winnen valt.
Tegen het eind van mijn experiment krijg ik zo toch nog resultaat: doordat ik een van mijn buurvrouwen aanspreek in de lift, durft zij me te vragen om een middag op haar hond te passen. Ik ben dol op honden, dus dat doe ik met plezier. Het is een perfect voorbeeld van hoe een eerste gesprekje de drempel tot verder contact verlaagd. En in dit geval leidt het tot een win-winsituatie: mijn buurvrouw heeft een hondenoppas, ik kan een middag doorbrengen met een lieve hond en ik voel me een klein beetje meer verbonden met gebouw waarin ik woon.
Na een week lang praatjes maken ben ik eigenlijk heel enthousiast. Het kost wat moeite om de onzichtbare drempel van sociale ongemakkelijkheid over te stappen, maar het gevoel dat daar tegenover staat is heel erg fijn. Omdat ik weinig van deze interacties verwacht komt de positieve impact op mijn humeur als een verrassing. Maar het zorgt er ook voor dat ik meer verbinding voel met mijn directe omgeving. Ik hoor niet alleen bij mijn familie, vriendenkring en collega’s, maar ben net zo goed een onderdeel van het leven in mijn buurt of de vakantie-ervaring van twee toeristen. Uiteindelijk is een niet-begrijpende blik van een barista het ergste dat me in die hele week is overkomen – en dat heb ik er graag voor over.