Binnen halfuur van warm bed naar schreeuwende mensen en politie: psycholoog Maarten (24) werkt bij het crisisteam
- Artikel
- 18 dec 2023
- 7 minuten leestijd
Van slaapkamers tot cellen en asielzoekerscentra: psycholoog Maarten kan elk moment worden opgeroepen om jongeren bij te staan in crisissituaties. “Wat ik persoonlijk lastig vind is dat je altijd aan moet staan.”
Op de keukentafel ligt een telefoon die elk moment een einde kan maken aan het gesprek. Maarten Wilmering (24)zit de hele dag in deze kleine studio met opvallend veel kamerplanten te wachten tot hij – misschien – wordt gebeld. Het is altijd slecht nieuws.
Maarten is een basispsycholoog bij het Mobiel Crisisteam Jeugd (MCT), dat hulp biedt aan jongeren en kinderen in noodsituaties. Medewerkers van de politie bellen hem bij mogelijke suïcide-gevallen of psychoses. Dat gebeurt steeds vaker: het is sinds de coronapandemie slecht gesteld met de mentale gezondheid van jongeren. Volgens het recente rapport van het Trimbos-instituut ‘Jong na corona’ is bijvoorbeeld het percentage meisjes met grote mentale problemen meer dan verdubbeld: van 15 naar 31 procent. Het is maar een van de vele zorgwekkende cijfers uit de publicatie.
Het MCT bevindt zich aan de frontlinies van deze mentale pandemie. Het is stressvol werk, vaak juist omdat er dagenlang niets gebeurt, maar Maarten wel altijd paraat moet staan. Ook tijdens interviews, dus. Af en toe schieten zijn ogen naar het glanzende apparaat op de hoek van de tafel.
Maarten, hoe ziet een werkdag eruit bij jou?
Maarten: “Tijdens het wachten doe ik veel huishoudelijke dingen: mailtjes beantwoorden, bed opmaken. Maar die telefoon moet ik altijd bij me hebben, ook als ik ga douchen of poepen ofzo. Dan sta ik soms met een handdoek om mijn middel aantekeningen te maken bij een psychisch noodgeval. Vervolgens rijd ik met de auto naar de locatie van de client. Ondertussen bel ik onze contactpersonen voor meer informatie, zodat ik zo voorbereid mogelijk aankom.”
“Vroeger ging ik tijdens mijn dienst nog wel eens bij vrienden eten, maar dat was toch te lastig. Iemand had een keer uitgebreid spaghetti voor me gemaakt en juist op het moment dat hij de pan neerzette, ging de telefoon. Nu zorg ik dat ik altijd een maaltijdsalade van de Albert Heijn bij me heb. Dat is wel zo handig.”
Wat motiveerde jou om dit werk te gaan doen?
“Ik begon met de studie psychologie omdat ik niet wist wat ik wilde doen. Als het klote is neem ik wel een tussenjaar, dacht ik. Maar hoe meer ik leerde, hoe interessanter ik het vond. Werken met kinderen is echt fascinerend. Ze kennen hun eigen situatie heel goed en weten vaak zelf de beste oplossing voor hun problemen. Ik hoef alleen maar wat handvaten aan te geven.”
“Veel mensen stoppen met dit werk omdat het te intens is. Je kan midden in de nacht wakker worden gebeld"
“Na mijn studie ben ik begonnen bij organisaties als de Kindertelefoon. Dat was onwijs leuk, maar ik dacht wel: ik zit veel te praten in een kantoor. Ik vond het veel interessanter om op huisbezoek te gaan. Dan zag ik bijvoorbeeld een PlayStation in de slaapkamer staan, waardoor ik eerst met zo’n jongetje over FIFA kon praten voordat ik de diepte indook. Dat kan niet aan de telefoon. Zo kwam ik terecht bij het MCT. Ik wilde stiekem ook gewoon wat meer actie.”
Wat tref jij dan aan bij die noodsituaties?
“Dat is precies de vraag die ik aan mijn leidinggevende stelde op mijn eerste werkdag. Ik kreeg dit onwijs frustrerende antwoord: elke casus is zo anders dat je er bijna niets over kan zeggen. Ik maak de gekste dingen mee. Ik heb weleens bij een jongen gezeten die dacht dat er olifanten langs zijn raam vlogen waar hij achteraan moest gaan om ze te kunnen redden. Hij is uiteindelijk opgenomen.”
“Die telefoon moet ik altijd bij me hebben, ook als ik ga douchen of poepen ofzo"
“Een van de heftigste dingen die ik ooit heb gedaan was een baby weghalen bij zijn ouders. De rechter had geoordeeld dat het niet veilig genoeg was voor het kind. Dat is redelijk zeldzaam, maar het komt helaas soms voor. Het is bizar om iemand anders zijn baby in de auto te hebben. Ik heb zelfs op mijn rijexamen niet zo voorzichtig gereden; ik had één hand op het stuur en één hand op het zitje. Om de drie seconden keek ik in de achteruitkijkspiegel, en ik reed dertig kilometer per uur op een weg waar ik vijftig mocht.”
Is dit werk niet heel heftig als je nog maar net bent afgestudeerd?
“Ja, eigenlijk wel. Ik ben de jongste psycholoog die het crisisteam ooit heeft aangenomen. Zij waren daar eerst ook wel huiverig voor en gaven me een contract voor een halfjaar om te kijken of ik het zou kunnen. Veel mensen stoppen met dit werk omdat het te intens is. Je kan midden in de nacht wakker worden gebeld. Binnen een halfuur ga je van een warm bed naar een crisissituatie met schreeuwende mensen en politieagenten. Daar moet je wel tegen kunnen.”
“Ik heb weleens bij een jongen gezeten die dacht dat er olifanten langs zijn raam vlogen waar hij achteraan moest om ze te kunnen redden. Hij is uiteindelijk opgenomen”
“Wat ik persoonlijk lastig vind is dat je altijd aan moet staan. Ik heb de hele dag die telefoon in mijn hoofd. Die mindset heeft een groot effect op mijn leven. Als ik dienst heb, ben ik vaak kortaf en geïrriteerd naar anderen. Ook heb ik inmiddels echt een hekel aan die standaard ringtone van Samsung. Als ik die toevallig hoor in de supermarkt, dan gaan mijn nekharen overeind staan.”
Volgens het Trimbos-instituut is er een toename in het percentage jongeren dat mentale problemen ervaart. Een grote factor is prestatiedruk op school. Merken jullie bij de crisisdienst daar iets van?
“Jazeker, in de tentamenperiode is het bij ons een stuk drukker; dan vragen kinderen zich af of ze wel overgaan aan het einde van het jaar. In de zomervakantie is het vervolgens weer rustiger, omdat ze die stressfactor dan even niet hebben.”
“Verder merk je dat de jeugdzorg overvol zit. Dat maakt ons werk lastig. Wij kunnen er binnen een uur zijn, maar de ggz-wachtrijen blijven lang. In noodsituaties kunnen wij veel doen voor jongeren op de korte termijn, maar voor de lange termijn moeten we ze overdragen aan een ander instituut, waar ze dan acht maanden op een lijst komen te staan. Dat is echt pijnlijk.”
“De jeugdzorg zit overvol. Dat maakt ons werk lastig. Wij kunnen er binnen een uur zijn, maar de ggz-wachtrijen blijven lang"
“We hebben het overigens welveel over de negatieve aspecten, maar het blijft fantastisch werk. Je hebt nooit een saaie dag. Je komt op plekken waar je anders nooit zou komen. Van slaapkamers tot cellen en asielzoekerscentra. Ook hebben we een enorm goed team en delen we veel informatie met andere organisaties zoals Veilig Thuis. Er is een onuitgesproken band tussen mensen die dit werk doen. Je ziet veel heftige dingen, maar kan dat altijd met je collega’s bespreken.”
De telefoon ligt nog steeds klaar. Ernaast ligt een zwart notitieboekje, waar Maarten zo snel mogelijk het nummer, adres en BSN van de hulpbehoevende jongere in kan noteren. De huidige pagina van vandaag is nog onbeschreven.
Hij is vandaag nog niet afgegaan.
“Nee, inderdaad.”
Had je dat verwacht?
“Ik ben een beetje opgehouden met dingen verwachten bij dit werk.”