Zeven redenen om te zoeken naar een nieuwe therapeut
- Artikel
- 30 maa 2023
- 10 minuten leestijd
Onderzoek laat zien: niet het soort therapie, maar de persoon van wie je therapie kríjgt bepaalt het succes van een behandeltraject. Met deze gids weet je of het tijd wordt voor een nieuwe therapeut.
Ze zijn inmiddels bijna net zo Nederlands als onze Deltawerken en
brievenbusfirma’s: de wachttijden in de GGZ. Ondanks eindeloos politiek gesteggel,
aangekondigde beleidswijzigingen en een veelbelovende
publiekscampagne van het ministerie
van VWS, blijft de wachttijd voor een therapietraject onverminderd lang.
Volgens de laatste gegevens van de Nederlandse
Zorgautoriteit is de gemiddelde wachttijd voor gerichte behandelingen van onder
meer depressie, angst en trauma zelfs toegenomen tot (soms ruim) boven de
zogeheten treeknorm van veertien weken.
Ben je eenmaal ‘binnen’, dan zal je wellicht
blij zijn dat je wachten eindelijk is beloond. Of je hebt het in de tussentijd
over een andere boeg gegooid en hebt hulp weten te vinden buiten de reguliere
GGZ. Hoe het ook zij: wie professionele psychische hulp vindt in Nederland, zal
eerder in zijn handjes knijpen dan alweer durven te denken aan een nieuwe
therapeut.
En toch is dat laatste in sommige gevallen wel degelijk een goed idee. Onderzoek na onderzoek laat namelijk zien dat het succes van een
therapietraject voor een groot deel afhangt van de match met je behandelaar.
Nou is zo’n klik natuurlijk heel persoonlijk: terwijl therapeut X voor de één
een match made in heaven is, blijft een therapeutische vonk bij de ander
uit. Maar in sommige situaties zouden de alarmbellen bij iedereen moeten afgaan
- en wordt het mogelijk tijd om afscheid te nemen.
Je therapeut voldoet niet aan de basisvoorwaarden
Kom je nog maar net kijken in de wondere wereld van therapie, dan zou
het goed kunnen dat je in de war raakt van de vele titels die een behandelaar
kan dragen. Lifecoach, basispsycholoog, GZ-psycholoog, klinisch psycholoog,
psychotherapeut: het klinkt misschien als één pot nat, maar dat is het zeker
niet. Want zo’n titel geeft een behandelaar belangrijke verantwoordelijkheden
of juist beperkingen.
Zo moeten GZ-psychologen (ook wel ‘gezondheidspsychologen’ genoemd), verpleegkundig specialisten, klinisch
psychologen, psychotherapeuten en psychiaters een zogeheten BIG-registratie
hebben. Die registratie garandeert dat de psych in kwestie de benodigde
opleidingen heeft gevolgd. Alleen met deze erkende titels mag iemand een
diagnose stellen en een behandelplan maken. Hier vind je een volledig
overzicht van alle titels en bijbehorende bevoegdheden. En hier
kun je zorgverleners opzoeken in het landelijke BIG-register.
Daarnaast moeten therapeuten die cliënten behandelen voor een psychische stoornis voldoen aan het landelijke kwaliteitsstatuut voor de GGZ. Onderdeel daarvan is dat er een klachtenregeling moet zijn voor cliënten en dat de behandelaar of organisatie is aangesloten bij een onafhankelijke geschillencommissie.
Dus: vertelt een lifecoach je dat je ADHD hebt en hij je van je klachten kan
afhelpen? Of blijkt je psychotherapeut helemaal geen BIG-registratie te hebben?
Zoek snel verder.
"Die transparantie zorgt voor een gevoel van vertrouwen en gelijkwaardigheid: belangrijke factoren om een therapie te laten slagen"
2. Je weet niet wat je van je therapie kunt verwachten
Volgens Lidewy Hendriks, als GZ-psycholoog verbonden aan MIND Korrelatie, is het belangrijk dat een
therapeut al in het eerste gesprek duidelijk maakt wat hij of zij je kan
bieden. Hendriks: “Iedere professional heeft zijn eigen stijl, behandelmethoden
en manier van communiceren. Het is goed als een therapeut daar transparant over
is, zodat je als cliënt kan aanvoelen of diegene bij je past. Die transparantie
zorgt ook voor een gevoel van vertrouwen en gelijkwaardigheid: allemaal
belangrijke factoren om een therapie te laten slagen.”
Is het je niet duidelijk welke behandelmethoden een therapeut toepast, hoe een
eventuele diagnose is gesteld, hoe vaak je elkaar kan zien en of iemand ook
buiten een sessie te bereiken is? Vraag er dan naar. Blijft het vaag of klinkt
het als een grote mismatch? Dan zit je waarschijnlijk niet op de juiste
plek.
3. Je therapeut luistert niet naar feedback
Zit je eenmaal wat verder in je therapietraject, dan is het heel normaal
dat je (afhankelijk van de toegepaste methode) wordt geconfronteerd met oud
zeer, verdriet, boosheid, angsten en onzekerheden. Zeker bij bepaalde vormen
van psychotherapie kan er in dat proces frictie ontstaan tussen jou en de
behandelaar, zegt hoogleraar psychiatrie Jim van Os.
Van Os: “Sommige therapeuten kiezen ervoor om je te prikkelen en een spiegel
voor te houden, misschien worden er dingen gezegd die je niet leuk vindt om te
horen.” Het is niet erg als je daardoor weerstand of irritatie voelt richting
een therapeut, vindt de hoogleraar. “Maar je moet het wel kunnen uitspreken en
er samen op kunnen reflecteren.”
Het belang van feedback en reflectie wordt ook door Lidewy Hendriks
onderstreept. “Blijf er niet mee zitten als je je na een sessie in de war, boos
of verkeerd begrepen voelt. Het is heel gebruikelijk om bij een eerstvolgende
sessie eerst stil te staan bij hoe een laatste gesprek is gevallen, bij de
impact die het op je heeft gehad. En de therapie daar zo nodig op aan te
passen.”
Gaat een therapeut gewoon door waar hij was gebleven nadat je bijvoorbeeld
uitspreekt dat je een sessie als onveilig hebt ervaren of dat je niet weet hoe
je al die omhooggekomen emoties moet hanteren, dan is dat geen goed teken. “Het
is belangrijk dat een therapeut je feedback serieus neemt”, zegt Hendriks. “En
dat het gevoel van veiligheid en vertrouwen eerst wordt hersteld als het een
deuk heeft opgelopen.”
Volgens hoogleraar Van Os moet een therapietraject er altijd op gericht zijn om je zelfredzaamheid te vergroten
4. Je wordt te afhankelijk gemaakt of geïsoleerd van je omgeving
Zeker wanneer je last hebt van eenzaamheid, kan het zo zijn dat je therapeut
voor je gevoel de enige persoon is op wie je kan bouwen. Een zekere mate van
afhankelijkheid is dan onoverkomelijk, maar volgens hoogleraar Van Os moet een
therapietraject er altijd op gericht zijn om je zelfredzaamheid te vergroten. “Heb je
weinig sociale contacten, dan zal een goede therapeut je verleiden om die op te
doen en samen met je willen nadenken over waar je die kunt vinden.”
Geeft je therapeut je het gevoel dat hij of zij de enige persoon op aarde is die je kan helpen, dat er niemand anders is die je ooit zal begrijpen of probeert hij of zij je zonder reden weg te houden bij familie of vrienden (denk aan een toxische relatie, gewelddadig persoon of kliniekopname)? Absoluut een rode vlag.
En of er nou sprake is van zo’n rode vlag of niet, volgens prof. dr. Van Os is
het voor veel cliënten sowieso een goed idee om een overstap van individuele
therapie naar groepstherapie te overwegen. “Aan groepstherapie kleven allerlei
voordelen. Je leert je kwetsbaar op te stellen naar anderen, leert van elkaars
ervaringen en merkt dat je niet alleen bent. Het maakt de therapeut als persoon
wat minder belangrijk en zo wordt ook de afhankelijkheid kleiner.”
5. Je therapeut stort zijn of haar hart uit bij jou, in plaats van andersom
Het delen van eigen emoties en levenservaringen kán voor een therapeut een manier zijn om een cliënt te helpen, zegt psycholoog Hendriks. “Maar het moet wel functioneel zijn. Bijvoorbeeld om je een gevoel van begrip en erkenning te geven, of om even te laten zien dat je als therapeut ook maar een mens van vlees en bloed bent.”
Wat natuurlijk níet de bedoeling is, is dat de rollen worden omgedraaid en jij
als cliënt steun biedt aan je therapeut. “Als je als behandelaar door een
moeilijke periode gaat of als het verhaal van een cliënt veel herinneringen of
emoties oproept, dan kun je dat kwijt tijdens intervisie met collega’s”,
vertelt prof. dr. Van Os. “Af en toe je eigen kwetsbaarheden tonen kan geen
kwaad, maar een cliënt mag zich er niet door bezwaard of belast voelen.”
"Zeker bij de meer persoonsgerichte vormen van psychotherapie is verliefdheid een bekend verschijnsel"
6. Romantische gevoelens zitten de therapie in de weg
Je hebt lang gewerkt aan een vertrouwensband met je behandelaar, voelt je veilig, kunt álles delen en bedenkt je dan: help, ik ben verliefd! Geen zorgen: je bent niet de eerste die romantische gevoelens ontwikkelt voor zijn of haar therapeut. “Zeker bij de meer persoonsgerichte vormen van psychotherapie is het een bekend verschijnsel”, zegt psycholoog Hendriks.
Gelukkig hoeft dat nog niet het einde te betekenen van een therapietraject. Hendriks: “Wel is het belangrijk dat je ook die gevoelens op tafel legt en met je therapeut gaat analyseren waar ze vandaan komen. Zo kan het zijn dat je bij hem of haar iets vindt wat je in je dagelijks leven mist, zoals iemand die naar je luistert, je begrijpt of je zelfvertrouwen geeft.” Brengen je romantische gevoelens je zo uit balans dat je je niet meer kunt focussen of niet verder komt in je traject, dan is het verstandig om op zoek te gaan naar een vervanger.
Het wordt overigens een ander verhaal als het je therapeut is die romantische of seksuele gevoelens uit richting jou. “Dat is foute boel”, zegt de psycholoog. “Als die gevoelens bij een therapeut opspelen, moet dat in intervisie met collega’s worden besproken en niet met de cliënt. Het mag de onderlinge band nooit in de weg zitten.” Vertelt een behandelaar dat hij of zij gevoelens voor je heeft en wordt er vervolgens geen plan bedacht om je traject elders voort te zetten? Dan is dat een vorm van grensoverschrijding.
En dat brengt ons bij het laatste punt.
7. Er is sprake van grensoverschrijdend gedrag
Seksueel getinte opmerkingen, mailtjes of appjes, aanranding,
verkrachting, verbale of fysieke agressie, intimidatie en uitingen van
misogynie, discriminatie of racisme: het zijn allemaal vormen van
grensoverschrijdend gedrag en géén onderdeel van een normaal therapietraject.
Ook niet als een therapeut meent dat het bij het proces hoort. Maak je zoiets
mee, meld het dan bij de organisatie of instelling waar je therapeut aan
verbonden is, dien een klacht in bij het Landelijk
Meldpunt Zorg en/of laat je
informeren via het Nationale
Zorgnummer.
Maar hoe zit het dan met een bemoedigend schouderklopje of een therapeut die
een hand op je arm legt als je in tranen voor hem zit? “Als therapeut kom je al
gauw in een lastig, grijs gebied”, erkent Lidewy Hendriks. “Daarom leert een
therapeut terughoudend te zijn in het maken van fysiek contact, juist om verwarring
over de intentie te voorkomen. Raakt een therapeut je aan en vind je dat als
cliënt niet prettig, zeg het dan. In zo’n kwetsbare situatie is consent des te
belangrijker.”
Beeld in header: © Tijmen Snelderwaard