'Ik ben een stropdasdakloze, hulpeloos op straat na een carrière als piloot'
- Het verhaal van
- 29 maa 2018
- 7 minuten leestijd
Marco Bruigom (61) is een gezonde man die zijn leven lang altijd werk had, als piloot of projectleider in de bouw. Toch leeft hij nu in de daklozenopvang tussen de verslaafden en daklozen die ernstig in de war zijn. Er komen steeds meer daklozen zoals Marco, nu al zijn het er zo’n tienduizend.
“Ik ben wat je noemt ‘een stropdasdakloze’: iemand die geen psychische of verslavingsproblemen heeft, maar wel op straat is beland. Ik heb altijd een huis en een goede baan gehad. Als projectleider in de bouw werkte ik vaak wel 80 uur in de week en verdiende 15 duizend euro in de maand. En ik was jarenlang piloot in Australië. Daar haalde ik mijn vliegbrevet waarmee ik als captain en copiloot kleine tweemotorige vliegtuigen mag vliegen, met zo’n twintig passagiers aan boord.”
“Nu leef ik van een tientje zakgeld in de week. Jarenlang woonde ik op de bank bij vrienden, in een tentje op de camping totdat ik in 2015 echt letterlijk in het weiland stond. Dakloos. Ik wil vertellen hoe dit kon gebeuren, omdat het iedereen kan overkomen. Voor zogenaamd zelfredzame mensen als ik bestaat namelijk nauwelijks goede opvang.”
Ik wist niet dat je zo snel kon afglijden
“Ik ging de mist in toen ik als zzp’er werkte. Als bouwbegeleider kreeg ik problemen met buitenlandse opdrachtgevers over mijn uitbetaling. Het was een combinatie van pech en eigen fouten. In die periode raakte ik een aantal opdrachtgevers kwijt en kreeg een onverwachte belastingaanslag. Aan mijn vingernagels hangend heb ik het jaar 2015 overbrugd en hulp gezocht. Een vriend heeft mijn boekhouding doorgelicht. Ik was zo’n zzp’er die dat liet verslonzen en ongemerkt te veel uitgaf. Die vriend zei: ‘Hé, kijk, je hebt hier voor tweeduizend euro aan goede doelen staan.’”
“Het begon met een schuld van elfduizend euro. Als je dan geen reserves hebt, sta je opeens op straat. Je kunt je rekeningen en je huur simpelweg niet meer betalen. De boetes stapelen zich vervolgens op. En dan val je hard hoor. De schuld verdubbelde en ik had geen cent meer. Ik kon nergens meer pinnen. Als ik naar het toilet moest, zocht ik een gratis wc. Mits ik er eentje kon vinden, dat is vaak nog knap lastig. Dan stond ik dus tegen een boom te plassen en had ik wéér een boete te pakken. Mijn hemel, wat voelde ik me machteloos.”
Voor stropdasdaklozen is geen opvang, want je bent niet verslaafd of psychisch in de war
Angeniet Berkers
“Eerst hopte ik nog van adres naar adres. Bij vrienden, bij kennissen, als kattenoppas. Door de schulden kon ik me nergens inschrijven, want dan zouden ze beslag leggen bij de mensen waar ik logeerde. Zonder die inschrijving kreeg ik geen bijstand, schuldhulp of daklozenopvang. Ik viel tussen wal en schip en raakte verstrikt in een onontwarbaar web van regeltjes van overheden en opvanginstanties."
“In de opvang werd ik als ‘stropdasdakloze’ meestal geweigerd. Ben je verslaafd of psychisch in de war, vroegen ze dan. Nee, antwoordde ik eerlijk. Nou, dan is er dus geen plek, al heb je je hele leven belasting betaald. Zo ben ik nu al drie jaar uit de maatschappij getrokken. Dat vind ik niet een beetje kwalijk, maar héél kwalijk.”
Als het een beetje koud was, condenseerde mijn adem op de tentbodem als ijs
“Twee jaar geleden belandde ik in een koepeltentje op een camping vlakbij Den Haag. Die camping kostte drie euro per dag en vijftig cent voor het douchen. In de zomer was het daar heel prettig, heel vrij. Ik werkte toen in de buurt van Katwijk en reed elke dag achtentwintig kilometer heen en weer op de fiets. Ik was alleen maar bezig met werken, slapen en fietsen. Een soort survival.”
Angeniet Berkers
“Het was pittig, zeker als het kouder werd. Ik zat er tot diep in de herfst. Zo’n koepeltentje bleek het meest waterdicht. Maar als het een beetje koud was condenseerde mijn adem op de tentbodem als ijs. Op zo’n camping is er in het najaar ook geen warme douche meer. Dus dan warmde ik het water op in een pannetje en moest het dan in een gieter zien te krijgen. Dat was mijn douche.”
“Op gegeven moment ben ik naar een garagebox van een familielid gegaan. Daar liep een verwarmingsbuis doorheen. Dat vond ik prettig, die warmte, en het gaf net een beetje extra ruimte. Maar mijn familie gaf mij de sleutel van die box voor stallingsgebruik en niet om in te wonen, dus toen ze daarachter kwamen stond ik weer op straat.”
Ik moest lullen als brugman om in de daklozenopvang te komen
“Wanhopig klopte ik aan bij de daklozenopvang in Leiden. Bij hoge uitzondering mocht ik daar slapen. Ik moest wel lullen als brugman om erin te komen, omdat ik een baan als nachtportier had. Ik wilde er dus overdag slapen. Dat was een nachtmerrie. Ik zat vooral tussen daklozen die een beetje verward waren, en die maken een hoop lawaai. Ik heb in veertien dagen tijd twintig uur geslapen. Toen ging ik op mijn werk helemaal stuk.”
“We sliepen daar met meerdere mannen op een kamer. Dan werd er gezegd ‘goh wat heb je een mooie jas’. Verschillende mensen waren hun mooie jas daar al kwijtgeraakt. Ik sliep dus op mijn portemonnee en sleutelbos. Je bent dan continu alert.”
“Als je weinig hebt, worden sommige dingen extreem waardevol. Zoals mijn vliegbrevet. Dat draag ik altijd bij me. Als er brand zou uitbreken, heb ik dat tenminste nog. Kijk, ik heb ook een vwo-diploma, maar waar dat is? Geen idee. Dat papiertje interesseert me ook niet zo, ik heb het niet nodig.”
Mijn begeleidster heeft als een leeuwin gevochten om mij weer back on track te krijgen
Angeniet Berkers
“Ik belandde weer in mijn tentje. Maar ik zat echt stuk. Toen heb ik mazzel gehad. Bij de daklozenopvang van de gemeente Den Haag trof ik toevallig iemand die bereid was om de regeltjes een beetje te verbuigen. Een sympathieke opvangmedewerkster van de Kessler Stichting heeft negen maanden geleden alles voor me geregeld. Zij heeft echt als een leeuwin gevochten heeft om mij weer back on track te krijgen. Gelukkig dus nog mensen die opnemen voor stropdasdaklozen zoals ik.”
“Ik heb nu een eigen kamer en deel een keuken met een andere man. Verderop zijn slaapzalen voor tachtig man, maar gelukkig heb ik mijn eigen plek. Het voelt nu een stuk kansrijker. Eindelijk ben ik af van die bureaucratische narigheid, eindelijk zit ik in de schuldsanering. Ik doe er alles aan om van die schulden af te komen. Als ik nu een nieuwe bekeuring krijg, maak ik nieuwe schulden en overtreed ik de regels van de schuldsanering. Dus je zult mij dus nooit door een rood stoplicht zien lopen en voordat ik ga fietsen check ik of m’n voor- en achterlicht het doen.”
Mijn grootste droom is weer zelf te kunnen koken
“Het is niet langer alleen een droom dat ik weer gewoon een woning krijg. Ik schrijf mij in op seniorenwoningen, omdat daarvoor een kortere wachttijd is. Ik sta ook ingeschreven voor een tussenvoorziening voor de opvang van stropdasdaklozen, waar er gelukkig – langzaamaan – meer van komen.”
“Waar ik het meest naar verlang? Gewoon, weer zelf kunnen koken. Gelukkig ga ik ook veel bij vrienden langs die me uitnodigen omdat ze bang zijn dat ik te mager word. Als je leeft van een tientje in de week, waardeer je zulke simpele dingen.”
De foto's in dit artikel zijn van fotograaf Angeniet Berkers. Voor haar project 'Between the devil and the deep blue sea’ volgde ze Marco Bruigom twee jaar lang van plek naar plek. “Mijn doel was om deze 'onzichtbare' stropdasdaklozen een gezicht te geven. Zo van 'kijk mensen, wat voor nette en normale mensen er op straat wonen'. De kans is aanwezig dat dit jou ook gebeurt.”