Nederland is de grootste importeur van pinda’s in de wereld. Zo’n 300.000 ton komt er ieder jaar onze havens binnen. Voor pindakaas, maar natuurlijk ook de borrelnoot.
In ieder krokant nootje schuilt een pinda. Maar wat is een pinda precies?
Een pinda is geen noot
Net als kikkererwten en
sperziebonen vallen pinda’s onder de peulvruchten. Nog specifieker: het is een
zaad. Ja, ook die knapperige pinda was eerst zacht en vochtig. Hij groeit in de
grond als beginnetje van de pindaplant. Vandaar de verwarrende bijnaam
‘grondnoot’ of ‘aardnoot’.
Het verschil is
dat noten juist in harde omhulsels zitten. Om de pinda stevig en knapperig te
maken, moet het vochtgehalte van 20-50% teruggebracht worden tot 10%. Daarom
worden de pindaplanten met de wortels omhoog te drogen gelegd. Je eet dus eigenlijk
uitgedroogde boontjes die vaak nog geroosterd of gefrituurd worden.
De pindaplant de wereld over
Pinda’s komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. En nog altijd komen er veel
pinda’s uit dit deel van wereld. Maar de Spanjaarden hebben de plant meegenomen
en verspreid over de wereld. Indonesië was één van de eerste landen waar de
Spanjaarden de pinda naartoe brachten om er te laten groeien. Een warm klimaat
is namelijk cruciaal.
De pinda werd vrij snel opgenomen in de Indonesische
keuken. Pindasaus en gerechten als gadogado zijn voorbeelden van die invloed. En
dus ook ‘onze’ borrelnoot komt oorspronkelijk uit de Indonesische keuken.
Geschreven door: Cilia Hulspas