Waar vroeger vis een product was wat veelal uit het wild gehaald werd, maakt het kweken van vissen nu een opmars.
Vis behoort tot een van de meest gegeten en verhandelde voedselproducten wereldwijd. In de laatste tientallen jaren is de vraag naar vis enorm gestegen. In de jaren 50 zat de wereldwijde visvangst op zo’n 20.000.000 ton. Deze hoeveelheid vis werd toen nog vrijwel volledig uit het wild gehaald. Tussen 1980 en 1990 expandeerde de wilde visvangst snel, met name door het ontstaan van steeds efficiëntere vistechnieken. Maar de grootschalige vangst van wilde vis heeft ecologische consequenties volgens milieudeskundige Matthew Roney van het Earth Policy Institute. In 2009 is 57 procent van de natuurlijke vispopulaties tot ‘volledig in gebruik’ verklaard, wat betekent dat we tegen het maximum aanzitten wat we kunnen oogsten. Dertig procent van de wereldwijde populaties zit al over deze grens heen en kunnen zichzelf op dit moment niet herstellen.
Mede door kritieken op dit ecologische aspect komt er steeds meer weerstand tegen overbevissing. Maar de vraag naar vis blijft onverminderd groot. Sinds eind jaren negentig is de groei van de wilde visvangst gestagneerd, terwijl het kweken van vissen een van de snelst groeiende voedselindustrieën is geworden. Naar verwachting zal de viskwekerij binnen een aantal jaar meer vlees opbrengen dan de vleesindustrie rond koeien. Volgens het Earth Policy Institute was kweekvis tot de jaren 80 slechts een fractie van de totale visopbrengst. In de jaren 90 bereikte het een omvang van ongeveer 20 procent, en is sindsdien snel gaan groeien. In 2007 was meer dan een derde van het wereldwijde visaanbod gekweekt. Op dit moment is dat zelfs meer dan de helft volgens de cijfers van Ecomare. Van alle gekweekte vis is rond de 80 procent afkomstig uit Azië, met China als koploper.
Auteur: Anouk Bosch