Spot On. community: Moonya Amro
- Artikel
- 30 maa 2022
- 6 minuten leestijd
In onze nieuwe rubriek genaamd Spot On. community, bieden we iedere maand een beginnend schrijver uit de community ons platform om te schrijven over een onderwerp rondom vrouw zijn. Deze week Moonya Amro (22), een jonge historicus die zich focust op international relations en postkoloniale studies.
Lust, Seks, en Fantasie: De ontoegankelijkheid van de georiëntaliseerde vrouw.
“Wat is je afkomst eigenlijk?”
“Marokkaans-Egyptisch.”
“Oh… apart.”
Zo begon een gesprek met een klant in de boekenwinkel waar ik op de zaterdagen werk als student in between masters. Hij keek me lang en intens aan, met de Bijbel met een rode leren kaft en gouden bladzijden die hij had besteld, stevig vast in zijn hand. Met de andere hand traceerde hij met zijn wijsvinger de vorm van zijn onderste lip. Terwijl hij leunde tegen de paal van de toonbank op onprofessionele afstand van de kassa kon ik bijna horen wat hij dacht, na honderd keer zo aangesproken te worden is het makkelijk te raden:
‘Oosters… spannend.’
Als – en wanneer – het woord ‘oriëntalisme’ valt in de context van de sociaal-politieke cultuur in Nederland, gebeurt er één van twee dingen: óf men begrijpt niet waar het over gaat en weigert er een punt van te maken óf men snapt het concept, maar snapt niet de ernst van de zaak.
Niet alleen in historische context, maar ook in de manier waarop oriëntalisme tot op de dag van vandaag vooral vrouwen in een klein, donker, statisch hoekje duwt. Binnen het oriëntalistische narratief hebben Oosterse vrouwen geen kans om meer te zijn dan een ‘Oosterse vrouw.’
Het verhaal is al bedacht: exotisch, sensueel, seksueel, en onderdanig
Oriëntalisme, what about it?
Het verhaal is al bedacht: exotisch, sensueel, seksueel, en onderdanig. Zelfs in de Westerse kunst komt dit beeld sterk naar voren: harems, buikdanseressen, doorzichtige sluiers, de Oosterse vrouw het middelpunt van de entertainment voor waterpijp rokende mannen.
In Edward Said’s ‘Oriëntalism,’ geschreven in 1978, wordt oriëntalisme gedefinieerd als de geconstrueerde scheiding tussen Oost en West die aangewakkerd is door de subjectieve, Europese beleving van de Oriënt: oftewel de term die de regio’s van Arabieren, Aziaten en Amazigh samenvat als één. Vanuit een eurocentrisch perspectief is immers alleen het Westen distinctueel.
De Oriënt wordt door het Westen beleefd als erotisch, exotisch, vrouwelijk, Islamitisch en barbaars. Dit in complete tegenstelling tot het Westerse zelfbeeld draaiende om moraliteit, burgerlijkheid, Christelijkheid, en mannelijk moed. Oriëntalisme is in feite het idee dat het Westen een moral high ground heeft ten opzichte van ‘het Oosten’, en daarom de claim van superioriteit kan justificeren.
De ‘superioriteit’ van het Westen is het excuus om ongedeerd tegen en over ‘de ander’ te kunnen preken en om te veroveren wat ‘opgevoed’ moet worden. Oriëntalisme is niet alleen denken over, het is denken vóór. En tot op zekere hoogte, is dit hetzelfde beleid van het politieke Westen van nu – inclusief Nederland.
Oriëntalisme is niet alleen denken over, het is denken vóór
Lust, Seks, en Fantasie: De ontoegankelijkheid van de georiëntaliseerde vrouw.
Wat niet begrepen wordt, wordt geframed als dreiging. En wat begrepen wordt als dreiging, wordt ontnomen van haar vrijheid.
Ik gebruik hier expres het woord ‘haar.’ Niet alleen omdat het grammaticaal correct is. Uiteindelijk is mijn vrouwelijkheid - en die van haar - het podium van het grootse Oriëntalistische fantasiebeeld.
Het zijn mijn krullen die symbool staan voor ‘oriëntalistische losbandigheid,’ en het is mijn olijfkleurige huid die men doet denken aan ‘het zonnige Oosten’ waar het gevuld is met badhuizen en de eeuwige aroma van kruiden, olie, en wierook.
Althans, dat is het beeld waar ‘het Oosten’ vaak geassocieerd mee wordt; het gevolg van een gefaald diversiteitsbeleid in politiek Nederland en de wijdere Westerse wereld. Ik hoor namelijk niet bij de gouden standaard. Europees? Westers? Dat mag ik niet zijn. Tenzij ik ervoor kies om mijn ethiek, filosofie, cultuur en religie overboord te gooien. Tenzij ik ervoor kies om meer digestible te zijn voor Judeo-Christelijk Nederland. Of Frankrijk… Waar ik niet meer zou mogen studeren als ik ervoor kies om de hijab te dragen.
Even in alle eerlijkheid, het is niet de hijab die men boos maakt. Dat lijkt me niet in ieder geval, het is maar stof for God’s sake! Het is de afwijzing van het Westerse gevoel van entitlement, over de toegang die het Westen heeft tot het lichaam van de Oosterse vrouw. Zij bestaat immers in de oriëntalistische belevingswereld puur en alleen als genotsobject. Als ik ooit de hoofddoek draag dan is het mijn keuze die de toegankelijkheid van de Westerse male gaze limiteert. En dus het oriëntalistische narratief ondermijnt.Jij niet, zij wel: vrijheid heeft een dubbele standaard.
Om het even allemaal terug te koppelen naar Bijbel-guy uit de boekenwinkel, ik ben niet de enige die herhaaldelijk op deze manier wordt aangesproken. Atay-gatherings met vriendinnen zijn vaak gevuld met geklaag over de male gaze.
Of je nou moslim bent en de hijab draagt, of niet, in elk hoekje van de wereld formeert niet mijn persoonlijkheid het verhaal wat over mij gecreëerd wordt, maar mijn afkomst. Mijn religie. Mijn cultuur. Nog voordat ik de kans heb gekregen om zelf uit te leggen hoe ik mijn ‘Oosterse’ heritage ervaar.
Maar hey, lang leve de vrouwen die het oriëntalisme KO blijven slaan door lekker buiten de lijntjes van het oriëntalistische narratief te blijven kleuren.
Moge ik één van hen zijn, inshallah.