Column Karim Amghar
Klop, klop.
"Ewa!" roept een student met een glimlach. "U bent ook Marokkaan toch?" roept een westers Nederlandse student. Even ben ik verrast. Normaal gesproken vragen mijn studenten naar het lesonderwerp, niet naar mijn afkomst. Maar deze vraag hing een poosje geleden ook al in de lucht, sinds de minder minder minder uitspraak van Wilders destijds en nu weer sinds de gebeurtenissen in Amsterdam afgelopen week.
De eerste groep studenten stroomt het lokaal in, half hijgend en snel pratend. “Meneer, meneer, meneer heeft u het nieuws gezien? Wat er is gebeurd in Amsterdam? Strijders, man! Die hooligans kregen goed klop!”
Ik gebaar iedereen om te gaan zitten. “We gaan het vandaag onder andere hier over hebben,” zeg ik. “Kritische denkvaardigheden.” Op het bord schrijf ik de kern van mijn les: Betrouwbaarheid van informatie beoordelen, feiten van meningen onderscheiden, argumentatie analyseren. Ik benadruk dat kritisch denken essentieel is. Zeker nu, in tijden waarin alles en iedereen zich online uitlaat en toxische invloeden makkelijk ons klaslokaal binnendringen.
De studenten kijken me glazig aan, hun blikken tussen interesse en ongeloof. Voor hen is niet zomaar alles een kwestie van 'kritisch denken'. “Maar meneer, de mainstream media framen alles toch juist!” roept een jongen vanuit de hoek. “We moeten juist niet naar die nieuws mensen luisteren, maar naar mensen die de waarheid durven te vertellen.” Hij wijst naar zijn telefoon: influencers, alternative media, die hun eigen verhaal spinnen—hun eigen 'waarheid'.
Ik adem even diep in. Het onderwijzen van kritische denkvaardigheden voelt soms als water dragen naar de zee. Iedere week duikt een nieuw conflict of maatschappelijke crisis op, en die nemen ze direct mee naar de les. Palestina en Israël, polarisatie, radicalisering, wantrouwen richting instituties... Alles komt bij ons terecht, over de schutting van het onderwijs, terwijl de steun voor leraren minimaal is en de druk enkel toeneemt.
Maar het onderwijs heeft geen andere keuze dan aan te pakken. Nu, meer dan ooit, voel ik de urgentie om hen te laten zien waarom kritisch denken essentieel is, hoe het werkt, en hoe je kunt herkennen wanneer bronnen betrouwbaar zijn of juist niet.
Ik pak een stift en keer me weer naar de klas. “Laten we een oefening doen. Neem de situatie in Amsterdam en stel je voor dat de slachtoffers dezelfde roots hadden als jij. Hoe zou je reageren als de jacht nu op jou was? Schrijf hierover, in een essay, spoken word, wat je maar wilt.”
Dezelfde student die me net nog had uitgelegd dat hij ‘strijders’ zag, komt nu naar me toe. Hij leest zijn tekst voor. Eén zin blijft me bij: “Als het gevolg is dat mijn moeder of zus niet meer over straat durven omdat ze moslim zijn, dan ga ik echt helemaal kapot. Dat gevoel gun je niemand. Dus ook de Joodse gemeenschap niet.”
Dit is waarom we hoop en verbinding moeten blijven voeden. Waarom we ruimte moeten creëren voor nuance. We hebben een strijd te voeren tegen de toxische invloeden die ons klaslokaal binnendringen. De mensen die aan de knoppen draaien van de sociale mediakanalen, proberen ook aan de knoppen te draaien van het klaslokaal.
Juist nu hebben we behoefte aan een kritische publieke omroep, een evenwichtig onderwijssysteem dat ruimte biedt voor dit soort gesprekken en ons als docenten ondersteunt om met deze complexe thema’s aan de slag te gaan.
Want uiteindelijk is dat wat we nodig hebben: optimisme, hoop en de kracht om bruggen te blijven bouwen in een wereld die misschien liever muren ziet.