Zo herken je een alien, áls je er een tegenkomt
Want als aliens naar de aarde komen, hoe weten we dan dat het aliens zijn? (En zijn ze er niet al, dan?)
Weten jullie nog dat de Amerikanen in naam van de mensheid in 1977 twee langspeelplaten met hun Voyager-raketten meestuurden, tot voorbij het randje van ons zonnestelsel? Op die twee lp’s staan geluiden die, mochten ze ooit worden opgepikt door intelligente buitenaardse wezens, laten horen hoe divers en leuk het op onze planeet wel niet is.
Ik voel me wel aangesproken bij het woord ‘mensheid’, maar ik neem stiekem aan dat op die Amerikaanse platen te horen is hoe geweldig de jaren zeventig waren, niet de jaren nu, waarin Trump nog steeds President is. Vergeef me mijn cynisme, we dwalen af. Een andere vraag is belangrijker: hoe weten wij dat de wezens weten hoe ze deze aardse flessenpost moeten lezen? (Als ze bestaan, natuurlijk). Hebben ze wel zoiets als armen om de plaat op de speler te leggen, en hebben ze wel oren om de muziek, de stemmen en het gelach te horen? Hebben ze eigenlijk wel een platenspeler? Zijn het E.T.’tjes en xenomorphs, met menselijke en dierlijke vormen, of toch eerder in de vorm van bacteriën, of een virus? We kunnen dan wel een landingsbaan voor ze bouwen in het Utrechtse Houten, maar hoe herkennen we een alien (en zijn ze er niet al, dan)?
Het is officieel gezien een kunstwerk, deze Landingsbaan voor Buitenaardse Culturen in Houten, maar toch.
Daar is al over nagedacht, onder andere door Aristoteles, die niet specifiek over aliens nadacht, maar wel over hoe we zoiets als ‘leven’ definiëren en kunnen herkennen – handig en praktisch in het geval dat je oog in (meerdere?) ogen staat met een potentiële alien.
Zijn aannames kloppen alleen niet meer: Aristoteles dacht dat alle vormen van leven op aarde voeding consumeerden en weer uitpoepten (metabolisme), én zich seksueel voortplanten (reproductie). Dat is grotendeels waar, maar inmiddels weten we dat sommige eencellige organismen (ook echt levende wezens!) energie niet uit voedsel halen, maar direct hun elektronen uit steen halen (!). En we weten dat er wezens zijn die zich niet op seksuele wijze voortplanten, maar zich opsplitsen uit hun ‘ouders’.
Dus wat zijn de voorwaarden voor (buitenaards) leven als zelfs Aristoteles het niet bij het rechte eind heeft? Zelfs de vrouwen en mannen van NASA denken dat zij op hun ruimtereizen niet meteen weten of een planeet die ze tegenkomen een biosignatuur heeft ( = veel groen, bijvoorbeeld, of complexe organische moleculen), en of ze die niet verwarren met abiotische processen ( = vulkanen en stormen, bijvoorbeeld).
Gelukkig hebben wij (de mensheid) astrobiologen, die onderzoek doen naar (mogelijk) leven op andere planeten – zij combineren hun keiharde theoretische kennis met een mist van speculatie. Een paar knappe koppen van de Universiteit van Oxford stelden onlangs dat, net als alle leven op aarde, ook complex buitenaards leven – en dus de mogelijke aliens die besluiten in Houten te landen – zoiets ondervinden als ‘natuurlijke selectie’ en ‘evolutie’.
Natuurlijke selectie is het idee uit de biologie dat levende wezens van een soort onderling variëren (bijvoorbeeld dat de één met een extra lange nek geboren wordt, een ander juist weer met een kortere nek), deze variaties weer doorgeven aan hun nageslacht (langnekken krijgen langnekkindjes) en sommige variaties op de soort een betere kans op overleven en nageslacht hebben (langnekken zien eerder gevaar in de verte – en o ja, ze worden ook gezien als sexyer dan kortnekken). Uiteindelijk zal na generaties lang leven en overleven uit deze natuurlijke strategie een complex levensvorm ontstaan. Survival of the fittest, dus. Astrobiologen gebruiken deze evolutietheorie om dat wat zij op aarde zien gebeuren, te extrapoleren naar ver daarbuiten. Aliens dus.
Maar dat ‘aliens’ per se aan deze voorwaarde (plus reproductie en metabolisme) moeten voldoen, kan wetenschappers die zoeken naar buitenaards leven tunnelvisie geven, zegt een onderzoeker van de Universiteit van Colorado Boulder. Want wij denken aan cellen die zich splitsen als een teken van leven – maar deze onderzoeker ziet ook chemische reacties als tekenen van leven; iets wat ik me nog moeilijk kan voorstellen.
Bovendien kunnen aliens wel naar de aarde komen om Houten te verkennen, maar het is maar de vraag of zij overleven in een wereld als de onze. De aarde bevindt zich dan wel in het Goudlokjesgebied – de zone vanaf een ster (onze zon) waarbinnen het water op planeten vloeibaar is, en dus levensvatbaar – het zou kunnen dat ander leven geen water nodig hebben om te overleven. Misschien leven ze wel op methaangassen, misschien hoeven ze maar één keer per, zeg, duizend jaar te ademen (!). Of een keer in de duizend jaar te reproduceren, wie weet!
De meeste astrobiologen denken in ieder geval dat de meeste aliens die we ontdekken, microscopisch en eencellig van aard zijn, en geen Spocks of Wall•E’s. De eerste stappen, nadat eencelligen samenklonteren, zijn dan (als het geen planten worden): ogen en zintuigen, ledematen of manieren om zich voort te bewegen, een mond, een anus en uiteindelijk een lichaam. Maar zeker weten doen ze het niet – al is het maar omdat we ze (waarschijnlijk) (laten we alle opties openhouden) nog niet hebben ontmoet.
Dus ja, eigenlijk is het antwoord op de vraag hoe we aliens herkennen pas bekend als we ze daadwerkelijk herkend hebben, gek genoeg. “Life may be in the eye of the beholder,” zegt een onderzoeker van NASA dan ook. Van daaruit kunnen we weer verder werken en denken – en moeten we in ons hoofd houden dat er waarschijnlijk nóg meer diversiteit is in het idee van ‘leven’ dat we nog niet ontdekt hebben.
Hoe denken jullie dat we buitenaards leven kunnen/gaan/zullen herkennen?