Ik ben een Chinees, maar mag ik ook verliefd zijn op hiphop?
Doen Aziatische hiphopartiesten niet eigenlijk aan culturele diefstal? Belgische journalist en hiphopfan Kevin Lau gaat op onderzoek.
Het moet nogal een zicht geweest zijn. Een kleine, mollige Chinees die meedeint op de flow van Nas, opgezogen wordt door de boze waarheid van 2Pac, en hopeloos over zijn woorden struikelt wanneer hij probeert te rappen op Eminem. Maar ludieke scenario’s terzijde: heb ik wel het recht om een voorliefde te hebben voor hiphop? Want is Aziatische hiphop niet eigenlijk een vorm van culturele toe-eigening?
Die mollige Chinees was ik, zestien jaar geleden. 12-jarige Kevin luisterde namelijk naar heel wat muziek, maar was hopeloos geobsedeerd door twee genres in het bijzonder: rock en hiphop. Het eerste kreeg ik mee van mijn overwegend witte vriendenkring, want laten we eerlijk zijn: welke middenklasse-papa luistert er niet graag naar Queen, Pink Floyd en Led Zeppelin. Maar mijn voorliefde voor hiphop was iets van mij. Niet geërfd van een oudere broer of beïnvloed door vrienden, maar iets waar ík helemaal weg van was. Nochtans had een simpele Belgisch-Chinese jongen daar niet veel te zoeken op het eerste gezicht. De artiesten waar ik naar opkeek leken in de verste verte niet op mijn oosterse zelve, en ze leefden vaak in gevaarlijke omstandigheden die in schril contrast stonden met mijn braaf, geborgen leventje.
Waarom ramde ik dan liever straattaal door mijn hoofdtelefoon dan de zoete Cantopop (lees: heerlijk melige pop uit Hongkong) waar mijn ouders naar luisterden? Deels uit persoonlijke smaak uiteraard, en over smaken en kleuren valt niet te twisten. Maar vooral ook omdat ik, ondanks duidelijke verschillen in levensstijl en cultuur, resoneerde met de manier waarop Pac en Biggie hun verhaal vertelden. Vanuit een plaats van onderdrukking wisten ze uitstekend hun emoties en frustraties om te zetten in muziek. En zonder hiphop hadden ze hun verhaal wellicht nooit kunnen brengen. Een creatieve uitlaatklep voor een misbegrepen en ondervertegenwoordigde bevolkingsgroep.
Zestien jaar nadat ik mijn discman dagelijks folterde met illegaal gedownloade rapmuziek is hiphop groter, commerciëler én diverser dan ooit. Wat klein begon in de straten van New York en aanvankelijk afkeer uitlokte bij de mainstream, is uitgegroeid tot een wereldwijd omarmd genre dat voor geen ander moet onderdoen. En in tegenstelling tot toen, luister ik nu ook naar artiesten die wél gelijken op mijn oosterse zelve. Want het gaat hard voor Aziatische hiphopartiesten. Rappers zoals de Indonesische Rich Brian en de Koreaanse Keith Ape halen miljoenen luisteraars binnen en touren de wereld rond. Die eerste trekt bijna zes miljoen maandelijkse luisteraars aan op streamingdienst Spotify, dat is meer dan pakweg de Amerikaanse ‘Ultimate’-rapper Denzel Curry.
88Rising
Je kan echter niet praten over Aziatische hiphop zonder 88Rising te vermelden. Voormalig VICE-medewerker Sean Miyashiro startte in 2015 dit hybride platenlabel-productiebedrijf vanuit zijn auto met een visie: namelijk om de kloof tussen het Oosten en het Westen te overbruggen door middel van Aziatische hiphop. Miyashiro verwoordde het als volgt in een interview met CNN: “We willen de Aziatische cultuur in het Westen een duwtje in de rug geven. We proberen niet om stereotypen te doorbreken of de mentaliteit van mensen te veranderen. We laten de mensen simpelweg zien wat we kunnen, door te doen wat we doen.”
Spoel vooruit naar 2020 en 88Rising lijkt synoniem te staan met de Aziatische hiphopscene in het Westen. Het collectief ontdekte de eerder vernoemde Rich Brian, Keith Ape en talloze andere talenten in Azië, om hen vervolgens te debuteren in het westelijke halfrond. Met succes zo blijkt, want grote namen als de eerdergenoemde Denzel Curry, maar ook 21 Savage en Ghostface Killah - lid van de legendarische hiphopgroep Wu-Tang Clan - sprongen al samen met hen op verschillende tracks.
”Ik had vroeger het gevoel dat niemand om Japanse rap gaf”, zegt de Japanse hiphop-artieste Awich in een interview met Red Bull. “Dat het niemand iets kon schelen wat Aziatische mensen voelen, ervaren of te zeggen hebben.” Het is volgens de Japanse pas sinds de komst van 88Rising dat er echt geluisterd wordt naar Aziatische rappers. “Als mensen zich kunnen herkennen in onze verhalen, en zien dat we hetzelfde voelen en veel te zeggen hebben, dan kun je het beeld van wie we als mens zijn verbreden. Dat is een echte game changer - voor ons en voor de wereld.”
Ook dichter bij huis laat hun invloed zich voelen. Opkomend rapper Chun Sensei uit Nederland spreekt vol lof over het hiphoplabel en deelt een soortgelijke missie. “Ik fuck volledig met 88Rising, ze hebben hiphop toegankelijk gemaakt voor mij en andere Asians”, vertelt de rapper met Chinese en Maleisisch-Vietnamese roots mij. “Ik wil de Asian culture representen en een statement maken, namelijk dat Aziaten veel meer kunnen dan wat mensen denken. Niet elke Aziaat is goed in wiskunde en niet elke Chinees wordt dokter. Ik wil laten zien dat ook wij alles kunnen doen als we onze mind ertoe zetten.”
Culturele diefstal of eerbetoon?
Het succesverhaal van Aziatische hiphop in het Westen gebeurde echter niet zonder obstakels. Want kritische stemmen begonnen zich af te vragen wat pakweg een Chinees of een Koreaan nu te maken heeft met rap en de zwaarbeladen geschiedenis van protest achter het jonge genre. Met andere woorden: is Aziatische hiphop een vorm van culturele toe-eigening?
Eerst dit: culturele toe-eigening, een vorm van culturele diefstal, is een debat dat al jarenlang hevig woedt in de VS en ondertussen ook is overgewaaid naar de rest van de wereld. Denk maar aan de NFL-ploeg van de Washington Redskins (of de Belgische voetbalploeg AA Gent) die als logo de verentooi gebruiken die iedereen associeert met Native Americans, zonder dat de betrokken minderheidsgroep daar betere mensenrechten of financiële voordelen uit haalt. Of wat dacht je van Louis Vuitton; De Morgen-journalist Joël De Ceulaer schreef ooit dat het luxemerk de typerende geruite stoffen overnam van de Masai – een Afrikaanse stam waarvan de meerderheid in Kenia en Tanzania in armoede leeft. Het merk verdient er een fortuin mee, maar de Masai zelf zien er geen cent van.
De term culturele toe-eigening op zichzelf mag je nochtans niet uitdrukkelijk als positief of negatief bestempelen vindt Walter Weyns, professor Sociologie aan de Universiteit Antwerpen. “In de oorspronkelijke betekenis veronderstelt het twee culturen die redelijk goed van elkaar afgegrensd zijn en waarbij er een overdracht is van de ene naar de andere. Dat kunnen culinaire, taalkundige, muzikale, religieuze elementen zijn, noem maar op. Het begrip wordt van in het begin ondergraven omdat het niet duidelijk is waar een cultuur begint en eindigt.”
Volgens de socioloog vond culturele toe-eigening zijn vlucht in de VS sinds de opkomst van zwarte burgerbewegingen in de jaren zestig. Daardoor draait de term de laatste jaren vooral rond het onrespectvol omgaan met de symbolische waarde van een cultureel erfgoed. Walter: “De zwarte gemeenschap voelt zich bijvoorbeeld ondergewaardeerd voor de inbreng die zij hebben gehad in de muzikale erfenis van de Verenigde Staten. ‘Jullie nemen alles af; blues, jazz, heel de rock 'n roll is gebouwd op fundamenten die wij gelegd hebben’, klinkt het dan. Maar dat wordt allemaal vergeten, zij krijgen er de credits noch het geld voor.”
Blackface
Terug naar 88Rising: de Indonesische Rich Brian, een van hun grootste uithangborden, brak in 2016 het internet met monsterhit Dat $tick. Maar de jonge rapper ging toen nog onder een andere artiestennaam door het leven: Rich Chigga. Een ongelukkige samenstelling van ‘Chinees’ en het n-woord. Zowel de rapper als zijn label kregen hiervoor bakken kritiek te verduren en de term culturele toe-eigening liet niet lang op zich wachten. Sindsdien heeft de rapper zijn naam veranderd naar Rich Brian en spijt geuit over die naamkeuze, maar het debat was geopend en omvatte al heel snel Aziatische hiphop in het algemeen.
Het n-woord als cultureel opstapje gebruiken zonder je iets aan te trekken van de connotatie en emotionele geschiedenis erachter is een duidelijke misstap. Maar sta me toe nog een voorbeeld te geven die minder duidelijk aan één bepaalde kant van de positief-negatief-as valt: nog een Aziatisch hiphopcollectief die hoge toppen scheert vandaag is Higher Brothers. De Chinese rapgroep trok volle zalen aan in China en Noord-Amerika en gaf eclectische shows waarin de rappers – waaronder iemand met dreads – sporadisch de ondertussen vooral TikTok-bekende dansmove ‘woah’ bovenhalen, spelen met bendetekens en in het algemeen culturele elementen overnemen die voordien bijna uitsluitend werden geassocieerd met black culture.
Hier wringt het culturele schoentje: het valt niet altijd te bepalen in hoeverre de artiesten bekend zijn met de context achter zulke symbolen en hoeveel waarde ze eraan hechten, maar wat wél opvalt is dat er tijdens zulke shows weinig tot geen zwarte gezichten in het publiek te bespeuren zijn. Zo verpak je black culture eigenlijk als iets cools en populairs voor een niet-zwart publiek. Dat kan zwaar vallen als je weet dat er uit pakweg China en Korea meer dan eens berichten komen over blackface in popcultuur. Met andere woorden: black culture lijkt enkel ‘cool’ te zijn als het goed uitkomt voor het nieuwe publiek, maar de zwarte gemeenschap wordt er wel niet bij betrokken.
Maar we kunnen het debat ook omkeren: grote namen uit de zwarte hiphopwereld zoals Wu-Tang Clan en Nicki Minaj maakten al meermaals gebruik van Aziatische elementen in hun teksten, videoclips en algemene esthetiek. Die eerste debuteerde begin jaren negentig met het album ‘Enter The Wu-Tang (36 Chambers’, een album tsjokvol referenties naar kungfu en shaolin-monniken, terwijl de ‘Queen of hip-hop’ (discuteerbare bijnaam) voor de videoclip van haar 2018-hit Chun-Li niet schuw was van Chinese ondertitels, stokjes en strohoeden. Dus waar trekt men de lijn?
Volgens rapper Chun Sensei is er alvast een duidelijk verschil tussen culturele diefstal en cultureel eerbetoon. “Hiphop is zo groot geworden dat je het overal vindt. Amerikaanse, Franse, Spaanse, Koreaanse hiphop, noem maar op. Waarom zouden enkel Aziaten niet aan hiphop mogen doen”, vertelt hij. “Hiphop is mijn leven, het is een manier voor mij om mijn emoties te verwoorden en mijn cultuur te vertegenwoordigen.” De 20-jarige rapper benadrukt wel dat respect aan de basis ligt. “Door te rappen probeer ik geen cultuur te stelen, maar het is een shout-out, een eerbetoon naar waar het vandaan komt. Ik doe m’n eigen ding met hiphop, maar ik zal altijd de og’s blijven respecteren.”
Dat bevestigt ook Gya, een pop- en urban-artiest uit Haarlem met Chinese roots. “Ik integreer zeker de Chinese cultuur in mijn muziek, dat lijkt me net kenmerkend voor het genre - dat je teruggrijpt naar je roots. Maar het moet wel in evenwicht staan met de roots van het genre, het ene mag het andere niet overheersen.”
De 22-jarige erkent dat hiphop zijn oorsprong ergens anders vond, maar benadrukt hoe belangrijk het is om het op je eigen manier te verpakken. “Vanaf het moment dat jij het aanpast vanuit je eigen cultuur en creativiteit, en niet zomaar overneemt, dan is er voor mij geen sprake van culturele diefstal en kan je eigen cultuur ook een hiphopscene hebben.”
Beide muzikanten merken ook op dat de haatdragende reacties die ze ontvangen puur raciaal getint zijn, niet zozeer gericht op het muziekgenre, en bijna uitsluitend afkomstig zijn van het publiek – niet van andere hiphop-artiesten.
Positieve culturele toe-eigening
Maar mag ik nu, als westerse Chinees, van hiphop houden en is Aziatische hiphop een vorm van culturele toe-eigening? Amerikaans radio-persoonlijkheid Ebro Darden verwoordt het als volgt tegen VICE: “Ik hou ervan dat Aziatische rappers hun ding doen. Hoe lang is hiphop niet verliefd geweest op Aziatische invloeden? We houden duidelijk van hun cultuur. Dus waarom ook niet de mensen áchter die cultuur omarmen? Maar het moet wel cultureel verantwoord blijven. Het gebruik van het n-woord bijvoorbeeld kan bijvoorbeeld niet door de beugel.”
En is dat niet de essentie? Op een verantwoorde manier zowel de culturele elementen als de mensen achter die cultuur omarmen. Als ik bijvoorbeeld denk aan een westerse winkelketen die een Chinees-getinte kledinglijn op de markt brengt, zonder enige inbreng van een Chinees ontwerper of respect voor de mensenrechten van Chinese arbeiders, dan krimpt mijn Aziatisch hartje ineen. Maar wanneer een iconische groep als Wu-Tang Clan zoveel liefde heeft voor het Shaolin-erfgoed, en er duidelijk ook research naar gedaan heeft, is dat niets minder dan fantastisch en een schoolvoorbeeld van cultureel eerbetoon.
Hoe Aziatische hiphop zich ontwikkelt in het Westen zal nog moeten blijken. Rich Chigga als artiestennaam was de eerste grote blunder en er zullen er ongetwijfeld nog meer volgen. 88Rising en andere hiphopcollectieven met Aziatische roots dragen een verantwoordelijkheid mee, maar die boodschap lijkt steeds meer door te dringen.
Eén ding is zeker: ik blijf voorlopig hopeloos meerappen. Met liefde, met respect.