Het coronatoegangsbewijs: goed idee of weg ermee? We lieten een voor- en tegenstander de degens kruisen
- Artikel
- 15 sep 2021
- 9 minuten leestijd
Anton is tegen het coronapaspoort, André juist vóór. “We moeten durven accepteren dat risico’s bij het leven horen”, zegt de een. “Zolang zo’n paspoort via democratische processen tot stand is gekomen, lijkt het mij akkoord”, zegt de ander.
Update 15 september 2021
Hij wordt al lang aangekondigd en op sommige
plekken ook al gebruikt: het coronatoegangsbewijs, ook wel het
coronapaspoort genoemd. Vanaf 25 september zal hij op verschillende plekken verplicht zijn, zoals in de horeca, de bioscoop en het theater. Maar daar waar
de één staat te popelen om zijn ticket naar meer vrijheid te delen met iedereen
die het wil zien, voelt de ander zich onredelijk zwaar beperkt en gedwongen om
zich toch maar te laten vaccineren.
Tot het pro-paspoort kamp behoort André den Exter, universitair hoofddocent gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, tot de sceptici Anton van den Beukel, zelfstandig ondernemer en voormalig docent aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden. Beiden hebben eerder een duit in het zakje gedaan in het publieke debat over de komst van het paspoort. Zo noemde Van den Beukel het paspoort in een opiniestuk in de Telegraaf een ‘mal idee’ dat zou leiden tot een ‘onverantwoorde tweedeling in de maatschappij’. Den Exter noemde het in het Nederlands Dagblad nou juist een ‘goede zaak in het belang van de volksgezondheid’.
In mei 2021 vroeg ik hen samen te komen op onze redactie om hun voors en tegens tegen elkaar af te wegen. Let op: destijds waren versoepelingen aangekondigd die op 10 juli alweer zouden worden teruggedraaid, en was er van een wettelijke verplichtstelling van het coronatoegangsbewijs voor bijvoorbeeld de horeca nog geen sprake.
Als ik het vertrouwen heb dat er in een café, vliegtuig of bioscoop ook mensen zitten die gevaccineerd of tenminste getest zijn, dan ga ik daar heen.
Uitzonderlijke situatie
Voordat het gesprek op 25 mei 2021 van start gaat, check ik eerst hoe beide heren zich persoonlijk tot het onderwerp verhouden. Hebben ze al een vaccinatie gehad, of zijn ze van plan er één te nemen?
“Jazeker, over een weekje ben ik aan de beurt”,
antwoordt Den Exter.
“Nee”, zegt Van den Beukel. “Ik heb niets tegen vaccinaties, maar in dit geval ben ik niet van plan me te laten vaccineren.”
Goed om te weten.
Dan over ons hoofdonderwerp vandaag: het paspoort. Volgens de Gezondheidsraad is het versoepelen van maatregelen voor bewezen gevaccineerden een vorm van ‘drang’. Daar is volgens de raad sprake van als “iemands beslissingsruimte wordt ingeperkt of zodanig wordt beïnvloed dat diegene feitelijk minder keuzevrijheid heeft.” Juridisch gezien is drang niet onaanvaardbaar, maar er moet wel een rechtvaardiging voor bestaan. Waarom vindt Den Exter de inzet van het paspoort hier wél gerechtvaardigd, en Van den Beukel niet?
Den Exter (pro): “De situatie waarin we met zijn allen zitten is uitzonderlijk, een epidemie. Daarbij is er tot op heden geen geneesmiddel, alleen een vaccin. Met een vaccinatiebewijs wordt inderdaad een onderscheid gemaakt tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden, en daarmee de individuele vrijheid tot op zekere hoogte ingeperkt. Maar daar staat tegenover dat het gezondheidsbelang van het collectief beschermd kan worden, want we weten dat vaccinaties de verspreiding van het virus helpen te verminderen. Het belang van de volksgezondheid weegt in dit geval zwaarder dan het individuele belang van keuzevrijheid.”
Van den Beukel (anti): (richt zich tot Den Exter) “Ik ken je niet, maar je ziet eruit als een gezonde man. Als we er voor het gemak vanuit gaan dat je niet tot een risicogroep behoort, dan is de kans dat je ziek wordt sowieso heel klein, en met een vaccin verminder je die kans tot nog veel kleiner. Als je al zo’n klein risico loopt, waarom zou je dan bang zijn voor mensen die niet gevaccineerd zijn?”
Den Exter: “Het gaat mij niet alleen om de cijfermatige afname van het risico, maar ook om wat de gemiddelde man in zijn beleving ervaart. Als ik het vertrouwen heb dat er in een café, vliegtuig of bioscoop ook mensen zitten die gevaccineerd of tenminste getest zijn, dan ga ik daar heen. Dat geeft een vorm van veiligheid voor de gemeenschap die ik belangrijk vind, belangrijker dan de beperkingen die het individu opgelegd krijgt. Want dat zijn de consequenties van de eigen keuze.”
Van den Beukel: “Maar rechtvaardigt zo’n kleine gezondheidswinst en een gevoel van schijnveiligheid, want dat is het volgens mij, dan zo’n vergaande maatregel? Je laat je bevolking, waarvan de meesten gewoon gezond zijn, eerst door een hoepel springen om ze vervolgens toegang tot de publieke ruimte te geven. Ik vind dat buitenproportioneel.”
Den Exter: “Op basis van wat het WHO ons vertelt, weet ik dat vaccinaties substantieel bijdragen aan de beperking van transmissie. Niet alleen omdat je zélf minder kans hebt op een infectie, maar ook omdat je het minder snel overdraagt aan anderen. De precieze percentages zijn mij om het even. Zolang het substantieel bijdraagt vind ik het een goed plan.”
Van den Beukel: “Maar de vraag is dus of het wel substantieel bijdraagt.”
Den Exter: “Als de WHO zegt ‘substantieel’, dan vertrouw ik daarop. Daar baseer ik dan mijn conclusie op.”
Risicogroepen
Om te voorkomen dat het gesprek ontaardt in een semantische discussie over het woord ‘substantieel’, kom ik tussen beiden. Ik ben benieuwd of er situaties zijn waarin het vragen naar een vaccin- of testbewijs volgens Van den Beukel wél gerechtvaardigd is.
Van den Beukel: “Nee, zo’n situatie kan ik me niet voorstellen. Wel dat de overheid er alles aan doet om risicogroepen goed te informeren zodat zij hun risico’s goed kunnen inschatten en daardoor misschien sneller bereid zijn een vaccin te nemen. Dan concentreert het beleid zich tenminste op wie écht een groot gezondheidsrisico loopt. Verder moeten we durven accepteren dat risico’s bij het leven horen. In een samenleving die altijd maar streeft naar absolute zekerheid, daarin kán je niet leven.”
Den Exter: “Maar ons laten vaccineren doen we niet alleen voor onszelf, we doen het voor ons allemaal. Oók voor degenen uit risicogroepen. Ik redeneer liever vanuit het collectief, dat is de primaire insteek van dit beleid. Als je die keuze en verantwoordelijkheid alleen bij mensen met een kwetsbare gezondheid legt… zo werken besmettelijke ziektes nou eenmaal niet.”
Van den Beukel: “Het gaat volgens mij om de balans tussen de belangen van het individu en van het collectief. Ik denk dat het een vergissing is dat die balans nu doorslaat naar de kant van het collectief.”
We moeten durven accepteren dat risico’s bij het leven horen. In een samenleving die altijd maar streeft naar absolute zekerheid, daarin kán je niet leven.
Juist heel democratisch
Een veelgehoorde zorg over de inzet van het coronapaspoort is dat de overheid zich er te veel macht mee zou toe-eigenen. Binnen Nederland is het in de meeste sectoren aan organisaties, bedrijven of instellingen zelf om te beslissen of ze naar een vaccinatie- of testbewijs willen vragen. Wel is de overheid van plan om bepaalde maatregelen, zoals het maximum bezoekersaantal, sneller te versoepelen op plekken waar naar een paspoort wordt gevraagd. Wat vinden de heren daarvan?
Van den Beukel: “De sleutel die toegang biedt aan de publieke ruimte zou bij het volk moeten liggen, dat is een basisprincipe van een democratie. Wat je nu ziet is dat zich steeds meer macht concentreert bij de overheid: een kleine groep gaat bepalen wie waartoe toegang heeft.”
Den Exter: “Als de overheid daar een wettelijke grondslag voor heeft gevonden en het is goedgekeurd door het parlement, wie zijn wij dan om daar wat van te vinden? Zolang het via democratische processen tot stand is gekomen, lijkt het mij akkoord. En we praten hier over niet-essentiële diensten, hè. Over sociale activiteiten en evenementen.”
Van den Beukel: “Ik vind het absurd dat de overheid onderscheid maakt tussen essentiële diensten en niet-essentiële diensten. We kunnen zelf toch wel uitmaken wat voor ons essentieel is? Waarom zou Hugo de Jonge voor mij gaan bepalen of een bezoek aan het concertgebouw essentieel is?”
Den Exter: “Ja, dat is een beetje cru. Het blijft ook wel arbitrair: wat is essentieel en wat niet? Ik zal niet beweren dat cultuur niet belangrijk is, maar voor culturele of sociale voorzieningen is meestal wel een alternatief te vinden. Essentieel vind ik bijvoorbeeld ziekenhuizen en het stadhuis; als die er niet zouden zijn dan kom je echt in de problemen.”
Van den Beukel: “Maar je ziet dat, nu ons gemeenschapsleven al ruim een jaar lang op slot is gegooid, mensen in hun eigen bubbel verstrikt raken. Het leidt tot meer polarisatie, dat vind ik een heel grote bedreiging voor het democratisch functioneren. Dan kun je wel zeggen dat een kroeg of voetbalclub niet essentieel is, maar het is wél essentieel voor onze democratie. Het brengt mensen samen en laat ons ideeën uitwisselen.”
Den Exter: “Als mensen echt het idee hebben dat hen iets onrechtmatig wordt ontnomen, dan kunnen ze altijd naar de rechter stappen. Die zal het dan toetsen en komt tot een onafhankelijk oordeel, zoals dat binnen ons systeem van checks andbalances gebeurt. Volgens mij is dat juíst heel democratisch.”
En dan is de tijd om. Of dit gesprek ook valt onder de noemer ‘essentieel’ weet ik niet, maar we kunnen in ieder geval stellen dat er vandaag ideeën zijn uitgewisseld. Tot een echte toenadering is het niet gekomen, maar met het voeren van dit gesprek hebben we onze democratie hopelijk wel een bescheiden dienst bewezen.