Wij mensen voelen ons anno 2018 collectief niet meer thuis, zegt deze schrijver
- Interview
- 16 feb 2018
- 10 minuten leestijd
Tot die conclusie kwam Daniel Schreiber na een periode van zelfonderzoek, ingegeven door liefdesverdriet van het hartverscheurende soort. Maar er is hoop, meent de Duitser: “We zijn geen slachtoffers van onze tijd, we creëren onze tijd.”
De kalm-ogende, ietwat jongens- en ietwat pixelachtige Daniel Schreiber (40) zit tegenover me. Oké, in werkelijkheid zit hij achter zijn computer in Berlijn en ben ik voor een middag in het huis van mijn ouders in een Brabants dorp, maar onze muren ogen hetzelfde, hoewel de verfkleur in Nederland ‘koffie’ en in Duitsland ‘Rooftop of Paris’ blijkt te heten.
“Voel je je thuis daar,” vraag ik. Hij lacht, aarzelt even. “Voor sommige mensen is het al een grote prestatie om zich überhaupt thuis te voelen. Ik ben zo iemand.” Het getrommel van zijn vingers op de houten Duitse tafel trilt ritmisch uit mijn laptopspeakers. “Ik voel me in ieder geval meer thuis dan toen ik aan het boek begon.”
Daniel was niet bepaald vrolijk toen hij aan Thuis begon. Nadat zijn relatie voor de derde of vierde keer ten einde kwam – “het was gecompliceerd, echt” – raakte hij in een zware depressie; de zoveelste. Hij realiseerde zich dat hij geen idee had waar hij wilde zijn – Daniel woonde op dat moment in Londen, maar kon met geen mogelijkheid uitleggen wat zijn thuis was. Terwijl hij met zijn vorige boek een punt zette achter een alcoholverslaving, probeert hij nu een antwoord te vinden op de vraag waar hij wil leven. En met hem wij allemaal, betoogt Daniel, want het is moeilijker dan ooit om een thuis te vinden.
En dat in een economie waar het al lastig is om überhaupt een huis te vinden.
Waarom is dat moeilijker dan – pak ‘m beet – honderd jaar geleden?
“Kijk hoe relevant het is waar je vandaan komt. Zelfs twintig, dertig jaar geleden vertelde het antwoord op die vraag veel over je. Vandaag de dag niet meer. Iedereen is wel eens verhuisd en de meesten van ons wonen op plekken waar we niet geboren zijn. Dat verandert hoe we ons voelen, hoe we de wereld zien en hoe we over dingen nadenken.”
Hoe bedoel je?
“Kijk naar de opkomst van nationalisme. Globalisering heeft geleid tot een collectief gevoel van ‘ontworteling’. Dertig jaar was het vrij duidelijk wat Franse, Nederlandse of Duitse mensen waren. Nu vinden verhuizingen op grote en kleine schaal plaats, beginnen steden meer op elkaar te lijken en heb je overal wel een Ikea. In Duitsland keert een oud, gevaarlijk woord terug: heimat. Weet je wat dat betekent?”
Niet precies. In de vertaling van je boek hebben ze het Duitse woord laten staan.
“Heimat is een mix tussen ‘thuis’ en ‘thuisland’; een mengsel van het persoonlijke en het collectieve. Het is moeilijk uit te leggen, omdat het woord een lastige geschiedenis heeft. Honderden jaren betekende het niet meer dan de plek waar je geboren was. Dat veranderde aan het einde van de 18e eeuw. Heimat werd een term met ideeën van verlangen en thuishoren – longing en belonging – van een idyllische collectieve staat, geladen met nostalgie. Ironisch genoeg ging deze nieuwe betekenis samen met de industriële revolutie: precies het moment waarop mensen hun vertrouwde dorpen inruilden voor de grote steden.”
Het nostalgische idee van heimat behelst een wens naar continuïteit – van onveranderlijkheid – die haaks staat op de onontkoombare verandering die nou eenmaal gepaard gaat met tijd
“Daarna kwam heimat steeds terug in momenten van publieke crisis. Het was een belangrijk woord voor nationaal socialisten in de jaren ’30 en ’40 en na de oorlog voor de DDR, waarin ik opgroeide. Heimat is een fantasie van een collectief thuis dat nooit bestaan heeft.”
Jij schrijft: hoe minder we ons thuisvoelen, des te meer we aanspraak doen op die fantasie.
“Precies. Brexit is ook een uitvloeisel van dat verschijnsel. Globalisering is goed voor de meeste mensen, maar een bepaald deel van de samenleving heeft het gevoel te worden overgeslagen. Dus willen ze een ideaal thuis herscheppen. Een ideaal thuis dat goedbeschouwd nooit heeft bestaan. Het probleem is dat dit paradoxaal genoeg tot precies het tegenovergestelde leidt. Het nostalgische idee van heimat behelst een wens naar continuïteit – van onveranderlijkheid – die haaks staat op de onontkoombare verandering die nou eenmaal gepaard gaat met tijd.”
In Nederland zijn er politici die spreken over Oikofobie; een angst (phobos) voor ons thuis (oikos).
“Dat berust op een misvatting over wat ‘thuis’ is, volgens mij. Thuis is niet Nederland. Thuis is niet Duitsland. Thuis is iets dat iedereen voor zichzelf moet vinden. Als je honderd verschillende mensen naar hun thuis vraagt, krijg je honderd verschillende antwoorden. Hun stad, hun dorp, hun huis. Famillie. Die verschillen zijn belangrijk! Je thuis is iets radicaal individueels. Ik geloof dat je het gevoel van collectieve ontworteldheid alleen kan bestrijden door op zoek te gaan naar je eigen wortels, naar je eigen thuis. Niet met nationalisme.”
Mijn wortels liggen in het Brabantse Boxtel. Na een middelbareschooltijd in een nabijgelegen dorp verhuisde ik naar Amsterdam. De afgelopen jaren woonde ik in de kleine stad Nijmegen en in de grote stad Krakau in Polen. Mijn vriendin woont in Utrecht, veel van mijn vrienden in Eindhoven. Ik trein zo’n vier dagen per week door Nederland. Mij maakt het niet uit; ik reis graag en voel me ook onderweg thuis.
Voor Daniel ligt dit anders: kort geleden voelde de beste man zich volledig verloren in Londen. Hij wilde niet terug naar zijn geboortedorp of naar Berlijn, waar veel van zijn vrienden woonden. Als remedie las hij een kleine bibliotheek aan boeken om zijn onbegrip over thuis te verhelderen. Filosofen, romanschrijvers, sociologen, cultuurwetenschappers, historici en psychoanalytici. Zijn conclusie: je thuis voelen is een verdomd paradoxale emotie. Soms doen we alsof het een gegeven is, een cadeau dat we krijgen; that it comes along with life. Maar niets is minder waar. Volgens Daniel is het iets waarnaar we moeten zoeken, waarvoor we hard moeten werken en wat we dus zelf moeten bouwen.
Toen je jong was, heb je je ook nooit thuisgevoeld, vermoed ik.
“Ik groeide op als homoseksueel in Oost-Duitsland. Dat was een groot probleem voor mijn omgeving: ik werd op school gepest, ook door mijn docenten. Dat soort discriminatie maakt het onmogelijk om je thuis te voelen. Na de middelbare school verhuisde ik naar Berlijn, daarna naar New York. Daar lukte het me voor het eerst in mijn leven om me thuis te voelen.”
Hoe kwam dat?
“Het was de eerste plek waar het compleet normaal was om gay te zijn. In het Berlijn van de jaren negentig was dat heel anders. Er woonde veel homo’s, maar het had geen echte plek in het stadsleven. Je werd er nog steeds nagekeken als je hand in hand met een jongen over straat liep. Daarnaast begon ik in New York met psycho-analsye, wat hielp. En ik had een lieve vriend.”
Toch schrijf je vijftien jaar later een boek over je verlangen naar een thuis.
“Na tien jaar ging die relatie uit en had ik het gevoel dat ik terug moest naar Duitsland. Ik woonde weer in Berlijn, later een tijdje in Londen. Ik begon een ‘voorlopig’ leven te leiden. Ik dacht: als ik daar naartoe verhuis, als ik die baan krijg, als ik die persoon ontmoet, dan begint mijn leven echt. Veel mensen leiden denk ik zo’n leven. Het heeft voordelen: tot het moment dat je ‘echte leven’ begint, kan je in vrijheid over de hele wereld bewegen en van alles meemaken. Maar na een tijdje – voor mij inderdaad na vijftien jaar – ging ik bepaalde vriendschappen en relaties missen, die je eigenlijk alleen opbouwt als je langere tijd op één plek woont.”
Ik vertel Daniel over de keer dat ik mijn oma mee wilde nemen op een Google Streetview-vakantie. Ze woont haar hele leven in het Brabantse dorp waar ik nu ben en heeft nooit veel gereisd. Ik dacht dat de technologische vooruitgang dat gemis zou kunnen compenseren. ‘We kunnen overal naartoe. Egypte, Chili, Alaska. Zeg het maar.’ Mijn oma vroeg me of we ook naar het dorp tien kilometer verder konden.
Voor de ouders van Daniel geldt ongeveer hetzelfde. Ze zijn tevreden in het Oost-Duitse dorpje. Hooguit nemen ze de auto om een tuin te bezoeken of bij vrienden langs te gaan, honderd kilometer weg. Thuis is het eerste boek dat hij aan ze liet zien voor de publicatie. Het hoofdstuk over zijn jeugd in de DDR is geen slappe koffie: ook zij wisten niet hoe ze met zijn homoseksualiteit om moesten gaan en ook zij konden hem niet beschermen tegen de fysieke en mentale marteling die het dorp voor hem betekende.
Heeft 't een beetje een therapeutisch werking gehad, dat schrijven?
“Schrijven is hard werk, dat weet jij. Je voelt je niet beter na schrijven – na een therapiesessie wel. Ik was weken verdrietig nadat ik het hoofdstuk over mijn jeugd had geschreven. Ik wilde er niet naar kijken, ik wilde het niet aanpassen en ik wilde er met niemand over praten.”
Je vorige boek ging over je alcoholverslaving. Je nieuwe boek vertrekt vanuit een depressie. Wat ligt nog in het verschiet?
“Haha. Wat voor psychologische problemen heb ik nog over? Mijn volgende boek gaat over vriendschap. Het gevoel van vriendschap wordt steeds belangrijker voor me. Het is een vorm van liefde die onderschat wordt. Ik reis veel. Bij terugkomst in Berlijn breng ik mijn koffer naar huis, geef mijn planten water en ga altijd naar een van mijn beste vriendinnen toe, in Kreuzberg. Haar zoontje geeft me dan een rondleiding langs zijn nieuwe speelgoed en vaak ben ik op tijd om aan te schuiven voor het avondeten. Het klinkt misschien raar, maar ik zou dit ritueel voor geen goud willen missen. Het is de meest familiaire band die ik op dit moment heb.“
Je zei het zelf al: Berlijn lijkt steeds meer op Londen of New York, met gentrificatie op de loer en een Starbucks op elke hoek. Vermoeilijkt dat het hele thuisvoel-proces?
“Naast het gevoel van ontworteling denk ik niet dat het veel uitmaakt. We zijn geen slachtoffers van onze tijd, we creëren onze tijd. Met wat we denken, met waar we over praten, met wat we kopen, met wat we eten. De zaken die belangrijk voor ons zijn, blijven. Starbucks vormt daar geen bedreiging voor.”
Wow. “We zijn geen slachtoffers van onze tijd, we creëren onze tijd.” Is dat jouw citaat?
“Uhm… Ik denk het wel.”
Het is een mooie.
“Schrijf het maar op!"
Tot slot: Thuis is geen zelfhulpboek. Heb je toch wat concrete tips voor ‘de zoektocht naar de plek waar we willen leven’?
“De belangrijkste vraag die je aan jezelf moet stellen is: ben ik blij met het leven wat ik heb? Is dit leven goed genoeg voor mij? Heb ik de juiste mensen en de juiste plaats gevonden? Daar moet je over nadenken om niet ten prooie te vallen aan nationalistische fantasieën over thuishoren. Die ideeën draaien om het binnen- en buitensluiten van mensen. Het buitensluiten van anderen gaat je echt niet helpen om je thuis te voelen. En de meest concrete tip die ik kan geven is natuurlijk: lees het boek.”