Havermelkzuipers en boomers: hoe generatiedenken vormen van ongelijkheid verbloemt
- Artikel
- 07 sep 2020
- 6 minuten leestijd
Andries van den Broek, onderzoeker bij het SCP: "Wie zich blindstaart op generaties, ziet een hoop belangrijkere ongelijkheden over het hoofd."
Door Melle Meijer
Havermelkdrinkende millennials, de idealistische generatie Z en zelfzuchtige boomers: de generationele stereotypen vliegen ons om de oren. In de media en het publieke debat wordt ‘de generatie’ namelijk alom aangehaald als verklarende factor voor ons gedrag, onze overtuigingen en onze voorkeuren. Hoewel het generatiedenken zijn charmes heeft, is het lastig wetenschappelijk te onderbouwen, stelt wetenschappelijk onderzoeker Andries van den Broek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Bovendien verbloemt onze obsessie met generaties andere vormen van ongelijkheid.
In het begin van de lockdown werd opnieuw duidelijk hoe makkelijk het begrip ‘generatie’ van stal wordt gehaald om ons gedrag te verklaren. Volgens de berichtgeving volgden millennials, op een paar verdwaalde feestgangers na, netjes de regels die vanuit de overheid werden opgelegd, want zij werkten toch al vanuit huis. De babyboomer was hardleers, want die zou niet gewend zijn om zich de les te laten lezen. De vooroorlogse generatie spande de kroon wat betreft ongehoorzaamheid, want hoe erg kan zo’n virus nou zijn als je de Duitse bezetting nog hebt meegemaakt?
Zo’n verklaringsmodel heeft blijkbaar een grote aantrekkingskracht. Het deelt de wereld overzichtelijk op in groepen die zich over het algemeen voorspelbaar lijken te gedragen en vertelt een verhaal waar we onze eigen ervaringen in terugvinden. Velen rekenen zichzelf desgevraagd tot een generatie. Maar is het generatiedenken ook wetenschappelijk te onderbouwen? En hoe zit het met de ervaringen van de jeugd in Slotervaart, of de gepensioneerden in de achterstandswijk? Passen hun ervaringen ook in het generatiedenken? Of zijn generatielabels uiteindelijk vooral toepasbaar op hoogopgeleide, welvarende mensen?
Andries van den Broek, onderzoeker bij het SCP, is sceptisch over de wetenschappelijke onderbouwing van het generatiedenken. Sinds hij promoveerde op dat onderwerp heeft het hem nooit echt losgelaten. “Om de haken en ogen van het generatiedenken te begrijpen moet je de tijd eigenlijk opdelen in drie ‘gezichten’,” steekt hij van wal over de telefoon. “Ten eerste heb je het moment in de tijd: we leven nu in 2020. Ten tweede heb je de leeftijd, want ook al leven we allemaal op hetzelfde moment in de tijd, onze leeftijdsfase verschilt. Tot slot heb je wat ik het ‘rugzakje’ noem: de gemeenschappelijke vormende gebeurtenissen uit een gedeelde jeugd die zo ingrijpend zijn dat ze een effect kunnen hebben op de collectieve identiteit van geboortejaargangen. Om te kunnen spreken van een generatie moet je aan kunnen tonen dat die gebeurtenissen van blijvende invloed zijn. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.”
“Het woord generatie wordt vaak foutief gebruikt, vooral door journalisten. Het is natuurlijk een heel aansprekend begrip: de patatgeneratie, de achterbankgeneratie - ze buitelen over elkaar heen met hun generaties. Het ironische daaraan is dat die labels natuurlijk niet allemaal waar kunnen zijn. Bovendien suggereren ze een helderheid die er niet is.”
Hoewel veel generatietermen moderne modewoorden zijn, gaat het denken in generaties al even mee. Al in de oudheid uitten dichters en denkers hun zorgen over het morele verval onder de jongere generaties. Zo schreef Tacitus in de Dialogus dat de jeugd in zijn tijd opgroeide in een sfeer van ‘losbandigheid en van scrabreuze loslippigheid.’
Vice versa zijn er tijden geweest waarin oudere generaties het moesten ontgelden. Denk aan de jaren zestig, waarin veel jongeren de sombere en bekrompen vooroorlogse mentaliteit van hun ouders verwierpen. In die tijd waren het de boomers die zich verzetten tegen hun conservatieve voorgangers.
Een veel voorkomende verwarring is die tussen de generatie en de leeftijdscategorie, wat twee wezenlijk andere dingen zijn. Vooral het spreken van ‘oudere generaties’ is verwarrend. Oud worden we namelijk allemaal. Generatie verwijst naar iets wat met geboortejaar samenhangt, of eigenlijk met de periode waarin je opgroeide en gevormd werd - het verwijst niet naar leeftijd.
Van den Broek legt de denkfout graag uit aan de hand van een bekend rocknummer. “In het lied My Generation van The Who zingt Roger Daltrey “I hope I die before I get old.” Dat is een typische verwarring van een leeftijdscategorie met een generatie. Eigenlijk had dat lied misschien beter My Agegroup kunnen heten, want hij bezingt de wens om jong te blijven.”
Het lastige aan het gebruik van de term generatie is dat het een self-fulfilling prophecy is. “De beeldvorming rondom bepaalde generaties bestaat,” legt Van den Broek uit, “ook al is daar eigenlijk geen aanleiding voor. Zelfs al is het generatiedenken feitelijk gezien vaak onjuist, het wordt wel gevoeld in zijn effecten.”
"Afkomst, opleidingsniveau, of de plek waar je woont wegen uiteindelijk veel zwaarder in de schaal dan de tijd waarin je bent geboren"
Bovendien verbloemt de term generatie een hoop andere ongelijkheden die uiteindelijk veel meer effect hebben op de levensloop van mensen, zegt Van den Broek. “De tijd waarin je geboren bent en de collectieve identiteit die daarmee verbonden is, is uiteindelijk maar een klein deel van hetgeen mensen karakteriseert. Afkomst, opleidingsniveau, of de plek waar je woont wegen uiteindelijk veel zwaarder in de schaal. De Flower Power-generatie was toch echt meer iets van Amsterdam dan van Appingedam. Op eenzelfde manier kun je je afvragen hoe goed de moderne generatielabels van toepassing zijn op de bewoners van de Bijlmer.”
Met andere woorden: wie zich blindstaart op generaties, ziet een hoop belangrijkere ongelijkheden over het hoofd.
Er zijn echter wel degelijk situaties waarin verschillen tussen geboortejaren wel een goede wetenschappelijke verklaring vormen voor bepaalde voorkeuren. Een voorbeeld daarvan is muzieksmaak. Uit het rapport Wisseling van de Wacht: Generaties in Nederland blijkt dat muzieksmaak gebonden is aan de formatieve periode van mensen. Als je die fase doormaakt in de tijd waarin de Rolling Stones in de hitlijsten staan, dan is de kans dat je de rest van je leven een bepaalde affiniteit met die muziek blijft hebben, aanzienlijk groter dan wanneer je een decennia eerder of later geboren zou zijn.
Misschien is het generatiedenken uiteindelijk het best te bezien als een alledaags en journalistiek olifantenpaadje naar een verklaring van bepaalde fenomenen – een shortcut die inmiddels zo vaak gebruikt is, dat het bijna moeilijk wordt om hem niet te nemen.
Volgens Van den Broek is het niet gek dat we zo massaal geneigd zijn om de weg af te snijden. “We hebben nu eenmaal behoefte aan overzicht. De generatie is een verraderlijk charmante categorie om dat overzicht mee te creëren. Daar is op zich niks mis mee; de categorie wordt alleen te vaak en te snel gebruikt.”