‘Ik voelde me een tweederangs burger’. Femke (24) zwierf jarenlang over straat
- Artikel
- 20 jan 2023
- 7 minuten leestijd
Onze steden puilen uit van hostile architecture: bouwsels die bedoeld zijn om daklozen en andere ‘ongewenste personen’ uit de stad te verdrijven. Voormalig dakloze Femke Dubbeldam (24) en architect Floor van Ditzhuyzen vertellen waarom dit soort ontwerpen zo schadelijk zijn.
Je kent ze wel: bankjes met ‘armleuningen’ in het midden, stekels in raamkozijnen zodat je er niet op kunt rusten, van die schuine zitjes in bushokjes waar je nooit écht lekker op zit, en hoge pieptonen in parkeergarages die alleen jonge mensen kunnen horen.
Wat je niet weet is dat dit middelen zijn om daklozen en hangjeugd te weren uit stadscentra, maar ook voor ouderen en mindervaliden deze hostile architecture de stad minder toegankelijk maakt. In plaats van de onderliggende problematiek - hangende of slapende daklozen - aan te pakken wordt er lelijke, ontoegankelijke en vijandige architectuur geplaatst die hen het centrum uit moet drijven.
De stad is niet meer van iedereen
Vijandige architectuur staat symbool voor een veel groter probleem, betogen architect Floor van Ditzhuyzen en ex-dakloze Femke Dubbeldam: de stad is niet meer van iedereen.Rotterdam, bijvoorbeeld, zegt een stad te zijn voor iedereen. “Écht niet. Als je rijk bent, zit je goed in Rotterdam”, vertelt de 24-jarige Femke. “Als je arm bent, willen ze je uit het zicht. En als je niks hebt, dan word je als niks behandeld.”
Ze belt me vanaf haar boot in de buurt van de Lek, waar ze sinds een paar jaar woont. Sinds ze op het water leeft wil ze nooit meer in een regulier huis wonen. Maar dat is weleens anders geweest: vanaf haar zeventiende was Femke af en aan dakloos. Nu is ze ervaringsdeskundige en heftruckchauffeur. Ze geeft een stem aan de pakweg 30 duizend daklozen in Nederland - een groep die de afgelopen tien jaar verdubbelde in grootte. Vooral het aandeel jongere daklozen is zorgwekkend snel gestegen.
“Jij leeft niet op straat, de straat leeft in jou.”
“De derde keer dat ik dakloos was, had ik wel al een huis, maar leefde ik nog steeds op straat. Ik kon er geen afscheid van nemen”, blikt Femke terug. In Rotterdam is er op straat een gezegde: “Jij leeft niet op straat, de straat leeft in jou.”
Als de straat je thuis is, vertelt ze, maak je veel kilometers en eet je weinig. Je bent aan het overleven. Overdag is de stad je woonkamer, en ‘s avonds is ze je bed. “Wat je zoekt als je gaat slapen is iets dat afgeschermd is, iets tegen de regen en wind. Want als je eenmaal koud en nat wordt, word je nooit meer warm. Die kou trekt in je botten, en dan kun je alleen nog maar gaan lopen om warm te worden.”
De aanwezigheid van hostile architecture maakt het voor mensen als Femke echter moeilijk om zo’n droge en veilige plek te vinden. En een warm bedje in een opvangcentrum staat voor lang niet iedereen klaar, want in veel gemeenten is de opvang vol.
Zonder wrijving geen stad
Architect Floor van Ditzhuyzen ziet met lede ogen aan dat stadscentra steeds minder toegankelijk worden voor dakloze personen en andere misfits. Van Ditzhuyzen onderzoekt de functie van de publieke ruimte in de moderne samenleving en schrijft erover in haar blog Public Space Detective.
“Het werkt beschavend als je ziet dat er mensen zijn die het minder goed voor elkaar hebben dan jij.” Het zijn van een ‘bewustwordingsmachine’, dat is óók een functie van de stad, zegt van Ditzhuyzen. Ze vindt dat mensen die geen daklozen tegen het lijf willen lopen, beter naar een Vinexwijk kunnen verhuizen: "Zonder wrijving, geen stad."
De stad als consumptieve ruimte
Vijandige architectuur is iets van alle tijden. Kijk maar eens naar kathedralen: daaromheen zitten honderden jaren oude metselwerken in hoeken om te voorkomen dat er tegenaan geplast werd.Maar vijandige architectuur zoals we het in moderne steden zien, ontstond voornamelijk in de jaren ‘90, aldus Van Ditzhuyzen. “Steden waren het decennium ervoor heel onveilig omdat ze kampten met leegloop en werkloosheid. Daar moest wat aan gebeuren.” Dat lukte door steden neer te zetten als model voor economische ontwikkeling. Dus werd er ingezet op het verbeteren van openbare ruimte: mensen moesten er immers wel willen wonen en werken.
De stad is echter meer dan een economisch model, benadrukt Van Ditzhuyzen. Een stad is niet alleen van bedrijven, maar is - als het goed is - ook een afspiegeling van de samenleving. “De binnenstad van Rotterdam, bijvoorbeeld, is nu een soort consumptieve ruimte, met name gericht op het uitgeven van geld. Maar het zou óók een sociale ruimte moeten zijn.” Die functie van de stad moeten we niet uit het oog verliezen, betoogt ze.
Een ironisch voorbeeld: in de 19e eeuw werd de stad als podium vooral heel populair voor de bourgeoisie, en begonnen steden met het aanleggen van parken en boulevards zodat de straatgangers er konden flaneren en poseren, kijken en bekeken worden. Daar hoorde passend straatmeubilair bij. Van Ditzhuyzen: “Voor mij is het straatbankje hét symbool van stedelijke gastvrijheid. Het maakt het wrang, dat dat nu niet meer voor iedereen geldt.” Bovendien, zegt ze, is modern straatmeubilair ontworpen op een gemene deler van de gemiddelde - lees: capabele en gezonde - mens: “Dat zijn we niet allemaal.”
Vrijbuitersplekken
Hoe is het als het ontwerp van een stad je expliciet vertelt dat jij er eigenlijk niet welkom bent? Femke: “Je voelt je een tweederangsburger. Je denkt dat je er niet toe doet, dat je er niet mag zijn, dat je ongewenst bent. Soms liep ik rond en ik zag al die mensen in hun huizen en ik dacht: het zijn allemaal poppetjes in poppenhuisjes. Dakloos zijn verandert je perspectief.”Dus wat is het alternatief? Femke pleit voor het inrichten van ‘vrijbuitersplekken’ in de stad. “Het liefste zou ik natuurlijk in 2030 geen daklozen meer op straat zien. Maar het zou ook helpen als de stad in ieder geval plekken zou hebben voor vrijbuiters.”
Plekken waar iedereen welkom is, en waar je kunt overnachten als je niet kunt of wilt slapen in de opvang. “Als dat dan Skid Row [benaming voor tentenkampementen van daklozen in grote Amerikaanse steden, red.] Amsterdam wordt, dan is dat maar zo. Als mensen dat willen, wie zijn wij, de overheid of de hulpinstanties dan om te zeggen dat het anders moet?”