Milio (31) begon op het vmbo-k, nu is hij universitair docent. ‘Ik moest koorddansen in het donker’
- Artikel
- 19 jun 2023
- 10 minuten leestijd
De socioloog groeide op in armoede en ondervond dat kansengelijkheid in Nederland een mythe is. “De middenklasse en elite gebruiken het onderwijs om zichzelf te reproduceren.”
Studenten in Nederland ervaren het leven als een ‘eindeloze obstacle run’, zo schrijven onderzoekers van het Trimbos-instituut in het vorige week verschenen rapport Harder, Better, Faster. Een hindernisbaan ‘waar ze ook nog eens continu in competitie zijn met zichzelf en anderen, hetgeen bijdraagt aan een gevoel van hoge druk en overmatige stress.’
Over de hele linie zijn de prestatiedruk, stress en daaruit voortkomende mentale klachten die studenten ervaren toegenomen - een ontwikkeling waar meerdere onderzoeken de laatste jaren op hebben gewezen. Interessant aan het nieuwe rapport van het Trimbos-instituut, is dat er een duidelijker beeld ontstaat van waar die druk precies vandaan komt, en welke studenten in het hbo en op de universiteit er het meest last van hebben.
Eerstegeneratiestudenten, zij die als eerste van hun gezin studeren aan een hogeschool of universiteit, vormen volgens de onderzoekers een zogeheten 'risicogroep'. Daar kan Milio van de Kamp, docent Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) over meepraten.
Milio
groeide op in een gezin dat gebukt ging onder armoede en huiselijk geweld en
was de eerste van zijn familie die überhaupt aan een vervolgopleiding begon.
Zijn route liep dwars door alle onderwijsniveaus: van een havo-kansklas ‘daalde
hij af’ naar vmbo-t en vmbo-k, om vervolgens ‘op te klimmen’ naar het
mbo, het hbo en tot slot de universiteit, waar hij bleef als docent. Over die
lange route en de talloze obstakels die hij onderweg moest overkomen, schreef
hij het boek Misschien moet je iets lager mikken.
Druk!
Hoe houd je je staande in een wereld waar de verwachtingen steeds hoger worden? Veel jongeren ervaren grote druk om aan hun eigen verwachtingen en die van hun omgeving te voldoen. Op school of studie, op social media, in hun sociale leven met vrienden en familie. En ondertussen hangen grote crises als klimaat, oorlog en woningnood als een donkere wolk boven hun hoofd. KRO-NCRV houdt met het journalistieke dossier Druk! de vinger aan de pols van jongeren. Wat betekent deze druk voor hen? En vooral: hoe kunnen we met elkaar lucht geven aan de toekomstige generaties? Hier vind je een overzicht van alle producties.
"Eerstegeneratiestudenten hebben vaak minder vertrouwen in hun eigen kunnen, en dat heeft niks te maken met hun intelligentie"
‘Je beseft pas wat voor invloed gas en licht hebben op het dagelijks leven als je het niet meer hebt’, memoreer je in je boek. ‘We konden niets meer. Geen televisiekijken, niet meer warm douchen en als het daglicht wegviel vulden we het huis met kaarsen en zaklantaarns.’ Wat is het grootste misverstand over armoede dat leeft onder mensen die het zelf nooit hebben ervaren?
“Dat het onze eigen schuld is. Welgestelde Nederlanders denken in een meritocratie te leven: als je maatschappelijk gezien succes hebt, dan wordt dat gezien als een verdienste voor je eigen talent en inzet. Lukt het je niet en eindig je in armoede, dan maakt dat je automatisch een verliezer. Je wordt behandeld als iemand die niet genoeg verantwoordelijkheid heeft genomen, als iemand die zich zou moeten schamen voor zijn situatie. Veel mensen die leven in armoede, nemen die schaamte en een gevoel van minderwaardigheid over. Ze internaliseren het.”
De meeste eerstegeneratiestudenten groeien niet op in de armoede die jij hebt gekend, maar volgens onderzoek delen ze vaak wel een gevoel van minderwaardigheid. Hoe komt dat, denk je?
“Eerstegeneratiestudenten hebben vaak minder vertrouwen in hun eigen kunnen, en dat heeft niks te maken met hun intelligentie. Dat gevoel van minderwaardigheid en onzekerheid komt vaak doordat ze het systeem nog niet kennen: hoe je je dient te gedragen op je school, hoe je je voorbereidt op een tentamen, bij wie je om hulp kunt vragen. Ook voor mij voelden mijn eerste jaren op de universiteit als koorddansen in het donker. Ik moest alles voor het eerst ontdekken en voelde constant dat ik er niet thuishoorde.”
Op welke momenten voelde je dat het sterkst?
“Als ik gesprekken voerde met andere studenten en docenten. Het begint al bij de taal: ik spreek geen ABN, maar plat Amsterdams. Sommige spreekwoorden ken ik niet, mijn woordenschat is beperkt, dat creëert een afstand. En er wordt een bepaalde algemene kennis van je verwacht nog voordat je aan de universiteit begint. Kennis uit de boeken die je zou moeten hebben gelezen, de films die iedereen heeft gezien en de tv-programma’s die iedereen kent. Maar als je zoals ik opgroeit in een gezin waarin niets wordt gelezen of gekeken, is die algemene kennis helemaal niet vanzelfsprekend.”
“Die afstand werd heel duidelijk toen ik werd uitgenodigd voor een 21-diner van een studiegenootje. Ik had geen idee wat dat was, wat ik moest aantrekken, hoe ik me moest gedragen. Terwijl iedereen in chique kleding aankwam bij het huis van haar ouders, kwam ik in mijn hoodie. Op zo’n moment denk je: ik ben toch echt wel heel anders.”
Is die voorsprong in spreekvaardigheid, kennis en sociale omgangsvormen een voorbeeld van wat je in je boek ‘symbolisch geweld’ noemt?
“Ja, symbolisch geweld is een term die ooit door de socioloog Pierre Bourdieu werd bedacht. Het staat voor alle kleine vormen van uitsluiting die ervoor zorgen dat iemand uit een kansarme omgeving zich anders en minderwaardig voelt tegenover mensen uit de hogere middenklasse en de elite. Dat begint al op jonge leeftijd: 12-jarige kinderen worden in Nederland ingedeeld bij een onderwijsniveau. Kinderen uit de lagere sociaal-economische klasse en kinderen met een migratieachtergrond hebben de grootste kans om vmbo-advies te krijgen, al dan niet door vooroordelen van hun basisschooldocent. Op die leeftijd voel je al dat de samenleving op je neerkijkt, dat een vmbo-advies eigenlijk niet goed is.”
“En haal je uiteindelijk het hbo of de universiteit, dan word je constant geconfronteerd met je anders-zijn door de dominante culturele codes die je niet kent. Het zijn de codes van de middenklasse en de elite, want daar komen veruit de meeste studenten, docenten en beleidsmakers vandaan. Zij zien die codes als ‘neutraal’, terwijl ze in werkelijkheid niet door iedereen worden begrepen.”
“Bovenop de twijfels over je eigen kunnen, zorgt dat voor mensen zoals ik voor extra druk: je moet je een nieuwe cultuur eigen maken. Niet iedereen kan dat, of wil dat. Zo wordt het onderwijs door de middenklasse en de elite onbewust gebruikt om zichzelf te reproduceren, want wie zich niet kan conformeren aan de heersende normen en waarden loopt het risico eerder uit te vallen. Door dat filterende mechanisme wordt de ongelijkheid in het onderwijs in stand gehouden.”
"Ligt er zo’n brief op de mat, dan denk je niet: fijn dat de overheid me wilt helpen. Dan laat je hem het liefst liggen, ongeopend"
Toen je achttien werd, wist je niet dat je een eigen zorgverzekering moest afsluiten of dat je je kon inschrijven voor een sociale huurwoning bij Woningnet. Doet de overheid genoeg om 18-jarigen wegwijs te maken in het leven als zelfstandige volwassene?
“Zeker niet. Ook hier merk je dat het beleid wordt gemaakt door mensen die zich moeilijk kunnen inleven in jongeren uit een kansarme omgeving. Je krijgt als je achttien wordt misschien een brief in huis met wat informatie, maar veel jongeren uit zo’n omgeving wantrouwen instanties. De overheid heeft voor hen nooit een positieve rol gespeeld, maar zich vooral laten zien in de vorm van belastingcontroleurs, deurwaarders en politieagenten voor wie je moet uitkijken. Ligt er zo’n brief op de mat, dan denk je niet: fijn dat de overheid me wilt helpen. Dan laat je hem het liefst liggen, ongeopend.”
“Pas als je als overheid het referentiekader van dit soort jongeren begrijpt, je echt met ze in gesprek gaat en je in hun leefwereld verdiept, kun je met gepaste oplossingen komen. Jongeren verwijzen naar een brief of webpagina en dan maar hopen dat ze een zelfredzame volwassen burger worden, is niet genoeg.”
Uit cijfers blijkt dat de koopkracht van studenten de afgelopen jaren achteruit is gegaan. Nadat de basisbeurs in 2015 werd afgeschaft, stegen de prijzen voor eerste levensbehoeften, staken steeds meer studenten zich in de schulden en namen hun financiële zorgen toe. Ondanks de meetbare achteruitgang in welvaart van jonge volwassenen, lijken veel boomers het moeilijk te vinden om ons als benadeelde generatie te zien. Is hier ook sprake van intergenerationeel onbegrip?
“Ik denk dat oudere generaties heel erg de neiging hebben om de leefomstandigheden van de huidige studenten te bagatelliseren. Het is makkelijk om te denken: maar ik heb het toch ook zwaar gehad toen ik studeerde? Dat ontkent ook niemand, maar als cohort, als collectief, is het gewoon zo dat jongeren nu onder zwaardere omstandigheden studeren dan pakweg dertig jaar geleden.”
“Het onderwijssysteem is uitgehold, er is veel meer druk om snel en goed te presteren omdat het je anders heel veel geld kost. Juist stapelaars, degenen die beginnen op het mbo en een langere route afleggen als ze doorstuderen, merken dat. Meerdere opleidingen volgen betekent meer lenen en dus meer schulden. Als je als politicus echt om het belang van studenten geeft, dan had je überhaupt nooit zoiets als het leenstelsel geïntroduceerd."
In je boek schrijf je dat ‘armoede in je lijf gaat zitten’. Wat bedoel je daar precies mee?
“Armoede is meer dan het niet hebben van geld. Het heeft impact op alles, ook op je gezondheid: wie in armoede leeft, leeft statistisch gezien een paar jaar korter. Maar wat ik er ook mee bedoel, is dat het je voor de rest van je leven vormt. Zelfs al behoor ik nu financieel gezien tot de middenklasse, ik zal me er nooit helemaal onderdeel van kunnen voelen. Krijg ik een brief van de Belastingdienst, dan krijg ik nog steeds dezelfde stressreactie. Armoede tekent hoe je naar de samenleving kijkt.”
Dus het zit nog steeds in je lijf.
“Ja, en dat heeft ook te maken met de angst om terug in armoede te vervallen. Ik zal altijd het gevoel houden: maak ik één foutje, dan ben ik weer terug bij af. Dat maakt het moeilijker om risico’s te nemen of uit je comfortzone te stappen, bijvoorbeeld door van baan te wisselen. Het idee van koorddansen blijft in mijn hoofd bestaan. Val ik van dat koord, dan is er inmiddels misschien wel een vangnet, dan liggen er misschien wel kussens voor een zachte landing. Maar ik zal er nooit vanuit durven gaan.”
Beeld in header: Fjodor Buis.