‘Is Holland voor de Hollanders of niet?’
- Artikel
- 19 nov 2019
- 10 minuten leestijd
Fascisten, dat zijn bijna altijd de anderen, en niet jijzelf. Maar voor de Tweede Wereldoorlog waren er ook in Nederland genoeg partijen die zich trots fascistisch noemden. Luuk Bouwman maakte er een film over, waarin de overeenkomsten met het heden opvallen.
Bouwmans eerdere films gingen over onder meer de Eindhovense cultkunstenaar en muzikant Dick Verdult, over de Bond tegen vloeken en over georganiseerde misdaad in Oss. Zijn nieuwste film Allen Tegen Allen (All Against All) gaat donderdag 21 November in première op IDFA.
In Allen Tegen Allen gaat Bouwman langs op plekken in Nederland die tussen de twee Wereldoorlogen in belangrijk waren bij de opkomst van het fascisme: een kerk in Limburg waar marmer van Mussolini te vinden is, plekken in Brabant waar het antisemitische Zwart Front actief was en bij de ‘Muur van Mussert’ in Lunteren, waar vroeger NSB-bijeenkomsten werden gehouden. Ook spreekt hij mensen met een fascinatie voor fascisme: verzamelaars van fascistische objecten, mensen die het fascisme hebben bestudeerd. Zij vertellen onder meer over de vreemde figuren die zich tot het fascisme voelden aangetrokken: de geflipte kunstenaar Erich Wichman; de katholieke priester Wouter Lutkie en de knetterrijke dichter Alfred Haighton. Het schetst een beeld van kleine clubjes die hard schreeuwden (‘Holland is voor de Hollanders!’), die met elkaar ook om de macht knokten en waarvan sommige radicaliseerden, gewelddadig werden en uiteindelijk hielpen bij het deporteren van joodse Nederlanders.
In een tijd waarin in Amerika Neo-Nazi’s openlijk demonstreren, waarin iemand als Arnold Karskens absurd genoeg anti-zwarte Piet-demonstranten van fascisme beticht, terwijl een knokploeg een vergadering van Kick Out Zwarte Piet daadwerkelijk aanviel, in een tijd waarin sommige vaderlands-ophemelende retoriek zo uit de jaren dertig afkomstig lijkt, lijkt me een film over het fascisme van zeventig jaar geleden behoorlijk relevant. Komt nog eens bij dat onze collega's van Pointer ontdekten dat Zwarte Piet-aanhangers massaal beeldmerken delen van de fascistische groep Zwart Front, die in de jaren twintig en dertig ook al bestond. Dus: wat was dat Nederlandse fascisme destijds precies? Hoe plaatst Luuk zijn film in het huidige debat? Welke parallellen ziet hij met het heden?
Luuk, waar gaat je film over?
“Voor de film onderzocht ik het fascisme in Nederland tijdens het Interbellum. Tijdens de research ontmoette ik een verzamelaar die een stamboom had van bijna honderd fascistische bewegingen en clubs in Nederland in de jaren twintig en dertig. Toen ik die stamboom zag dacht ik: dat is een goed vertrekpunt voor de documentaire, om in een soort vogelvlucht over die stamboom en de geschiedenis te gaan. Nederland van boven, maar dan anders.
De film is eigenlijk een archeologie van het fascisme in Nederland in die tijd, ik breng via die partijen en de mensen die erbij zaten in kaart wat de opmaat was naar de colloboratie. Ik wilde die tijd bestuderen om fascisme beter te begrijpen.”
Waar komt jouw interesse voor dit onderwerp vandaan?
“De aanleiding voor de film was dat ik tien jaar geleden al eens een documentaire maakte over criminaliteit in Oss, waar ik vandaan kom. Die film speelt zich af in dezelfde periode, de jaren dertig. Ik las tijdens het maken van die film in kranten uit die tijd van het Zwart Front, een antisemitische partij uit Brabant. Daar ben ik toen over gaan lezen, ook omdat ze zo radicaal waren. Mensen spraken later wel vergoelijkend over dat soort partijen - alsof het wel meeviel allemaal, alsof t een ‘vergissing’ was, dat ze per ongeluk fascistisch waren geworden, maar dat je dat in de tijd moet zien, ver vóór de concentratiekampen. Maar als je die kranten van toen openslaat schrik je je rot wat ze zeggen over bijvoorbeeld joden.
Heb je een voorbeeld?
“Arnold Meijer, de leider van Zwart Front reisde bijvoorbeeld af naar een internationaal anti-semitisch congres in Erfurt, Duitsland. Dat was na de Kristallnacht, dus de pogroms in Duitsland waren algemeen bekend in Nederland. Maar Meijer houdt daar een hele nare speech over hoe hij zich niet kon voorstellen hoe de Duitsers de 'bloedzuigers' zo lang hadden kunnen verdragen. Die mensen van Zwart Front voelden zich blijkbaar aangetrokken tot die extreem haatvolle retoriek, daar was geen verwarring over. Die krant werd goed verkocht, en hoewel het landelijk een kleine beweging bleef hadden ze in Oisterwijk en Tilburg behoorlijke aanhang en bijeenkomsten met duizenden mensen. Joden moesten weg, het volk moest puur zijn. Die vorm van völkisch nationaal-socialisme was overigens bij de NSB nog heftiger aanwezig dan bij Meijer.”
Een NSB'er windt zich op (still uit Allen Tegen Allen)
Waarom maakt je deze film juist nu?
“Ik was geïnteresseerd in die 'mislukte' fascistische leiders en veelal vergeten bewegingen en heb het idee tien jaar geleden al bij mensen neergelegd. Maar niemand had er toen oren naar, het was 'geschiedenis'. Maar door de actualiteit begonnen mensen zich een paar jaar terug weer af te vragen: ‘wat was fascisme ook al weer? Jij had toch een filmplan over dit onderwerp?’ En toen was er wel animo om deze documentaire te maken.”
Ik wist eigenlijk niet dat er naast de NSB indertijd nog veel meer fascistische partijen waren.
“Ja, in de jaren twintig en dertig waren er heel veel fascistische partijen. Veel ervan waren echt marginale clubjes die na ruzie uit elkaar vielen, maar een aantal waren een stuk groter. De tweede man van de NSB - Cees 'de prater' van Geelkerken - had eerder in kleinere fascistische clubs gezeten, maar die chaos die hij daar zag vond hij niks. Hij heeft toen Anton Mussert gevraagd om leider van een nieuwe beweging - uiteindelijk de NSB - te worden. Dit omdat Mussert slim was, hij was ingenieur van Rijkswaterstaat en had organisatorische talenten. Mussert moest er even over nadenken, want hij was gedoodverfde minister van Rijkswaterstaat. Uiteindelijk heeft hij het wel gedaan.”
Dat is nou nog eens een matige beslissing te noemen.
“Zeker, het heeft hem het leven gekost, en vele anderen. Mussert is na de Tweede Wereldoorlog geëxecuteerd. Naast de NSB waren er allerlei partijen die aan de macht dachten te komen toen de Duitsers Nederland bezetten. Die strijd om de macht duurde zelfs tot 1942. Alle politieke bewegingen waren toen inmiddels verboden, behalve fascistische bewegingen. Het in Brabant opgerichte Zwart Front, onder Arnold Meijer, bestond nog wel. Dat was kleiner dan het NSB, maar voerde wel gesprekken met hoge Duitse officieren om te zien of zij niet de regering op zich konden nemen. Daarnaast verschillende elkaar beconcurrerende NSNAP's - Nederlandse kopieën van de Duitse nazi-partij. Zij waren nog feller tegen joden in Nederland dan de NSB, en hoopten door zich op die manier te uiten de macht te kunnen toe-eigenen onder de Duitsers. Dat waren hele enge clubjes maar ook die hadden landdagen met duizenden aanhangers.”
Fascistische taal in weekblad De Bezem (ondertitel: 'het weekblad voor wakker Nederland')
De hamvraag is natuurlijk: zie je parallellen in het heden?
“Ja, dat is een hele lastige vraag. In 2012 heeft zich een organisatie opgericht die zich opnieuw Zwart Front noemde, maar dat is dan tegelijkertijd weer zo’n marginale club dat je daarmee nu kunt zeggen dat het fascisme helemaal terug is. Ik denk dat de film vooral gelijkenissen toont met de toon, met de demagogie, met de slogans van toen, die je terugziet in het heden. In fascistisch weekblad De Bezem - slogan: 'weekblad voor wakker Nederland' - stonden bijvoorbeeld grote krantenkoppen met de vraag ‘Is Holland voor de Hollanders of niet?’, en ja, je hoeft Twitter maar te openen of naar bepaalde politici te kijken om te zien dat dat gevoel nog steeds leeft. Je hebt voortdurend de paranoia van ‘ojee, dat kennen we uit de actualiteit’. Maar vergelijken is niet hetzelfde als zeggen ‘het is hetzelfde’. Je kan wel degelijk dingen vergelijken zonder eenduidige conclusies te trekken, en dat is ook zinvol. Toen mensen na de oorlog zeiden: dit nooit meer, bedoelden ze neem ik aan ook niet 'precies dit wat er de afgelopen jaren is gebeurd' maar meer algemeen, de haatzaaierij, intolerantie, het geweld, het op de oorlogstrommel slaan door manipulatieve demagogen.”
Wat denk je dat de aantrekkingskracht van dat soort fascistische retoriek destijds was?
Ik vraag me af of daar simpele antwoorden op te geven zijn. Gebruikelijke beschrijvingen van het fascisme gaan over het nationalisme, het groepsgevoel, het vermeende slachtofferschap. Socioloog Adorno beschrijft iets heel anders: hoe de een onbewuste drang naar onheil en catastrofe een rol speelt in deze bewegingen. Zo van: ‘Als het met mij slecht gaat, moet iedereen de afgrond maar in.’ Als je naar de interviews met de fascisten zelf luistert, hebben ze het vooral over patriottisme, de werkloosheid, de angst voor het communisme, de uitbuiting van de kleine man door het grootkapitaal. Dat klinkt dan nog wel sympathiek maar dat zeggen ze achteraf - als je terugleest wat ze in de jaren ’30 schrijven schrik je van hoe oorlogszuchtig en radicaal de taal soms is. Vaak verpakt in een zogenaamd ludieke toon, NSB-ers deelden enkele treinreisjes uit aan veronderstelde joden in Amsterdam eind jaren ’30.
De verschillende fascisten beschrijven achteraf ook hoe vaag het begrip fascisme voor henzelf was. Dat ze bijvoorbeeld een beetje de richting van Italië en Mussolini op wilden omdat ze hadden gelezen dat het daar de goede kant op ging. Veel katholieken stonden aanvankelijk heel positief ten opzichte van Mussolini, die vroom op foto’s poseerde.”
Vrouw in klederdracht brengt Hitlergroet (still uit Allen Tegen Allen)
Je hebt het ook over het mechanisme van fascisme, en hoe dat tot geweld leidt. Kan je daar meer over zeggen?
“Een van de dingen die ik leerde van fascisme is dat radicalisering inherent is. Het strijdprincipe, de rechte rug, principes houden. Iemand die ik in de film citeer zegt ‘de kolen raken nooit op met zoiets, een trein waar de machinist vanaf is gevallen’. Dat gevoel krijg je als je luistert naar die mensen - ze zijn aan iets begonnen waar ze moeilijk mee konden stoppen, als ze het al wilden. De compromisloze strijdhouding lijkt bijna fysiek. Schrijver Klaus Theweleit, die ik voor de film interviewde, beschrijft hoe zijn vader weinig begreep van de ideologie van de nazi's maar 'met zijn hele lichaam' een nazi was. Theweleit's boek Männerphantasieën uit de jaren zeventig gaat daar heel ver in en hij komt tot wonderlijke inzichten - hoe in de taal van de fascisten voortdurend dammen en blokken en monumenten moeten worden gebouwd tegen het metaforische moeras en tegen overstromingen. Het mannelijke is hard en droog, het vrouwelijke week en zacht. De vloeibare onduidelijke wereld moet worden herbouwd in dit soort duidelijk begrensde concepten, stereotypes, gebieden. En de wereld moet dan vervolgens gehoorzamen aan die modellen, desnoods met geweld. Maar Theweleit zegt ook dat hij in zijn boek niet probeerde tot een definitieve verklaring van fascisme te komen, eerder een beschrijving van iets dat in academische historische beschrijvingen ontbrak.”
Allen Tegen Allen gaat donderdag in première op IDFA en is vanaf april 2020 in de bioscoop te zien.