Onverklaarbare klachten: maken we een te groot onderscheid tussen lichaam en geest?
Één op de zes patiënten die zich bij de huisarts meldt, heeft last van SOLK: somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. Deze patiënten worden vaak van specialist naar specialist gestuurd zonder dat de oorzaak van hun klachten ook daadwerkelijk wordt gevonden.
Vaak gaat het niet om kleine kwaaltjes. Denk bijvoorbeeld aan iemand wiens benen het plotseling niet meer doen - zonder duidelijk vindbare oorzaak. Dit kan door van alles komen, dus wordt hij of zij achtereenvolgens naar de neuroloog, de orthopeed, en de revalidatiearts gestuurd. Vaak is er dan nog steeds geen verklaring gevonden; gemiddeld bezoeken SOLK-patiënten 24 specialisten. De zorgkosten worden geschat op zo'n drie miljard euro per jaar.
In Anna Karenina van de Russische schrijver Lev Tolstoj denkt prinses Kitty Sjtsjerbatski te gaan trouwen met graaf Vronski, maar op het bal wijst hij haar af. Daarna wordt Kitty langdurig ziek. Sterk vermagerd en met rode wangen ligt ze in bed. De artsen geven haar levertraan, daarna staal, daarna lapis, maar niets helpt. Het vermoeden van een tuberculeuze aandoening speelt op. Kitty vraagt zich af waarom ze haar met poeders en pillen proberen te genezen. Ze heeft immers een gebroken hart.
Bijna 150 jaar later is de scheiding van het objectieve (waarneembare) lichaam en de subjectieve (denkende) geest nog steeds de norm in de medische wereld. Dit onderscheid, ook wel dualisme genoemd, is buitengewoon belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de moderne geneeskunde. Zo kunnen we inmiddels zelfs gezichten transplanteren en kanker genezen. Toch zijn er nog genoeg gezondheidsproblemen die niet opgelost kunnen worden met dit dualistische denken - waaronder dus SOLK.
“Als de dokter het niet meer weet, komt al snel de geest om de hoek kijken,” bevestigt Jenny Slatman (1969), hoogleraar Medical Humanities aan de Universiteit van Tilburg. Mensen met SOLK krijgen dan ook regelmatig een doorverwijzing naar de psycholoog. Dit geeft hen het gevoel dat de huisarts denkt het allemaal tussen de oren zit. Bovendien wordt de geest op deze manier een soort vuilnisbak voor onverklaarde klachten: ‘De dokter kan niks vinden? Dan zal het wel iets psychologisch zijn.’
Tijd om de filosoof René Descartes (1596-1650), grondlegger van het dualisme, aan te halen. In haar oratie legt Slatman uit hoe Descartes stelt dat de geest alles is wat het lichaam niet is. Hij heeft bijvoorbeeld geen fysieke kenmerken en je kunt ‘m niet waarnemen. We weten dus eigenlijk weinig over de manier waarop de geest invloed heeft op het lichaam. Slatman pleit dan ook niet voor psychologisering - het onverstoorbaar wijten van problemen aan de psychologie van patiënten.
Bij depressie is overigens het omgekeerde het geval: artsen maken er een hersenziekte van. Bepaalde stofjes in de hersenen zouden namelijk ontbreken. Ook deze neurologisering – het toeschrijven van klachten aan de hersenen – betekent weinig goeds, zegt Slatman. “Depressie is een ziekte waarbij je hele leven is aangedaan. En dat heeft een heel emotioneel-lichamelijke kant.” De neurologische verklaring biedt patiënten vaak meer troost dan de psychologische, maar gaat net zo goed uit van een beperkt begrip van lichamelijkheid.
Volgens Slatman doet het er niet zoveel toe of de geest nu wel of niet bestaat, maar moet het woord binnen de gezondheidszorg niet meer gebruikt worden. Ze volgt graag de filosoof Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) in diens benadering van lichamelijkheid. Merleau-Ponty legt de nadruk op het lichaam als middel om de wereld te leren kennen en maakt lichamelijkheid daarmee subjectief. “De meeste handelingen voeren we uit zonder erbij na te denken. Dit is een vorm van intelligentie en cognitie die niet door de geest wordt gestuurd, want je hebt er geen reflectie of denken voor nodig,” legt Slatman uit.
In dit paper laat Slatman zien hoe deze bredere opvatting van lichamelijkheid er precies uitziet. Deze is niet alleen afhankelijk van onze biologische en fysieke mogelijkheden, maar is ook gebonden aan sociaal-culturele normen. Iemand met overgewicht zal zich in onze maatschappij bijvoorbeeld als afwijkend beschouwen, omdat hier het ideaal van zowel gezondheid als schoonheid in verband wordt gebracht met het juiste lichaamsgewicht. Aangezien we naast lichamelijk subject ook een beetje object zijn - anderen kunnen zien of je overgewicht hebt - is zo’n norm heel bepalend.
Het is belangrijk dat medici zich realiseren dat de subjectieve kant en de objectieve kant kriskras door elkaar heen lopen. Het is namelijk de mens, en niet de biologie, die de normen voor ziek-zijn en gezond-zijn bepaalt, legt Slatman in haar oratie uit. Met de opkomst van de statistiek in de negentiende eeuw werd het idee van ‘de normale mens’ gevormd. In de medische wereld is de gemiddelde mens nog steeds de meest ideale mens. Alleen kan simpelweg niet iedereen gemiddeld zijn. Een probleempje dus. Slatman pleit daarom voor maatwerk per patiënt. Ook wil ze woorden geven aan de verschillende ervaringen van lichamelijkheid.
Overigens benadrukt Slatman dat objectivering in sommige gevallen wél uiterst nuttig kan zijn. “Het ondergaan van een gynaecologisch onderzoek is voor veel vrouwen bijvoorbeeld onprettig. Maar als de gynaecoloog een objectiverende blik en behandeling hanteert, wordt de seksuele dimensie meer afgesloten. Zo kan de patiënt afstand nemen: dit is gewoon een orgaan van mij waar een dokter aan zit; laat maar gaan.”
Wat als je gebukt gaat onder helse pijn, maar een oorzaak niet gevonden wordt? In deze reportage (kijktijd: 18 minuten) kregen we toegang tot een topklinisch centrum dat alles op alles zet om de meest ernstige patiënten een laatste strohalm te bieden.