Mijn jeugd bij een groep extremistische christenen in Nederland
- Artikel
- 06 jul 2021
- 11 minuten leestijd
Ik zat tot mijn negentiende bij de Evangelische Kerk. Dat was een vreemde tijd. Het is namelijk geen geschikte plek voor kinderen, maar eentje voor gebroken volwassenen.
Vanaf mijn negende ging ik tien lang jaar lang wekelijks naar een plek die achteraf nauwelijks geschikt bleek voor kinderen. Het was een plek waar men meende dat het lezen van Harry Potter gevaarlijk was, waar doofstomheid genezen kon worden door gebed, en waar een vrouw eens kwam vertellen over haar door de duivel behekste vagina waarmee ze nietsvermoedende mannen het leven ontnam.
…Als je nu denkt dat ik ben opgegroeid in een sekte, zit je er maar een klein beetje naast. Mijn ouders namen mij namelijk iedere zondag mee naar de evangelische kerk.
Ik zal het altijd lastig vinden uit te leggen hoe dit mijn tiener-ik precies heeft gevormd. Maar nu krijg ik de kans er eens goed voor te gaan zitten en mijn woorden zorgvuldig te kiezen. Het is tijd dat dit verhaal (her)verteld wordt, want te weinig mensen in Nederland begrijpen wat voor misstanden schuilgaan achter deuren van een plek die de werkelijkheid radicaal afwijst.
Gedag tegen Harry Potter
Misschien dat je wel eens heb gehoord van de Evangelische Kerk, maar grote kans dat bovenstaande dingen je wenkbrauwen in meer of mindere mate op en neer lieten bewegen. Dat snap ik; het is lastig voor te stellen dat grote groepen mensen deze dingen écht geloven. Ik neem het dan ook niemand kwalijk dat er, wanneer ik vertel dat ik gelovig ben opgevoed, niet gedacht wordt aan een groep christenen die de wereld zo fenomenaal anders ziet. Een wereld die constant belegerd wordt door Satan; één waarin je jezelf ziet als gered, en andersdenkenden als verloren.
Ook moest ik mijn Harry Potter-verzameling gedag zeggen toen mijn ouders zich bekeerden. Dat gebeurde ergens in het zuiden van Groningen, in het jaar 2001 ongeveer, na een reeks bijzondere gebeurtenissen waarna mijn moeder niet langer om het bestaan van God als Hemelse Vader heen kon. Vanaf toen was het iedere week naar de kerk. Daar verklaarden we onder begeleiding van een vrouw met zwiepende vlaggen en een man met een drumstel onze liefde aan de zoon van God, vurig en tot tranen geroerd.
Een persoonlijke relatie met God
Nederland telt ongeveer 500.000 tot 800.000 van deze evangelisten. Ze worden zo genoemd omdat ze de Bijbel zien als het letterlijke woord van God, in tegenstelling tot andere stromingen als de gereformeerde of hervormde kerk die de Bijbel zien als een interpreteerbaar heilig schrift. Evangelisten zijn echte christenfundamentalisten die geloven dat de wereld in precies zes dagen is geschapen en dat God onze Hemelse Vader is die een persoonlijke relatie wil met een ieder van zijn kinderen.
Misschien klinkt dat laatste wel mooi, en ach, ergens is dat ook wel zo. Toen ik geloofde dat er een almachtig wezen was dat mij zag als een prachtige parel die niets verdient dan het grootste geluk, voelde ik me nooit echt eenzaam of machteloos.
Maar daar waar mensen aan de hand worden genomen en worden verteld hoe ze moeten denken, ontstaan machtsstructuren die ronduit gevaarlijk zijn.
Alleen vertrouwen op God
Hier begint dan ook mijn verhaal – althans het deel dat niet meer alleen bizar is maar ook een beetje zielig. In een systeem waarin je als jong, goedgelovig kind wordt verteld dat de wereld om je heen wordt geregeerd door Satan, verlies je langzaam jezelf. Satan schuilt namelijk in alles wat je leuk of interessant vindt. De Donald Duck? Fout, want Madam Mikmak. Tv-programma’s van BNN-VARA? ‘Liederlijk’. Dat kettinkje met een klavertje vier? Een symbool van bijgeloof, dus helaas ook een ingang voor Satan om zich langzaam tussen jou en Jezus in te wurmen.
Zo leer je langzaam dat je niet kan rekenen op je eigen perceptie en dat je je eigen vreugde over de wereld ten diepste moet wantrouwen. En uiteindelijk weet je dat je gedachten van de duivel zijn, zelfs wanneer je ‘s avonds je ogen sluit.
In zo’n wereld heb je een onvoorstelbaar grote verantwoordelijkheid over iets dat je helemaal niet kunt omvatten. Je probeert constant je eigen ‘zielenheil’ veilig te stellen, maar ook die van je ongelovige vrienden. Tijdens een dienst werd mij verteld dat we, als we niet baden voor onze ongelovige vrienden en familieleden, uiteindelijk zelf de hemel zouden betreden met aan onze handen het bloed van hen die naar de hel werden gestuurd. Dit maakte dat ik iedere avond obsessief bad voor al mijn vriendinnen – en hun broers, zussen, vaders en moeders.
Dit verantwoordelijkheidsbesef zorgt ervoor dat je denkt dat het goede doen niet meer is dan het minimale, maar wanneer je faalt door te zondigen, je de consequenties te danken heb aan jezelf.
En die zogenaamde consequenties kwamen soms heel concreet om de hoek kijken.
Bezeten
Toen ik in de loop van mijn puberteit PTSS ontwikkelde, openbaarde dat zich aanvankelijk in helaas erg lastig te diagnosticeren symptomen, zoals angstaanvallen. De evangelische psychologen konden die niet goed plaatsen, waardoor het voor hen, de kerk en mijn ouders ‘duidelijk’ werd dat mijn klachten niet psychisch waren, maar eerder een spirituele belegering. De oplossing moest dus ook op geestelijk vlak gevonden worden.
Ik weet niet eens meer hoe het precies werd genoemd. Zelf denk ik eraan terug als een demoonuitdrijving, maar het werd destijds vast zoeter verpakt. In ieder geval vond ik mezelf zo rond m’n zeventiende terug in de praktijk van een zogenoemde gebedsgenezer, iemand die een speciaal talent van God had gekregen om Zijn kinderen terug naar het licht te leiden. Zij zou mij bevrijden van Satans grip op mijn leven en zorgen dat God mij opnieuw kon zegenen.
Vanzelf zou dit niet gaan, natuurlijk. Zij bad lang en hard, met hier en daar een beetje boos geroep naar wat het ook maar was dat zich in mijn ziel had genesteld. Maar het was mijn taak mijn zonden te belijden. Zo, werd mij uitgelegd, verloor Satan het haakje dat hem en mij verbond.
De eerste keer vond ik dat nog te moeilijk; ik schaamde me voor dingen die misschien normaal waren voor een meisje van mijn leeftijd, maar die zeker afgekeurd werden in de ogen van God. Dus hield ik ze voor mezelf.
Je binnenwereld verliezen
Ingenieus genoeg is dit precies wat demoonuitdrijvers in hun zadel houdt; door de ‘bezetene’ net wat verantwoordelijkheid te geven, kan het uiteindelijk nooit aan de uitdrijver (of aan God) liggen wanneer er geen vooruitgang wordt geboekt. En dat er geen vooruitgang werd geboekt, mag duidelijk zijn. Na het ritueel deed ik zo hard m’n best om maar gewoon ‘normaal’ te zijn, dat, uitgeput als ik ervan raakte, mijn klachten drie keer erger terugkeerden op het moment dat mijn wilskracht z’n eind bereikte.
Dus wist ik de volgende keer dat ik naar de demoonuitdrijver ging, er niets anders opzat dan te vertellen wat ik eerder had verzwegen. En op deze manier werd nu zelfs mijn binnenwereld opgeëist, waardoor er van iets als gezonde privacy weinig overbleef.
Psychische problemen door zonden
Dat dat offer voor niets is geweest en de klachten vrolijk doorgingen, zal wel geen grote plottwist zijn in mijn verhaal. Pas veel later realiseerde ik me hoe giftig het is geweest wat ik toen heb meegemaakt. Ik keek een aflevering van De Monitor over precies dit onderwerp, waar wordt verteld dat kinderen die dit is overkomen op latere leeftijd veelal depressief of zelfs suïcidaal worden. In dezelfde aflevering vertelt een demoonuitdrijver hoe het hem verafschuwt dat er tegen kinderen tijdens het gebed wordt geschreeuwd, en dat hij op een heel andere manier te werk gaat.
Tegen hem wil ik zeggen dat het niet zoveel uitmaakt of en hoeveel er tegen je wordt geschreeuwd. Natuurlijk, een prettige toevoeging aan een toch al benarde ervaring is een oorsuis allerminst, maar de wreedheid van demoonuitdrijvingen zit hem in heel iets anders.
Wanneer je als kind wordt verteld dat je psychische problemen jouw eigen schuld zijn – dat het komt door de zwakte van je geest waar je zonden als een warm bed dienen voor het ultieme kwaad – dan brengt dat je schade toe.
Zonder geloof verder
Het is het paradox van vrijheid waar evangelisten altijd in rondzwemmen. Aan de ene kant zijn ze vrijgemaakt door Jezus, zijn hun zonden afbetaald. Aan de andere kant moet je overuren maken om gered te ‘blijven’. Ik heb het geluk dat ik met mijn volwassen worden een kritisch stel hersens ontwikkelde. Samen met de ontelbare tegenstrijdigheden in de Bijbel was dit het begin van het eind van mijn geloof.
Dat was een lange weg, waarop ik me vaak schuldig en eenzaam voelde. In de Bijbel staat dat er maar één zonde bestaat die de Heilige Geest niet kan vergeven, en dat is het weigeren van de Heilige Geest zelf. Dit gaf me in het begin nog genoeg reden me aan mijn geloof vast te houden. Ik voelde een reële angst voor de hel. Daarbij kwam het gevoel dat ik mijn beste vriend zou kunnen verliezen, want ook ik geloofde ooit dat ik de stem van God kon verstaan. Hij was als een vriend en een vader die ik altijd om steun kon vragen.
Eindelijk daadwerkelijk vrij
Maar ironisch genoeg gaf de Bijbel me ook wat ik nodig had om me los te maken van mijn geloof. Nadat ik het boek in z’n geheel voor de tweede keer had uitgelezen, kon ik niet langer negeren dat mijn realiteit zo compleet anders was dan wat het zou moeten zijn. Ik begon langzaam te wennen aan het idee afscheid te nemen van God. Toen pas begon ik de vrijheid te voelen waarin ik eigenlijk allang had moeten leven, een vrijheid die mij al die tijd was beloofd.
Vanaf daar begon het proces van beseffen hoe vreemd mijn wereld was geweest. Ik moest de homofobie ontleren waarmee ik was geïndoctrineerd en alle ideeën langsgaan die ik ooit in kinderlijk vertrouwen had aangenomen. Dat proces is nog steeds niet helemaal klaar. Regelmatig tover ik nog een krankzinnig verhaal tevoorschijn dat mijn vrienden nauwelijks kunnen geloven, zoals het eerdere verhaal over de vrouw met haar betoverde vagina.
Chemokuur voor een gezond lichaam
Tegenwoordig heb ik het geloof achter me gelaten. Ik vind het wel nog steeds moeilijk om om hulp te vragen; ik vermoed een nawee van de tijd waarin ik ‘bezeten’ was. Wanneer ik bijvoorbeeld naar de fysio ga met rugpijn, verwacht ik nog altijd dat me zal worden verteld dat het helemaal mijn eigen schuld is en dat ik vooral mag opbiechten hoe ik als een kromme garnaal achter m’n laptop heb gezeten.
Harry Potter heeft zich inmiddels weer een weg terug in mijn leven gevonden en ik krijg inmiddels hulp voor PTSS die niet van de kwakzalver-afdeling komt.
Wel houd ik mijn hart vast voor alle kinderen wiens veiligheid afhangt van de Evangelische Kerk. Het is immers geen geschikte plek voor kinderen, maar eentje voor gebroken volwassenen. Het is mooi dat deze manier van geloven sommigen helpt niet weg te zakken in hun pijn, maar voor kinderen is het als een chemokuur op een gezond lichaam.
Als maatschappij moeten we deze kinderen in bescherming nemen; daar ligt een taak voor de overheid. En als individuen moeten we onthouden dat religieus gevaar ook van eigen bodem komt, waar Satan regeert in onze eigen Hollandse gemeenten.