‘Actie, actie, actie’ tegen de klimaatcrisis? Dan moeten we eerst af van onze VOC-mentaliteit
- Artikel
- 04 nov 2021
- 9 minuten leestijd
Tijdens de klimaattop in Glasgow riep Rutte op tot 'actie, actie, actie' in de wereldwijde klimaattransitie. Wat zijn die woorden waard als Nederlandse politici en multinationals de aarde blijven zien als onuitputtelijke bron voor menselijk gebruik?
“Het zou nu allemaal moeten
draaien om actie, actie, actie”, zei demissionair premier Rutte afgelopen
maandag bij de opening
van de klimaattop in
Glasgow. Even later gevolgd door de vastberaden toezegging: “U kunt rekenen op
het Koninkrijk der Nederlanden.” Bemoedigende woorden. Geruststellend ook. Maar
van een premier die het al drie
kabinetten lang verzaakt
om de voorgenomen terugdringing van CO2-uitstoot te realiseren, mag je je
afvragen wat zijn woorden waard zijn.
Want terwijl we ons in Nederland buigen
over de vraag of we wel voorop moeten lopen
in het terugdringen van de klimaatcrisis, bungelen we in praktijk helemaal
onderaan de ranglijst van Europese landen die daadwerkelijk vergroenen. Zoals
te zien in onderstaande grafiek wekten we in 2019 meer dan 90 procent van onze
energie op uit kolen, olie en gas. Ter vergelijking: IJsland is nog maar voor
zo’n 20 procent afhankelijk van fossiele energiebronnen. Zelfs Polen, dat niet
bepaald bekend staat als groene vriend, scoort volgens de laatste data van
Eurostat beter dan wij.
Groene onschuld
Maar die beschamende positie komt niet overeen met ons zelfbeeld. Zo blijkt uit recent onderzoek van Motivaction dat 57 procent van de Nederlanders denkt dat we tot de Europese middenmoot of zelfs voorhoede behoren in het terugdringen van de CO2-uitstoot. 25 procent van de ondervraagden plaatst Nederland in de achterhoede. In het hoofd van de gemiddelde Nederlander is ons energieverbruik bovendien voor 26 procent afkomstig uit duurzame bronnen: ruim het dubbele van de schamele 11 procent die we het afgelopen jaar in werkelijkheid produceerden.
Je zou het ‘groene onschuld’ kunnen noemen: verblind door ons zelfbeeld als vooruitstrevend en technologisch innovatief, lijkt het besef dat we hopeloos achterlopen in onze verduurzaming maar niet in te dalen. Ook typisch Nederlands: als we al meer klimaatactie wensen, dan vinden we dat grote bedrijven (70%) daarin nog net iets meer verantwoordelijkheid dragen dan de overheid (66%). Nederlandse burgers wijzen zichzelf als minst verantwoordelijke aan voor het tegengaan van klimaatverandering (31%).
Om ons te behoeden voor toekomstige klimaatcatastrofes, vestigen we onze hoop dus in de eerste plaats op de hervorming van de grootste vervuilers: in ons land zijn dertig bedrijven verantwoordelijk voor 40 procent van de nationale uitstoot. Een hervorming waar ook onze demissionaire premier op lijkt te hopen, maar die hij het liefst geïnitieerd ziet worden door de knappe koppen van ondernemend Nederland. Als het aan Rutte ligt, fungeert de overheid hooguit als cheerleader die vanaf de zijlijn ‘actie, actie, actie’ blijft roepen.
En precies daar gaat het fout, betoogt de Amerikaanse filosoof Olefemi
Taiwo in een essay dat onlangs in het
tijdschrift The New Yorker verscheen. Volgens de academicus kunnen we er
niet op vertrouwen dat fossiele bedrijven tot inkeer komen en een duurzaam
klimaatbeleid gaan voeren. De enige manier om de klimaatcrisis af te wenden, zo
betoogt hij, is rigoureus overheidsingrijpen.
De aarde ten dienste van de mens
Dat juist de Nederlandse overheid dat ingrijpen nalaat, mag volgens Taiwo geen verrassing heten. Het was namelijk de Verenigde Oostindische Compagnie die met steun van Nederlandse imperialistische staatslieden de basis legde voor de geglobaliseerde wereldeconomie. Een economie die draait om groei en winstmaximalisatie, en waarin grote bedrijven vrij moeten worden gelaten om de aarde te kunnen ontdoen van haar natuurlijke hulpbronnen. Bezien door de ogen van de VOC stond de aarde ten dienste van de mens: haar landschappen zijn er om overheerst en geëxploiteerd te worden.
Een paar eeuwen later zou die overtuiging nog altijd springlevend zijn onder
fossiele bedrijven, zegt Taiwo. In een eerder
verschenen artikel op de website van The Guardian wijst hij
lezers daar ook op en neemt hij Royal Dutch Shell als voorbeeld. De voornaamste
doelen van grote corporaties zoals Shell, zo stelt hij, blijven onveranderd:
winstmaximalisatie en het verrijken van aandeelhouders. De eigen groei en
overleving zullen dan ook altijd prioriteit houden boven de algehele
levenskwaliteit van de gewone burger of ‘de consument’.
Shell en andere vervuilende multinationals erkennen tegenwoordig de schadelijke impact, maar presenteren zich
tegelijkertijd als redders in nood.
Gewiekste publiekscampagne
Zo bezien is het niet gek dat Ben van Beurden, de CEO van Shell, na de
Klimaattop van Parijs in 2015 nog zonder gêne de
uitspraak deed: "Ik pomp alles op wat
ik kan oppompen om aan de vraag te kunnen voldoen.” Ook verder in het verleden
heeft Shell meermaals bewezen zich niet bepaald te bekommeren om moedertje
aarde en haar bewoners. Al in de
jaren tachtig wist het bedrijf dat zijn
werkzaamheden desastreuze gevolgen hebben voor het klimaat, maar belangrijke
onderzoeksrapporten werden bewust geheim gehouden. En in de jaren negentig
probeerde het bedrijf via de Amerikaanse lobbygroep GCC twijfel te zaaien over
onafhankelijke klimaatwetenschap.
Waarom blijven zoveel mensen dan toch hopen dat een fossiel bedrijf als Shell
zichzelf anno 2021 wél een maatschappelijke verantwoordelijkheid toekent?
Volgens Taiwo kan dat vertrouwen deels worden verklaard door de gewiekste
publiekscampagne die de fossiele industrie sinds een aantal jaren voert. Shell
en andere vervuilende multinationals erkennen tegenwoordig de schadelijke
impact van kolen, olie en gas, maar presenteren zich tegelijkertijd als redders
in nood. Alleen zíj zouden de juiste kennis, ervaring en infrastructuur hebben
om de noodzakelijke klimaattransitie tot een goed einde te brengen. Geef ze de
vrijheid om met elkaar te concurreren en de wereld zal vergroenen, is de
boodschap.
CO2-zuigend bos
Maar volgens Taiwo en andere
critici is de klimaattransitie waar Shell en consorten naar streven bij lange
na niet radicaal genoeg en bovendien misleidend. Zo bracht Shell in 2018 het ‘sky-scenario’ uit: een plan om de C02-uitstoot van de fossiele
industrie in 2070 tot netto nul te verlagen. Met het plan zou de verdere
opwarming van de aarde kunnen worden ‘beperkt’ tot 2 graden celsius, later
bijgesteld naar 1,5 graad.
Klinkt prachtig, maar in werkelijkheid wil Shell in ieder geval tot 2030 méér
olie en gas uit de grond halen en neemt de netto uitstoot in die periode toe.
Pas daarna wil het de uitstoot laten dalen, mede dankzij technologie die nu nog
niet bruikbaar is en het aanleggen van een CO2-zuigend bos ter grootte van
Brazilië. Een ‘realistisch’ scenario noemt Shell het, terwijl de haalbaarheid
uiterst onzeker is. Wat betreft Taiwo is de helpende hand van Shell dan ook
niets meer dan een nieuwe poging om de klimaattransitie zoveel mogelijk te
vertragen.
Klimaat kolonialisme
Een van de meest schrijnende uitkomsten van ons aanhoudende vertrouwen in het probleemoplossend vermogen van de markt, is volgens Taiwo dat het de armste landen zijn die de meeste last ondervinden van de klimaatcrisis. In een artikel dat eind 2020 in het blad Foreign Policy verscheen, stelt hij vast dat er in Latijns-Amerika, Afrika en Azië nu al honderdduizenden mensen ontheemd zijn door de gevolgen van klimaatverandering. In de komende eeuw zal iedere graad opwarming tot een miljard nieuwe klimaatvluchtelingen kunnen leiden.
En terwijl de rijke, veelal westerse landen die de meeste CO2 uitstoten
voldoende financiële middelen hebben om zich voorlopig tegen droogte,
overstromingen en extreem weer te wapenen, beschikken armere landen daar niet
over. De filosoof noemt het huidige, zelfgerichte klimaatbeleid van westerse
overheden en multinationals dan ook onomwonden klimaat kolonialisme. Een beleid
dat iedereen op termijn duur komt te staan, zowel economisch als politiek. Want
de voorspelde toename van waterschaarste, hongersnood en klimaatvluchtelingen
zal hoe dan ook leiden tot conflict.
We moeten anders naar de aarde leren kijken: niet als onuitputtelijke bron voor menselijk gebruik, maar als levend systeem dat zich ook tegen ons kan keren.
Breken met de status-quo
Om de planeet en onszelf te behoeden voor al dat onheil, is het volgens Taiwo dan ook noodzakelijk om definitief afscheid te nemen van ons koloniale marktdenken. Hij stelt voor om energiebedrijven zoals Shell te nationaliseren zodat hun voornaamste prioriteit niet langer winstmaximalisatie is, maar het dienen van het publieke belang. Ook moeten overheden van de meest vervuilende landen structurele herstelbetalingen doen aan de landen die het zwaarst worden getroffen door klimaatverandering. En het opvangen van klimaatvluchtelingen zou geen gunst moeten zijn, maar een wettelijke plicht.
En meer nog dan de hervorming van ons politiek-economische systeem, pleit Taiwo
voor een nieuwe verhouding tussen de mens en de natuur. Niet alleen personen,
maar ook dieren, rivieren en bergen behoeven bescherming tegen de gevolgen van
klimaatverandering. Om dat te bewerkstelligen, moeten we anders naar de aarde
leren kijken: niet als onuitputtelijke bron voor menselijk gebruik, maar als
levend systeem dat zich ook tegen ons kan keren.
De ideeën van Taiwo zullen velen nogal radicaal in de oren klinken. Maar
misschien zijn radicale ideeën wel precies wat Nederland nodig heeft om zijn
dramatische achterstand in de klimaattransitie in te halen. Zolang we achteraan
bungelen op de Europese ranglijst, zouden we ieder voorstel dat breekt met de
status-quo moeten omarmen. Pas dan mogen we fantaseren over een plekje in de
groene voorhoede.