Een cocktail van doemdenken en melancholie is nodig om te overleven, zegt deze filosoof
- Interview
- 25 apr 2018
- 11 minuten leestijd
Op jubelverhalen over onze toekomst zul je Lisa Doeland niet snel betrappen. "Hartstikke leuk dat Elon Musk denkt dat we – zodra we de aarde onleefbaar hebben gemaakt – naar andere planeten kunnen. Maar wat de fuck moeten wij op Mars?"
Hoewel ik normaal nooit drink tijdens interviews, bestel ik binnengekomen in het Amsterdamse café het zwaarste biertje van de kaart. Mijn telefoon trilt voordat ik een eerste slok kan nemen. “Onderweg! Ben iets later”, stuurt filosoof Lisa Doeland (35) me. “Geen probleem”, antwoord ik naar waarheid. Meer tijd voor mijn mentale voorbereiding op een zwaar gesprek over ‘alledaags doemdenken’, aan het begin van een maandagavond die na een lange werkdag en een troosteloze eenpersoonsmaaltijd al deprimerend genoeg is.
In haar boek Onszelf voorbij roept Lisa iedereen op om ‘te kijken naar de dingen die we liever niet zien’. Ze promoveert intussen aan de Radboud Universiteit op een filosofisch onderzoek naar afval. Lisa wil niet dat we onze optimistische blik op de technologische vooruitgang of onze pessimistische blik op de totale ondergang richten. Nee, ze pleit voor een realistische blik recht in de prullenbak en voor iets wat ze zelf ‘alledaags doemdenken’ noemt.
Ik neem een flinke teug van de schuimende saison in mijn hand. Dat is nodig, want als geboren rasoptimist zie ik enigszins op tegen haar boodschap. Optimisme voelt als een kern-ingrediënt van al het levensgeluk dat ik ken. Gaat deze filosofe me daar vanaf praten?
Een serveerster loopt rond en plaatst kaarsjes op de tafels van het café. Kop op, zeg ik tegen mezelf. Lisa komt binnen en neemt na een hartelijke begroeting plaats tegenover me. Ze oogt vrolijk en kletst opgewekt over de belangstelling voor haar boek. Een fors contrast met hoe ze daarin beschrijft dat ze regelmatig droomt over het vergaan van de wereld - een beetje zoals in de laatste scène van de film Melancholia van Lars von Trier.
Lisa, ik lees dat je regelmatig droomt over het einde van de wereld. Moet ik me zorgen maken?
“Nee, in het geheel niet, het einde der tijden heeft iets prettigs. Aan de notie van de apocalyps kleeft een absolute helderheid: de wereld is er wel en de wereld is er niet. Dat is fijn. Eindelijk duidelijkheid; zoiets.”
Fijn? Ik zit er niet echt op te wachten om verslonden te worden door een andere planeet, eerlijk gezegd.
“Dat snap ik. Maar heeft de notie dat daarmee een bepaalde onzekerheid uit de weg geruimd wordt niet iets aantrekkelijks? Zowel in doorgedraaid optimisme als in pessimisme hebben mensen die zekerheid ook. Dat alles goed komt, of juist helemaal niet. Maar dat is natuurlijk een schijnzekerheid. Mijn apocalyptische dromen gaan volgens mij dus over zoeken naar houvast…"
Denk jij dat wij ofwel neigen naar optimisme ofwel naar pessimisme?
“Daar is vast psychologisch onderzoek naar gedaan. Als het zo is, zou ik tegen beide groepen willen zeggen dat ze gevaar lopen. Bij pessimisme dreigt het gevaar voor apathie en het gevoel van machteloosheid: dat het allemaal niet meer uitmaakt, de hele zooi is toch al naar de haaien. Optimisten denken juist dat de bomen tot aan de hemel groeien en vergeten de dingen die ze kapotmaken. Ecologisch gezien bijvoorbeeld.”
Hoe kun je de menselijke rede roemen in een tijd – nu dus – waarin de omvang van wij op onze aarde aanrichten tot ons door begint te dringen?
Dus geen optimisme, geen pessimisme, maar doemdenken. Wat bedoel je daar precies mee?
“Het gaat mij om een specifiek soort: alledaags doemdenken noem ik het. Dat is voor mij oog hebben voor wat we proberen te verstoppen. Iedere keer dat ik de prullenbak opendoe en er iets ingooi, merk ik een vergelijkbare helderheid als die ik net beschreef. Het is duidelijk: ik gooi mijn wegwerpbekertje of plastic verpakking hierin en dan gaat het naar “het land van weg”. Terwijl dat niet het geval is. De grote problemen van onze tijd ontstaan juist doordat we denken dat we dingen kunnen laten verdwijnen in de prullenbak. Met het afval gooien we ook onze verantwoordelijkheid weg.”
Het lijkt alsof jouw doemdenken alleen over het milieu gaat. Mijn vriendin kan juist een neiging tot doemdenken in de normale zin van het woord hebben. Ik zie het dan als mijn taak om haar op te vrolijken. Is dat verkeerd?
“Misschien wel. Ook in niet ecologische zin denk ik dat je – als je een grote donkere wolk van doem boven je voelt hangen – er juist recht in moet gaan. Behalve als je klinisch depressief bent natuurlijk. Maar wanneer je als niet-klinisch depressief persoon wordt overvallen door gevoelens van weltschmerz of melancholie, duidt dat op een gevoel van frictie tussen ervaring en werkelijkheid.”
“Zo word ik altijd enorm melancholisch van vliegvelden. Allemaal mensen die op weg zijn naar een ideale bestemming, die in werkelijkheid vaak heel anders blijkt. Bovendien glitteren en glimmen vliegvelden vaak enorm en zijn ze heel schoon, wat in schril contrast staat met de vervuiling die vliegen veroorzaakt… Dat gevoel van het unheimliche moet je niet wegpoetsen, maar op je in laten werken.”
Ik zucht even en probeer mijn vrolijkheid terug te winnen door een slok van het troebele toevluchtsoord in het glas voor me. Dit gesprek kan een lichtvoetige wending gebruiken.
In Onszelf voorbij beschrijft Lisa hoe Van Kooten en De Bie het woord doemdenken introduceerden in 1980, vijftien jaar voor mijn geboorte die in slechts twee nietige uren plaatsvond. De komedianten vertellen helemaal klaar te zijn met al het ‘gedoemdenk’ in Nederland, met columns en kritieken waarin alsmaar wordt geschreven dat ‘de totale catastrofe’ voor de deur staat. "Begrijpen jullie nu waarom wij weggaan," vraagt De Bie die op het punt staat te emigreren naar Nieuw-Zeeland, "naar een plek waar je de mensen eindelijk hoort zeggen dat het ze goed gaat?"
Lisa, jij noemt Koot en Bie als uitvinders van het woord doemdenken. Maar zij zijn er toch juist tegen? Terwijl jij zegt: laten we nog meer mopperen.
“Ja, want ik vind onze tijd te optimistisch. Koot en Bie zeggen dat ze moe worden van de columns waarin het einde van de wereld wordt gepredikt – dat is nu niet het geval. Wij leven juist in een tijd waar onderzoek na onderzoek laat zien dat dingen minder rooskleurig zijn dan we al dachten, terwijl we vrolijk door blijven gaan. In de afgelopen veertig jaar is in een bepaald gebied in Duitsland 75 procent van de insecten gestorven – niet in soorten maar in massa. In 83 procent van ons kraanwater zitten kleine deeltjes plastic. In 93 procent van ons water in flesjes zit plastic. Het zijn weliswaar kleine deeltjes en het is nog maar de vraag hoe schadelijk het is, maar toch.”
Wetenschapper Steven Pinker schreef een boek waarin hij juist zegt dat al ons gedoemdenk onterecht is, en dat het beter met de wereld gaat dan wanneer dan ooit.
“Ik heb over dat boek gehoord. Het klinkt alsof Pinker een wat mij betreft enorm misplaatst vertrouwen in de mens en diens rationaliteit heeft. Hoe kun je de menselijke rede roemen in een tijd – nu dus – waarin de omvang en ernst van wat de mens op onze aarde aanricht ten volle tot ons door begint te dringen en bovendien blijkt dat wij kampen met een enorm collectief handelingsprobleem? Ik zie de zichzelf feliciterende mens de klimaatopwarming en massauitsterving van dieren in ieder geval niet aanpakken. Het is belangrijk dat we dat tekort en die machteloosheid onder ogen zien en kappen met onszelf op de borst te kloppen.”
Jij noemt in Onszelf voorbij nog een andere oplossing voor die laksheid: onszelf ‘in eetbare termen begrijpen’.
“Dat is een citaat van de Australische filosoof Val Plumwood, die ik geweldig vind. Ze is ooit bijna opgegeten door een krokodil en schreef over die ervaring. Voor mij betekent die uitspraak zoveel als dat we niet moeten vergeten dat wij vroeger ook prooi waren. Dat we sterfelijk zijn. Dat we ook gewoon biologische wezens onder andere biologische wezens zijn. En dat het hartstikke leuk is dat Elon Musk denkt dat we – zodra we de aarde onleefbaar hebben gemaakt – naar andere planeten kunnen. Maar wat de fuck moeten wij op Mars? Dat is geen plek waar het goed toeven is voor mensen.”
“De Amerikaanse astronaut Jeffrey Hoffman vertelde me ooit dat de ruimte een hostile place is. Hij is vijf keer in de ruimte geweest en benadrukt dat wij niet geschikt zijn om daar te leven. Door films associëren we de ruimte met avontuur en ruimteschepen met plekken die best comfortabel kunnen zijn. Terwijl je bij de filmpjes van André Kuipers al ziet: niet heel relaxed daar.”
't interview gaat verder onder de foto
We hebben het nu wel leuk over doemdenken, maar als het zo slecht gaat met de wereld als jij betoogt, is het dan geen tijd dat we iets gaan doen?
“Natuurlijk. Neem alsjeblieft zonnepanelen of ga elektrisch rijden. Zelf ben ik veel met afval bezig. Als ik over een maand terugkom van mijn familie in Canada – ik heb met mezelf afgesproken dat het mijn laatste vliegreis wordt – haal ik een kolonie tijgerwormen in huis om mijn afval te verteren.”
Wacht even. Versta ik je goed? ‘Een kolonie tijgerwormen?’
“Inderdaad: een wormenkolonie. Dat vind ik superspannend. Misschien doe ik het niet goed en gaan ze dood. Ik ben eigenlijk vooral benieuwd naar wat ze met mij gaan doen – ineens woon ik dadelijk toch met vreemden in één huis. Of ik mijn eetpatronen op ze ga aanpassen? Ik wil niet allemaal shit maken die m'n wormen niet kunnen bikken.”
Hm. Succes ermee. Laatste vraag: jij schrijft over het verschil tussen melancholie en rouw. Waarom is dat relevant voor jouw pleidooi tot doemdenken?
“Mijn these is dat je door melancholie vasthoudt aan de rouw die hoort bij het complexe, niet helemaal grijpbare verlies van iets. En dat juist dat vasthouden goed is. Dat je daardoor gaat kijken naar de dingen die je niet wil zien. Er is iets verloren, het is niet helemaal duidelijk wat, maar je gaat er mee aan de slag. Ik weet ook niet hoe we de wereld leefbaar kunnen houden, maar ik zit straks wél met een leger wormen thuis.”
“Bij een rouwproces is het duidelijk wat je bent kwijtgeraakt. Je moeder, bijvoorbeeld. Volgens Freud ga je dat proces door en heb je het op een gegeven moment duidelijk verwerkt. Terwijl melancholie – of Weltschmerz – veel onduidelijker is. Er is bijvoorbeeld niet één helder ding dat je bent verloren. Bij de klimaatcrisis heb ik een gevoel van: ‘Er gaat iets mis! De zesde massa-extinctie! Al die dieren die sterven!’ Tegelijkertijd voel ik dat ik er geen enkele grip op heb. Dat er iets verloren gaat, en dat ik daar deelgenoot van ben, maar dat ik het tegelijkertijd niet helemaal begrijp. Melancholie is een gevoel waar je doorgaans in blijft hangen. Dat maakt je nog niet passief of machteloos. Juist doordat het niet precies duidelijk is waarover je verdrietig bent, leer je omgaan met de minder prettige kanten van het leven.”
In Onszelf Voorbij pleiten de jonge filosofen Lisa Doeland, Naomi Jacobs en Elize de Mul alle drie op hun eigen manier voor kijken naar wat we liever niet zien. Het boek verscheen in maart bij uitgeverij De Arbeiderspers – meer daarover lees je hierrrr.