"De meeste criminelen zijn witte mannen. Maar die valt de politie niet lastig"
- Interview
- 31 mei 2016
- 8 minuten leestijd
In deze interviewserie onderzoeken we hoe racistisch Nederland is, door het te vragen aan Nederlanders die géén witte mannen zijn en het dus aan den lijve ondervinden. Ditmaal: Nawal Mustafa (1985), projectmedewerker etnisch profileren bij Amnesty International. Daarvoor studeerde ze rechten en internationaal recht.
Vlak voordat ik Nawal bel, laat Typhoon op sociale media weten dat hij door politie aan de kant is gehaald. De reden: zijn auto was te groot en te duur voor zijn profiel. Lees: huidskleur. Het schept een bedroevend beeld van de omgang met etniciteit door het vaderlandse korps.
Is etnisch profileren door de Nederlandse politie een groot probleem?
“Ja, kijk maar naar wat Typhoon is overkomen. Dat is niets nieuws en het overkomt etnische minderheden vaak. Voor sommigen is dit een dagelijkse, wekelijkse of maandelijkse routine geworden. Dat zou natuurlijk niet moeten: Nederland ondertekende mensenrechten-verdragen en zegt racisme niet oké te vinden.”
“Wij hebben in 2013 een rapport uitgebracht waarin we stellen dat de Nederlandse politie etnisch profileert. Problematisch is alleen dat we niet kunnen weten hoe vaak het voorkomt, omdat er geen cijfers van worden bijgehouden. We horen over incidenten, maar de politie zelf houdt het niet bij.”
“Ook de wet- en regelgeving is problematisch. Denk bijvoorbeeld aan de ID-wetgeving. Die lijkt hartstikke redelijk, iedereen heeft immers dezelfde instapvoorwaarde en kan worden gecontroleerd. Een agent mag jou om je ID vragen als dat zijn politietaak redelijkerwijs versterkt. Maar wat is redelijkerwijs? Iedereen kan dit op zijn eigen manier interpreteren. Wat je vaak ziet is dat dit in het praktijk neer komt op dat etnisch minderheden vaker gecontroleerd worden op basis van onduidelijke en te ruim geformuleerde bevoegdheden. Dus ja, etnisch profileren is een groot probleem.”
Nawal Mustafa: "Er is geen link tussen etniciteit en criminaliteit."
Ik sprak eens twee Amsterdamse agenten, vriendelijke mannen. Een van hen zei: “Kijk, wij willen het ook niet, maar meestal als we gebeld worden, gaat het om Marokkaanse Nederlanders. Dat werkt een bepaald referentiekader in de hand en daar handelen we soms naar.”
“Dat is een denkfout – een begrijpelijke weliswaar, maar toch een denkfout. Het probleem van relatieve oververtegenwoordiging van een bepaalde groep moet je wel in perspectief plaatsen. Ik zeg niet dat je het moet wegwuiven, maar: er is geen link tussen etniciteit en criminaliteit. Er is wél een verband tussen opleidingsniveau, waar je opgroeit en criminaliteit. Als je een witte jongen tegenover een Marokkaan zet met dezelfde achtergrond, is er amper verschil. Dat horen agenten te weten. Trouwens: het merendeel van de criminelen zijn gewoon witte mannen in een bepaalde leeftijdscategorie. Toch worden mensen die er net als hen uitzien niet vaak lastiggevallen door de politie, in tegenstelling tot etnische minderheden.”
Even over dat lastigvallen. Hoe staan we erop als je Nederland vergelijkt met bijvoorbeeld Amerika, het walhalla van het etnisch profileren?
“De politie in Amerika kent een andere geschiedenis en organisatiecultuur. Ze zijn daar sterk gemilitariseerd, veel sterker bewapend en veel sneller geneigd hun wapens ook daadwerkelijk te gebruiken. De politie is daar door de rassenscheiding en het slavernijverleden van oudsher een racistisch instituut. Hier is het minder erg. In Nederland kan je, in tegenstelling tot in Amerika, vrij makkelijk een klacht indienen over de politie.”
Dat klinkt hartstikke goed.
“Maar dat is het niet. De inspectie heeft in januari zelf een rapport uitgebracht waarin ze stellen dat de klachtenregeling niet werkt. Het komt vaak niet verder dan het weghouden van mensen. Er is wel een mogelijkheid tot klagen, maar je komt er niet makkelijk doorheen en het traject kan jaren duren. Zo blijft racisme toch een probleem.”
Je bent een soort onderwijzer, moet steeds allerlei dingen over je geloof uitleggen aan wildvreemden.
Je kwam zelf in 1995 met je familie vanuit Somalië naar Nederland. Werd je toen racistisch bejegend?
“Ik vond het heel leuk als Zwarte Piet ons in azc’s bezocht, want ik kreeg cadeautjes, maar we vonden het allemaal ook een beetje raar. Die gekke Nederlanders met hun niet zo bijster moderne gebruiken. Ik groeide daarna op in dorpen, dus dan maak je wel wat mee. Maar ook als volwassene gebeurt het nog met enige regelmaat.”
Heb je daar een voorbeeld van?
“Ik zat een keer met mijn zusje in de trein van Winschoten naar Groningen. De coupé was leeg, op ons en acht mensen na. Eén van hen begon ons na te praten, belachelijk te maken. Ik raakte geïrriteerd en zei: “Willen jullie dat niet meer doen?” Toen was het raak. ‘Ga terug naar je eigen land, neger. Zwarte Piet.’ En nog meer geschreeuw.”
Dat lijkt me niet fijn.
“Ja, maar er zijn ook andere vormen van racisme die even erg zijn. Micro-racisme bijvoorbeeld. Ik weet nog dat ik een teamuitje had met mijn toenmalige collega’s. We zaten in een café. Dan komt er een man naar mij toe die mij vraagt naar mijn hoofddoekje en vervolgens moet ik me verantwoorden: onderdrukt de Islam vrouwen nou wel of niet? Dat soort dingen gebeuren vaak, dat ik aan wildvreemden allerlei dingen moet uitleggen, puur en alleen omdat ik een hoofddoek draag. Je bent een soort onderwijzer. Alleen willen ze meestal niets leren, maar een bevestiging krijgen van wat ze al dachten. Ik vind het belangrijk dat iedereen met een migrantenachtergrond dat weet: je hoeft niet altijd te gehoorzamen en alles uit te leggen. Mijn ouders leerden me: je bent alleen verantwoordelijk voor wat je zelf doet en je vertegenwoordigt niemand.”
Wees inclusief, neem ons op. We bijten niet.
En hoe ging het op de arbeidsmarkt?
“Altijd als ik vertelde dat ik rechten studeerde, vroegen mensen: o, hbo? Ik studeerde uiteindelijk af aan de universiteit met een mooie cijferlijst en een vol CV. Ik heb altijd vrijwilligerswerk gedaan, werkte voor Amnesty-studenten, was drie jaar juridisch secretaresse op een advocatenkantoor, was actief bij de studievereniging en bij een Somalische stichting. Toch kregen vriendinnen en studiegenoten veel sneller werk. Zo’n hoofddoek gaat je niet in de koude kleren zitten.”
Ebru Umar zei over studenten die geen stage kunnen vinden door hun naam: pas dan je naam aan. In lijn daarvan zullen mensen zeggen: doe die hoofddoek dan af.
“Ja, dag. Daarmee zeg je dat ik geen onderdeel van de samenleving ben. Maar ik ben er wel, en ik ben niet de enige. Wees inclusief, neem ons op. We bijten niet, we inspireren juist. Ik ben in Groningen opgegroeid, ik hoor hier. Johan Derksen bekritiseerde voetbaljongeren om hun cultuur en het feit dat ze niet bloot willen douchen. Maar hun referentiekader is heus niet Rabat hoor. Zij komen uit Gouda en Amsterdam. Nederlandse steden, waar ze naar Nederlandse scholen gingen. De Nederlandse cultuur is allang divers, alleen weigeren veel mensen dat onder ogen te zien. Die zijn hartstikke trots op het oude Nederland, terwijl ze de minder mooie kanten van de eigen geschiedenis vaak amper kennen.”
Wordt racisme erger, en doet de politiek er genoeg aan?
“Ja, er is een soort superracisme ontstaan, een onuitputtelijke bron van veelal digitale ellende. Het startschot daarvan was de arrestatie van Quinsy Gario in Dordrecht in 2011 tijdens een Zwarte Piet is Racisme-demonstratie. En nee, de politiek doet niet genoeg. Daarom vind ik DENK zo’n interessante beweging: ze dwingen de rest om kleur te bekennen. Alleen benoemen is niet langer genoeg. Mark Rutte zegt over de mensen op uitzwaaipagina’s: ‘Het zijn idioten.’ Dan denk ik: nee Mark, het zijn racisten, laten we het beestje wel bij de naam noemen. Hij gaat verder en zegt: ‘Ik wil ze vragen op te houden.’ Vragen op te houden? Vraag je een crimineel vriendelijk om op te houden? Nee toch?”
Je klinkt somber.
“Toch ben ik juist positief. Steeds meer mensen durven erover te spreken, durven elkaar er op aan te spreken. Het is fijn dat steeds meer jonge mensen die hier geboren zijn hun plek claimen. Veel kritische jongens en meisjes zetten zich steeds fanatieker in voor gelijkheid en diversiteit. Ik had weinig rolmodellen vroeger, maar dat is voor de jongeren van nu anders. Ik ben benieuwd hoe Nederland er over tien jaar uitziet.”