De springplank van Nina Polak
- Interview
- 06 maa 2018
- 5 minuten leestijd
In de rubriek Springplank vertellen bekende en minder bekende Nederlanders wie de bepalende persoon in hun carrière of leven is geweest. Wie ze tot grote hoogte stuwde, of lanceerde uit een dal. Ditmaal: De Correspondent-redacteur en romancier Nina Polak (1986), wier tweede boek 'Gebrek is een groot woord' onlangs verscheen.
“Inmiddels ben ik 31 en verdien ik mijn brood met schrijven, maar dat was niet gelukt zonder de imposante reeks mentoren die ik heb gehad. Goede zielen die me hielpen, en tegen wie ik opkeek.“
“Als puber van veertien was ik een tikje onhandelbaar. Ik zat met opvallende regelmaat stoned in de klas – blowde elke dag, zelfs tussen lessen door. Tijdens die lessen verveelde ik me dan ook kapot. Achteraf was ik een pretentieus en pedant meisje.”
“Mevrouw Kamerbeek, mijn docent Nederlands, speelde daar slim op in. Ik haalde toch altijd een acht, dus ze begreep dat ze me op een andere manier moest prikkelen. Mevrouw Kamerbeek zei daarom: ‘Als je je écht verveelt, mag je naar de bieb om een boek te halen en dat achterin de klas gaan lezen, zolang je verder niemand lastigvalt.’ Dan haalde ik De Ontdekking van de hemel van Harry Mulisch op en waande ik me een echte intellectueel. Ik zei toch dat ik pretentieus was, haha.”
“Toen was al wel duidelijk dat ik wilde schrijven. Ik vond het leuk, en ook niet geheel onbelangrijk: het was een van de weinige dingen waar ik talent voor had. Daar zit dus evenveel plezier en ambitie achter als vrees en noodzaak.”
Mijn partyperiode duurde vrij lang. Voor daadwerkelijk studeren had ik amper motivatie
“Mede daarom koos ik na de middelbare voor Literatuurwetenschappen aan de UvA. En mede daarom meldde ik me bij Propria Cures [het oudste studentenblad van Nederland, dat voor menig schrijver dankbaar dienst deed als springplank, red]. Vind je dat niet bij me passen, nee? Ik snap wel wat je bedoelt, dat blad bestaat bij de gratie van het afkraken en kleineren van mensen. Ik had leuke collega’s, maar onder de streep waren we een soort welbespraakte middelbare scholieren, die zich vooral bezighielden met pesten. Propria Cures pretendeert een soort GeenStijl te zijn, maar dan met stijl. Soms lukt dat; vaker niet. Ik ging er overigens in mee, schreef dan ineens tamelijk homofobe dingen over iemand als Arthur Japin, terwijl ik zelf nota bene op vrouwen val. Mijn smaak was in die tijd op z’n zachtst gezegd onderontwikkeld. Ik was meer bezig met andere dingen.”
“Zo duurde mijn partyperiode vrij lang. Voor daadwerkelijk studeren had ik intussen amper motivatie. Ik hield van de nacht, werkte in de keuken, bij Pacific Parc, dat toen een bolwerk was van getalenteerde mensen die veel te lang in de horeca waren blijven hangen. Eerlijk gezegd sprak dat me wel aan. Ik moest maar kok worden, besloot ik.”
“Tot een van mijn docenten van de UvA bij Pacific naar binnenwandelde toen ik aan het werk was. Hij knikte naar mijn schort, keek streng en vroeg: ‘Moet jij niet eens teruggaan naar de collegezaal? Dit is zonde, je bent het aan het vergooien.’ Dat heb ik ter harte genomen.”
“Daarna ging ik naar New York, om Amerikaanse literatuur te studeren. Toen werd mijn ambitie wakker – eindelijk wakker, als ik zo vrij mag zijn. De toelatingsprocedure was streng, ik moest een knalgoede brief schrijven. Om me heen werkten studenten harder dan ik in Amsterdam gewend was. Je betaalt je helemaal scheel voor zo’n opleiding, dan ga je vanzelf meer ploeteren en bikkelen. Je kunt redetwisten over hoe wenselijk dat model is, maar voor mij was het op dat moment goed.”
Een redacteur van Uitgeverij Prometheus vroeg me of ik een roman had. Ja, zei ik toen. Dat was pure bluf
“In New York liep ik drie maanden stage bij Mars van Grunsven, die daar toen als correspondent werkte voor De Groene Amsterdammer. Bronnen zoeken, tot diep in de nacht, zijn interviews uittikken aan de keukentafel; buitengewoon leerzaam voor een jonge journalist. Mars heeft me later getipt bij de Groene, waarna ik ook daar stage heb gelopen, en uiteindelijk ook als kunstredacteur aan de slag kon. Bij dat blad heb ik veel geleerd, er lopen daar zulke goede schrijvers rond.”
“Op een borrel, volgens mij van de Groene, sprak ik een redacteur van Uitgeverij Prometheus. Die vroeg of ik een roman had. Ja, zei ik toen, ik ben al best ver. Dat was pure bluf; ik had een kort verhaal, verder niets. In de drie weken daarna heb ik als een bezetene geschreven en het maar gewoon opgestuurd. Dat resulteerde in een contract en werd mijn debuutroman, het in 2014 verschenen We zullen niet te pletter slaan.”
“Inmiddels werk ik vast bij De Correspondent, als ik niet bezig ben met een boek. Daar zeggen ze als ik een stuk inlever nog wel eens: ‘Wat is je punt precies?’ Ik voel zelden de drang stelling te nemen, zoek meer de nuance op. Gelukkig is daar bij De Correspondent ruimte voor, al kan ik het in fictie nog beter kwijt. Ja, het is eigenlijk best leuk, dat schrijven.”
Nina Polak (Haarlem, 1986) is redacteur bij De Correspondent, waar ze schrijft over boeken, cultuur, entertainment en liefde. In 2014 verscheen bij Prometheus Nina’s debuutroman We zullen niet te pletter slaan, waarmee ze genomineerd werd voor de Anton Wachterprijs, de ANV Debutantenprijs en de Opzij Literatuurprijs. Sinds kort ligt opvolger Gebrek is een groot woord in de winkels. Onze Jeroen las het boek en vond ‘m prachtig. Meer over Gebrek is een groot woord lees je hierrr.