Hoe voorkomen we dat schattige baby’s tandenknarsende racisten worden?
- Denkvoer
- 05 aug 2016
- 4 minuten leestijd
Zeg, dat hele racisme hè - kan dat weg?
Oké, even een gedachte-experiment. Beeld je de schattigste baby in die je het afgelopen jaar hebt gezien. Die piepkleine oortjes die net echt lijken, die gezellige bolle wangen, die pretoogjes, dat onbedaarlijke lachje, die dikkige handjes die amper in staat zijn iets vast te pakken – ja, die minuscule vingers, die zijn het leukst, hè?
Welnu, het valt niet uit te sluiten dat die vrolijke worstenvingers over een jaar of dertig xenofobe reacties zullen achterlaten onder Facebook-berichten over willekeurige Nederlanders die niet wit zijn, maar wel het gore lef hebben er een mening op na te houden. Reacties als: "Ga terug naar je eigen land zwarte piet!!” Precies deze reactie verscheen een paar weken geleden onder een van onze eigen berichten.
De VN sprak zijn zorgen al eens uit over het toenemende racisme in Nederland en het ontbreken van voldoende beleid om er iets aan te doen. Ondertussen discussiëren we wél gretig over de rol van gender bij kinderspeelgoed. Dat roept de vraag op: als we de ene vorm van hokjesdenken al zo vroeg willen bestrijden, waarom de ander dan niet?
Dus belden we Judi Mesman, die zich als hoogleraar bezighoudt met diversiteit in opvoeding en ontwikkeling, en daarnaast decaan is van Leiden University College the Hague. Tot onze teleurstelling blijkt dat er in Nederland geen onderzoekstraditie naar dit fenomeen is. Volgens Mesman komt dit doordat we decennia lang hebben gedaan alsof we geen racisme kenden. “Ons eigen racisme werd een taboe. Hier was lang de gedachte: we doen alsof we überhaupt geen verschil zien tussen mensen.”
En dat is onzinnig, vertelt Mesman, want baby’s van zes maanden zijn al in staat om zwarte van witte mensen te onderscheiden, en mannen van vrouwen. Van racisme is dan nog geen sprake. “Dat komt pas als mensen allerlei labeltjes en eigenschappen gaan toedichten aan iemand op basis van hun ras of geslacht.”
Wie denkt dat de oplossing schuilt in het onderwerp angstvallig vermijden in de buurt van kinderen, heeft het mis. “Uit Amerikaanse onderzoeken blijkt: kinderen van ouders die het onderwerp vermijden en doen alsof ze kleurenblind zijn, eindigen met meer vooroordelen dan kinderen van ouders die het wél bespreken,” zegt Mesman. “Het pijnlijke is dat dit soort ouders het vaak juist enorm goed bedoelen. Alleen leer je kinderen waarschijnlijk juist met verschillen om te gaan door die te benoemen.” Of dit ook in Nederland zo werkt weten we helaas niet, vertelt Mesman. Veel van de onderzoeken naar kinderen blijken zelf namelijk ook kleurenblind.
Goed, verschillen waar mogelijk bespreken kan dus helpen. En als dat toch misgaat – hoe bestrijden we racisme bij volwassenen dan het best? Welnu, dan worden rolmodellen erg belangrijk. Zo bleek uit onderzoek door wetenschappers van de Florida State University dat 80 procent van de respondenten – gedwongen te kiezen – een voorkeur had voor witte mensen. Vlak na de verkiezingsoverwinning van Obama in 2008 daalde dit percentage tot 51.
“Diversiteit en positieve rolmodellen zijn enorm belangrijk,” bevestigt Mesman. “Ik ben zelf een vrouw van Indische afkomst. Ik stond een keer bij de kleermaker nabij de universiteit. Voor me stond een vrouw. De kleermaker vroeg haar of ze de toga op kwam halen. Mijn eerste gedachte was: ‘Zou haar man bij ons werken?’” En ik ben nota bene beroepsmatig met dit onderwerp bezig en zelf een vrouw met een toga! De vrouw bij de kleermaker bleek trouwens een rechter te zijn.” Ook hier zien we weer het belang van diversiteit, rolmodellen en ervaringen. “Hoe meer vrouwelijke rechters ik tegenkom, hoe kleiner de kans dat ik veronderstel dat iemand een toga voor haar man haalt.”