Progressief Nederland, laten we de strijd tegen armoede niet vergeten
- Artikel
- 30 jun 2021
- 9 minuten leestijd
Terwijl de online tijdlijn van redacteur Lars verandert in een regenboog, vraagt hij zich af: waarom verzet mijn generatie zich steeds luider tegen discriminatie en racisme, maar blijft het over sociaal-economische kwesties zoals armoede en woningnood opvallend vaak stil?
Bij het schrijven van dit stuk loopt Pride-maand juni ten einde. Dat betekent voor mij als Nederlandse homoman dat ik mijn geaardheid een maand lang publiekelijk gevierd heb zien worden: in reclamebanners op straat, in de tijdelijke transformatie van bedrijfslogo’s en in de thema-programmering op radio en tv. In mijn omgeving zag ik het collectieve gevoel van trots en strijdbaarheid deze internationale pride-maand zowaar nog verder aangewakkerd worden door UEFA’s angst voor regenboogkleuren en de coming-out van American-footballspeler Carl Nassib.
Maar terwijl mijn tijdlijn op sociale media al weken volstaat met steunbetuigingen, glitters en regenbogen, waren het twee gedeelde artikelen over een heel ander onderwerp die de grootste indruk op me maakten. Het NRC zette een aantal feiten op een rijtje waaruit blijkt dat de welvaartsongelijkheid in ons land op vrijwel alle vlakken toeneemt. Zo verdubbelde het aantal daklozen de laatste twintig jaar terwijl de rijkste 0,1 procent zijn inkomen sinds 2011 met 50 procent zag stijgen.
En in een interview met de Volkskrant vertelt overheidsadviseur Tim ‘S Jongers uit persoonlijke ervaring over de chronische stress en overlevingsstand van mensen die leven in armoede, en hoe moeilijk het is daar uit te breken - óók in Nederland.
Wat opvalt: in tegenstelling tot onrecht op basis van seksuele geaardheid, kleur en gender, resulteren dit soort berichten niet in dezelfde ophef en strijdlust onder de progressieve, theoretisch opgeleide, grootstedelijke en activistische millennials in mijn omgeving. Waarom klinkt de verontwaardiging over identiteitskwesties steeds luider, maar blijven we over sociaal-economische onderwerpen opvallend vaak stil? Wordt het niet eens tijd dat we onze aandacht verbreden?
Ik besprak het met politiek socioloog Sander van Haperen (39) van de Universiteit van Amsterdam en literatuurwetenschapper Sophie van den Elzen (28) van de Universiteit Utrecht. Beiden hebben zich binnen hun vakgebied gespecialiseerd in activisme en protestbewegingen.
"Economische achtergesteldheid van mensen van kleur, zoals de ongelijke kans op een werk- of stageplek, wordt óók bestreden door de Black Lives Matter-beweging."
Herkenbare symbolen
“Protestbewegingen rond identiteitskwesties bestaan al decennialang”, zegt Van Haperen. “Maar ik herken dat ze de laatste jaren zichtbaarder zijn geworden in Nederland, mede dankzij Black Lives Matter en een actieve feministische- en homorechtenbeweging.”
Volgens de politiek socioloog is het niet zo dat de verschillen tussen rijk en arm daarbij van de radar zijn verdwenen. “De jonge, progressieve activisten van nu denken vaak intersectioneel: onderdrukking en discriminatie op basis van kleur, gender, geaardheid en sociaal-economische klasse moeten volgens die benadering niet los van elkaar worden gezien, maar hangen samen en versterken elkaar. Economische achtergesteldheid van mensen van kleur, zoals de ongelijke kans op een werk- of stageplek, wordt bijvoorbeeld óók bestreden door de Black Lives Matter-beweging.”
Van Den Elzen ziet dat protesten tegen sociaal-economische problemen zoals de woningnood en studieschuld nog wel worden gevoerd, maar kleinschaliger zijn en inderdaad minder in de picture staan dan protesten die zich rond een identiteitsaspect organiseren. “De jonge generatie activisten weet haar weg naar sociale media heel goed te vinden en is zich bewust van het belang van zichtbaarheid. Persoonlijke verhalen van charismatische mensen, een sterk beeld en herkenbare symbolen zoals de regenboogvlag werken daarbij heel goed en laten een beweging snel groeien.”
Ze kan zich voorstellen dat sociaal-economisch onrecht zich moeilijk in één beeld laat vangen. “Het gaat vaak toch om complexe problematiek, er bestaat daarvoor nog geen mediavriendelijke template zoals een regenboogvlag die je onder je profielfoto op Facebook zet.”
Volgens Van Haperen kan ook het recente succes van de Black Lives Matter-beweging mede worden verklaard door het beeld dat, hoe tragisch ook, mensen in één oogopslag doordrong van het onrecht tegen mensen van kleur. “Een witte agent die een zwarte man neerschiet, dat beeld is kraakhelder.”
Daarnaast weten protestbewegingen zich volgens de politiek socioloog beter te mobiliseren als ze één gedeelde tegenstander hebben. “Een target we love to hate. De klimaatbeweging doet dat bijvoorbeeld met succes door haar pijlen te richten op een bedrijf als Shell, en door bewust acties te organiseren voor een kolencentrale.” Maar in de strijd tegen armoede en welvaartsongelijkheid ontbreekt het in Nederland nog aan zo’n gedeelde target. “Online zie ik wel steeds vaker activistische memes voorbij komen over Jeff Bezos en Elon Musk, maar dat zijn Amerikanen.”
Mijn millennialgeneratie is opgegroeid in een neoliberaal tijdperk dat uitgaat van een individueel maakbaarheidsideaal.
Maakbaarheidsideaal
Zou de verontwaardiging over sociaal-economische ongelijkheid dan wel worden gevoeld door mijn generatiegenoten, maar simpelweg nog niet door de juiste PR-machine zijn gehaald? Toen de Occupybeweging in 2011 vanuit de VS naar Nederland overwaaide, vond ik dat sympathiek, maar had ik géén idee waar het protest precies voor stond. Niet veel later stierf het een stille dood. Meer recent waren het de gele hesjes die in Nederlandse steden de straat op gingen, maar hun vijandigheid richtte zich naast een ongrijpbare economische en politieke elite ook op de journalistiek en wetenschap. Wat daar nu nog van over is? Wie een blik werpt op de landelijke facebookpagina ziet dat de gele hesjes zich vooral organiseren tegen het coronabeleid.
Dat zijn geen aantrekkelijke opties voor veel van mijn progressieve generatiegenoten die het economische systeem misschien wel willen bevechten, maar liever geen hetze voeren tegen Soros, Hugo de Jonge en een GGD-priklocatie. Toch vraag ik me af of de onaantrekkelijke profilering van bestaande protestbewegingen wel écht de belangrijkste reden is waarom we nauwelijks de straat op gaan voor sociaal-economische kwesties.
Mijn millennialgeneratie is opgegroeid in een neoliberaal tijdperk dat uitgaat van een individueel maakbaarheidsideaal: je hebt je geluk zelf in de hand, zolang je er maar hard genoeg voor werkt. Daarbij erkennen we steeds vaker dat bepaalde identiteitsaspecten ons op 1-0 achterstand kunnen zetten op weg naar ons levensgeluk, juist omdat die aspecten op zichzelf níet maakbaar zijn: je kleur, gender en geaardheid ‘maak’ je niet, je bént het.
Maar op die manier kijken we niet naar onze sociaal-economische positie. Groei je op in armoede? Doe dan maar extra je best op school, dan kom je er wel. Werk je als zzp’er in de culturele sector en val je uit met een burn-out waarna je in de schulden belandt? Dan was die carrièrekeuze misschien toch niet zo verstandig. Anders dan onrecht op basis van identiteitskenmerken, lijken we sociaal-economisch onrecht niet te zien als iets dat ons wordt aangedaan, maar als iets dat we onszélf aandoen.
Neoliberaal denken
Die logica past perfect in ons neoliberale denken, waarin we als individu in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor onszelf. Zou dat niet beter verklaren waarom de coming-out van een homoseksuele topsporter op veel meer bijval kan rekenen dan iemand die strijdt voor de terugkeer van vaste arbeidscontracten?
“Dat we er als generatie sociaal-economisch gezien slechter voor staan dan onze ouders, voel ik in mijn eigen leven ook”, zegt Van Haperen. “In de academische wereld zijn tijdelijke contracten de norm, iedereen werkt 60 of 70 uur in de week en het wordt steeds moeilijker om een huis te kopen. Toch kom ik niet in opstand. Misschien ligt dat inderdaad aan een grote mate van individualisering, dat ook ik denk: als ik mijn best maar doe, dan klim ik wel op in dit systeem.”
Maar volgens Van Haperen kan het uitblijven van protest ook te maken hebben met privileges en een gebrek aan urgentie. “Ik kom rond van mijn werk en sta hier in een comfortabel huis met jou te bellen. Het is niet alsof ik onder barre omstandigheden in de mijnen werk.”
Sta ik als witte cisgender homo uit een middenklasse gezin écht 1-0 achter op een witte cisgender hetero die opgroeide in armoede?
Verwaterde solidariteit
Daar heeft hij een punt. Want hoewel veel van mijn theoretisch opgeleide en grootstedelijke generatiegenoten last ondervinden van de woningnood, stijgende studieschulden en vaste lasten en de flexibilisering van de arbeidsmarkt, worden de meesten wel voorzien in hun eerste levensbehoeften. De Nederlandse voedselbanken zagen het afgelopen jaar steeds meer studenten en jonge zzp’ers aankloppen, maar zij vormen vooralsnog (gelukkig) een relatief klein deel van mijn generatie. Misschien worden we pas getriggerd om ons in protest te verenigen wanneer we de uitwassen van het huidige economische systeem massaal aan den lijve ondervinden, en de laatste centen van onze bankrekening zijn verdwenen.
Voor een breed gedeelde verontwaardiging over armoede en welvaartsongelijkheid is dan ook méér nodig dan het gevoel zelf onrecht te worden aangedaan. Iets dat mijn generatiegenoten wellicht wat ouderwets in de oren klinkt: solidariteit.
Volgens de encyclopedie is solidariteit ‘een idee van saamhorigheid en betrokkenheid bij de strijd of het lijden van een ander’. Van den Elzen merkt op dat er in de vorige eeuw meer sprake was van solidariteit tussen verschillende groepen in de samenleving: “Bij een grote opstand in Parijs in 1968 stonden studenten en universitair docenten schouder aan schouder met arbeiders. Tegenwoordig lijkt dat oude ideaal van solidariteit te zijn verwaterd, ook in Nederland.”
Ergens moet het er bij mijn progressieve generatiegenoten nog wel in zitten, dat gevoel van solidariteit. Maar van één ding raak ik steeds meer overtuigd: om het aan te wakkeren zullen we soms moeten durven breken met ons huidige identiteitsdenken. Want hoewel veel gemarginaliseerde groepen oververtegenwoordigd zijn in de lagere sociaal-economische klassen, heeft armoede niet altijd een boodschap aan kleur, gender en geaardheid.
Hoezeer ik de regenbogen op mijn tijdlijn ook waardeer, vind ik dat we ons vaker de kritische vraag moeten stellen: sta ik als witte cisgender homo uit een middenklasse gezin écht 1-0 achter op een witte cisgender hetero die opgroeide in armoede?
___
Deze zomer neemt Brandpunt+ stereotyperingen onder de loep. In de YouTube-serie Stereotypisch ontmoet presentator Sosha Duysker jongeren die een hardnekkig label opgeplakt hebben gekregen door onze maatschappij. Wat vinden zij van dat stereotype en in hoeverre strookt de beeldvorming met de werkelijkheid? Levert het label ze iets op, of worden ze er juist door beperkt?
In de eerste aflevering: jongeren wiens ouders in de Quote 500 staan.