Dit is waarom sommige Aziaten de ‘r’ niet kunnen uitspreken
Mijn Chinese moeder vroeg bij de bakker altijd om een ‘bloot’.
Mijn moeder was jong, net 22, toen ze als verse migrant uit Oost-China bij de bakker in Middelburg stond en vroeg om ‘bloot’. Zoals veel migranten uit Oost-Azië kan zij de ‘r’ niet uitspreken. Maar hoe komt dat? En: valt daar iets aan te doen? (De vraag is natuurlijk of daar überhaupt iets aan gedaan moet worden, maar dat even terzijde in dit stuk).
Gek, want, zo meen ik zelf te herinneren uit mijn cursus Chinees, de letter ‘r’ bestaat wel in het Mandarijn-Chinees. In het woord voor mens bijvoorbeeld: rén (人).
Toch niet, zo blijkt: westerse mensen hebben een corresponderende letter uit hun eigen alfabet bij de Chinese klanken die zij horen bedacht, overigens ook zonder rekening te houden met de kenmerkende toonhoogten. Dat is later aangepast en internationaal gestandaardiseerd door de Chinezen zelf, tot wat nu het pinyin-schrift wordt genoemd. 'Peking' wordt nu dus bijvoorbeeld gespeld als 'Beijing' (of 'Běijīng', met klemtoontekens). Wij schrijven dus wel een westerse ‘r’ in rén (人), maar spreken 'm hier niet uit met een zogeheten rhotische ‘r’, maar meer met een dikke ‘l’ óf juist een 'zj'-klank, zoals in het Franse jour.
Ik snapte al niet waarom mijn moeder steeds ‘lun’ zei waar ik ‘rén’ las.
Ik bel mijn vriendin Mylène (31) op, die logopedist is. Mylène: “De moeite met die twee klanken komt doordat er in het Mandarijn-Chinees qua betekenis geen verschil is tussen woorden met een ‘l’- of een ‘r’-klank. Wij zeggen in het Nederlands bijvoorbeeld ‘lok’ of ‘rok’, en dan bedoelen we twee verschillende dingen. Maar in het Mandarijn-Chinees zijn de ‘r’ en de ‘l’ dus geen betekenisonderscheidende klanken. Dat betekent dat wanneer je als kind in een omgeving opgroeit waarin alleen Chinees wordt gesproken, je auditief (dus door te luisteren) die twee klanken niet leert te onderscheiden.”
Dat geldt ook voor Japanners, waarbij hun Japanse ‘r’ qua uitspraak het dichtst bij de westerse ‘l’ ligt, en ook voor bepaalde Bantoe-talen in Oost- en Midden-Afrika, waar in sommige woorden de ‘r’ en de ‘l’ uitwisselbaar zijn. Het blijkt ook uit te maken waar je precies vandaan komt in China: komt je uit het oosten (zoals mijn moeder) of het zuiden, dan zul je meer moeite hebben met de ‘r’-klank, maar in het noorden komt een ‘r’ wat vaker voor.
Ook in andere talen heb je van die niet-betekenisonderscheidene klanken, die door elkaar worden gebruikt. De ‘k’ en de ‘g’ in het Turks, bijvoorbeeld, waardoor een Nederlands woord als ‘dag’ wordt uitgesproken als ‘dak’, omdat de ‘k’-klank wel in het Turks voorkomt, maar deze specifieke ‘g’-klank niet. Of denk aan de ‘i’ in het woord ’ik’, wat als ‘iek’ wordt uitgesproken door Fransen, omdat ze de korte ‘i’ niet kennen.
Mylène heeft een Chinees meisje behandeld. Die is in het Chinees opgevoed en heeft thuis dus alleen die taal gehoord. Mylène: “Ik moest met haar dus aan de slag met de klanken ‘l’ en ‘r’. Als je het verschil niet kunt horen, dan kan je het ook niet maken. Vergelijk het met een Europeaan die geen verschil hoort tussen woorden die qua toonhoogten anders zijn. Je kunt het wel oefenen, maar dan is het auditief kunnen onderscheiden wel een voorwaarde.”
Ook goed om te weten: hoeveel moeite het kost om de ‘l’ of de ‘r’ uit te spreken hangt af van op welke plek in een woord ze staan. Mijn moeder spreekt bijna nooit de ‘r’ aan het eind van een lettergreep uit. ‘Teleurgesteld’ (als in 'ik ben weer eens teleurgesteld in je, Pete') wordt ’te-lue-stel’ – omdat deze klank in haar Chinese taalversie niet aan het eind van een woord voorkomt. Dat is niet vreemd, zeker niet als je denkt aan dat wij met bepaalde klanken geen moeite hebben als ze bijvoorbeeld in het midden van een woord staan, zoals de ‘ng’ in ‘honger’, maar wel aan het begin, zoals tja, die ’ng’ dus – terwijl sprekers van Swahili en Vietnamees daar weer geen enkele moeite mee hebben.
Niet alleen de ‘l’ en de ‘r’ zorgen voor verwarring. De grootste verschillen tussen Aziatische talen en de Nederlandse taal, en daarmee ook de grootste problemen voor tweedetaalsprekers als mijn moeder, liggen bij de klemtoon, de intonatie en de klank van woorden. Zo zijn alle lettergrepen in het Chinees even lang, terwijl in het Nederlands veel meer variatie bestaat in de lengte van klemtonen. Ook ben ik in het Nederlands gewend aan bepaalde verwachtingen wat betreft de intonatie (zoals dat de toon omhoog gaat aan het einde van een vraag) maar mijn moeder is gewend aan dat elke lettergreep een toonhoogte heeft. Qua klank moet mijn moeder dus moeite doen om Nederlandse woorden in klanken en lettergrepen te verdelen – dat zit in haar Chinees veel simpeler. Een woord dat eindigt op vier medeklinkers als ‘herfst’ is natuurlijk ook crazy moeilijk als je eigen taal maar maximaal twee laatste medeklinkers kent.
Zou je specifiek op de ‘l’ en de ‘r’ kunnen oefenen? Zou kunnen, zegt mijn vriendin Mylène: “Dan oefen je met zogeheten minimale paren, zoals de eerdergenoemde ‘lok’ en ‘rok’, die maar één letter schelen. Dat klinkt voor Oost-Chinezen zoals je moeder als dezelfde klank. Dat oefen je met trainen in onderscheiden: als ik bijvoorbeeld ‘lok’ voorlees, laat de ander dan op een papier aanwijzen wat ik zeg, lok of rok, en verbeter steeds. Daarmee ontwikkel je het auditief onderscheid.”
Maar het zou dus kunnen dat de mond van mijn moeder niet meer in staat is om die ‘r’-klank te produceren. Want als je zo’n klank nooit heb hoeven maken, kun je het misschien gewoon niet. “De ‘r’ is ook al wat ingewikkelder; die leren zelfs kinderen ook vaak later,” zegt Mylène. “De tongpunt-r zit op bijna dezelfde plek als de ‘l’. Ik denk dat je moeder hem inderdaad überhaupt niet kan maken.”
Pardon? Wat zeg je over mijn moeder, Mylène?
“Omdat volwassenen meer moeite hebben om de near-native uitspraak van een tweede taal te benaderen.”
Oh. Oké dan.