In gesprek met Rob Wijnberg over digitale verzuiling en elite-journalistiek
- Interview
- 25 sep 2018
- 13 minuten leestijd
De Correspondent bestaat vijf jaar, en slaagt erin mensen te laten betalen voor bloedserieuze longreads van drieduizend woorden per stuk. Oprichter Rob Wijnberg zit momenteel in New York om de internationale tak, The Correspondent, op te zetten. Via webcam sprak ik hem over verbinden in tijden van grootscheepse polarisatie.
“Ik verbaas me vaak over hoe conservatief de nieuwsindustrie is. Veel media doen grosso modo nog hetzelfde als dagbladen anderhalve eeuw geleden. Ga maar eens naar een website van een krant; het inhoudelijke verschil met voorpagina’s uit het jaar 1880 is opvallend klein. Veel innovatie in de journalistiek is eigenlijk variatie: nieuwe manieren om hetzelfde te blijven doen.”
De 36-jarige Rob Wijnberg is kritisch op het vaderlandse journaille. Altijd al geweest ook. In 2010 werd hij hoofdredacteur van nrc.next. De voormalige student filosofie en schrijver van liefst zes boeken hield het twee jaar vol. De krant moest minder achter de nieuwtjes van de dag aanhollen en de focus verleggen naar de verhalen daarachter, vond Wijnberg.
De krant heeft maar te vertellen wat er vandaag is gebeurd, vond de directie, en onthief Wijnberg uit zijn functie.
En dus begon hij een jaar later De Correspondent, dat ‘een medicijn tegen de waan van de dag’ moest bieden. Online journalistiek was in Nederland doorgaans een verlengstuk van een traditionele titel, steunend op een verdienmodel uit de vorige eeuw. Natuurlijk, er waren uitzonderingen. VICE groeide met de steun van haar internationale koepelorganisatie uit tot een merk van formaat; GeenStijl, ruwweg even vaak verguisd als geprezen, hield moedig stand.
Daarachter zat lange tijd niets.
Tot Wijnberg en de zijnen met behulp van crowdfunding De Correspondent lanceerden. Het was 2013; niemand had het nog over filterbubbels, post-truth was nog voorbehouden aan een select gezelschap academici, en betalen voor media die puur voor online was ontwikkeld deed nog vrijwel niemand. Een half decennium later heeft De Corrie iets meer dan 60 duizend betalende leden, een succesvolle uitgeverij en een grotere facebook-achterban dan die van NRC en nrc.next bij elkaar opgeteld. Om het vijfjarige bestaan te vieren verschijnt vandaag het boek Dit was het nieuws niet, met als ondertitel: ‘grote verhalen die het journaal nooit halen’.
Ha Rob, van harte met dit jubileum. Ik kan me de nodige scepsis over De Correspondent herinneren, uit het wereldje.
“Ja, ik ook, al zijn we volgens mij een welkome aanvulling gebleken op het landschap.”
Jullie waren de eersten die doorhadden dat lezers ook best willen betalen voor journalistiek die puur gemaakt wordt voor online. Dat hield lange tijd niemand voor mogelijk.
“Ik had het geluk dat ik werkte met mensen als Ernst-Jan Pfauth [medeoprichter en uitgever van De Correspondent, red]. Die was chef online geweest bij NRC en heeft, als ik zo vrij mag zijn, een briljante geest.”
“Ik vroeg hem ooit wat de grootste misvatting van traditionele media over het internet was, en toen antwoordde hij: ‘Dat ze denken te weten wat het is.' Al vroeg definieerden traditionele media het internet als een distributiekanaal. Daarmee maakten ze de fout over het hoofd te zien dat het internet de potentie had de industrie fundamenteel te innoveren. Dat het internet niet alleen een nieuw kanaal was om hun verhalen uit de krant op te verspreiden, maar: dat het ook een plek kan zijn waar verhalen op een andere manier kunnen worden gemaakt.”
Ik geloof geen moment dat ‘de feiten’ zullen zegevieren als we ze maar tot in den treure blijven herhalen
“Het geweldige aan online is juist dat het de kans biedt de journalistiek opnieuw uit te vinden. Hoe verzamel en presenteer je informatie? Hoe benut je de kennis van de lezers, zodat je niet alleen maar aan het zenden bent maar ze onderdeel maakt van het proces? Plus, we zijn advertentievrij, we hoeven geen reclames te verkopen."
De Correspondent is er voor iedereen – jullie hebben geen doelgroep voor ogen.
“Klopt. In de top van de Nederlandse media is de ideologie van doelgroepdenken soms te dominant. De vraag is dan hoe je met jouw informatie een publiek 'trekt'. Een belangrijkere vraag lijkt me: hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze planeet over vijftig jaar nog bewoonbaar is?”
Uit privacy-overwegingen verzamelen jullie amper data van bezoekers. Maar als dat wel zou gebeuren, zou je vermoedelijk vooral hoogopgeleide, progressieve Nederlanders tegenkomen.
“Ja, dat denk ik ook.”
Dat is toch behoorlijk specifiek?
“Het moeilijke is: wat ons succesvol maakt in economische zin, is dat onze leden zich verstrekkend met ons identificeren. Dus ja, wij trekken een bepaald soort lezers aan, en stoten een bepaald soort lezers af. Wat dat betreft reflecteert de uitdaging van de journalistiek die van de politiek. Want ook daar draait het steeds meer om identiteit en om de eigen gemeenschap.”
“Een van mijn grote voorbeelden, de Amerikaanse filosoof Richard Rorty, zag het hoogste doel van de politiek als: het vergroten van de gevoeligheid voor het lijden van anderen. Dat lijkt mij ook een mooi streven voor de journalistiek.”
In de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 trekt een relatief onbekende site meer bezoekers dan The New York Times en The Washington Post. Het rechtse Breitbart is pro-Trump op het maniakale af, eerder pamflettistisch dan objectief.
Dergelijke redactionele formules worden voor een groot deel ingegeven door het achterliggende verdienmodel. De sites zijn vaak afhankelijk van advertentie-inkomsten, en die zijn pas iets waard als de traffic niveautje Zwarte Zaterdag aantikt. Aangezien mensen eerder geneigd zijn te klikken op iets wat hun gelijk bevestigd, verdwijnt elke noodzaak tot objectieve verslaggeving of kritische tegengeluiden. Want hoewel uit onderzoek steeds blijkt dat iedereen journalisten wantrouwt, krijgen journalisten van ‘ons soort mensen’ vaak alle krediet.
Het gevolg: mensen die zo gewend zijn geraakt aan eenzijdige berichtgeving dat voor tegengeluiden het aloude ‘Lügenpressen’ wordt afgestoft.
De belofte van het internet was ooit dat het ons op revolutionaire wijze met elkaar zou verbinden. Daar komt voorlopig weinig van terecht.
“Ouderwets tv kijken was een fantastische manier om gezamenlijke ervaringen te hebben. Zeven uur, studio sport, bord bami op schoot, en de volgende dag met elkaar over het voetbal ouwehoeren. Het klinkt stompzinnig, maar dat zorgde ervoor dat mensen ondanks verschillen in opleidingsniveau of culturele achtergrond makkelijker met elkaar konden praten. Door televisie hadden ze altijd een gespreksonderwerp. Het internet heeft ook het tegenovergestelde effect, het individualiseert onze ervaringswereld. Iedereen leest en kijkt wat anders. Tel daarbij op dat de enige offline plek waar alle lagen elkaar nog tegenkomen het voetbalstadion is, en ook ik raak bezorgd.”
Bezoek jij Breitbart weleens, Rob?
“Heel soms, als ik ermee word geconfronteerd op mijn tijdlijn. Ze presenteren de feiten nogal selectief, waardoor een volledig nieuwe waarheid ontstaat.”
Een 'alternative truth'?
“Nee, want dat zou impliceren dat er überhaupt één vaste waarheid bestaat. De dominante benadering van waarheid was lang dat het een neutrale afspiegeling van de werkelijkheid was. Daar heb ik nooit in geloofd.”
“Er zit namelijk een gat tussen mijn interpretatie en de werkelijkheid. Er is behoorlijk veel variatie in interpretatie van de werkelijkheid waardoor er geen neutrale kijk op bestaat. En mensen scharen zich achter en rondom de interpretatie waar ze zich thuis bij voelen. De waarheid fungeert dan ook vooral als sociaal bindmiddel. Het probleem is: zoals de waarheid mensen verbindt, zo drijft-ie ze ook uit elkaar. Dat is de logische keerzijde van deze medaille, en een fact of life. Het gebeurde altijd al, maar door internet gaat het sneller en is het beter zichtbaar.”
Ik denk dat we een betere wereld krijgen als de journalistiek zich inspant om de realiteit die wij met z’n allen delen zo groot mogelijk te maken
Ik lees steeds dat de idealen van de Verlichting in het geding zijn.
“Op dit vlak ben ik geen prototypische progressieve Nederlander. Ik geloof geen moment dat ‘de feiten’ zullen zegevieren als we ze maar tot in den treure blijven herhalen. The New York Times, The Washington Post; al die Amerikaanse media die zichzelf wegzetten als hoeders van de waarheid, al dat koketteren met fact checking. Het is goedbedoeld, maar heeft weinig zin. Elke gemeenschap heeft een eigen interpretatie van feiten, en vaak ook een eigen mediakanaal dat die interpretatie vertolkt.”
En dus krijgen alle 'mainstream media' er genadeloos van langs.
“Groepsidentiteiten worden gevormd door een vijandbeeld van een rivaliserende groep. Daar doe je weinig aan, de verschillen overbrug je niet zomaar. Dan kan je beter in gesprek gaan over zaken die we wél gemeen hebben met elkaar. Ik denk dat we een betere wereld krijgen als de journalistiek zich inspant om de realiteit die wij met z’n allen delen zo groot mogelijk te maken.”
In 2016 deed je een poging middels een open brief aan PVV-stemmers, waarin je betoogde het nodige met ze gemeen te hebben.
“Wat ik wilde laten zien is: als we het in andere woorden gieten, denken we over veel zaken gewoon hetzelfde. Ondanks onze politieke voorkeur.”
En, leverde het wat op?
“Ik ontdekte vooral dat de meningen van mensen fluctueren met hoe publiekelijk ze zijn. De privémailtjes die ik kreeg, waren overwegend positief. Zowel van PVV’ers als van links. Daartegenover staat dat de publieke reacties negatief waren. Het progressieve kamp bromde: zit jij nou te heulen met de vijand? PVV-stemmers mopperden op hun beurt: doe niet alsof jij ook maar iets van ons begrijpt, met je grachtengordel-website en je longreads over loonkloven. En dan formuleer ik het nog wat netter dan het in werkelijkheid was.”
Met een brief los je digitale verzuiling niet op.
“Nee, natuurlijk niet, daar is het probleem te ingewikkeld voor. Toch kijk ik er niet ontevreden op terug. Die negatieve reacties zeggen vooral veel over waar we sociale media voor inzetten: reputatiemanagement. Steeds je groepsidentiteit bevestigen. Kijk, ik reageer zo op Rob, dus ik hoor bij jullie! Dat zie je vooral op Twitter. Schelden, woede, afkeur, ophef, in willekeurige volgorde. Alleen zou ik het niet groter maken dan het is. Zo scherp en vilein zijn de meeste mensen privé helemaal niet. Twitter is voor je mening wat Instagram is voor je uiterlijk. Het wordt allemaal nét wat overdreven en opgepoetst. Dat is belangrijk om te beseffen: we lijken op internet sterker gepolariseerd dan we op straat zijn.”
Beeld: Ylja Band
De Correspondent publiceert belangrijke verhalen. Zou het niet fijn zijn als de gemiddelde De Dagelijkse Standaard-bezoeker die óók onder ogen krijgt?
“Ja, natuurlijk, heel graag zelfs. Maar goed, je hebt te maken met een sterk menselijk instinct. Andersom zullen de meeste Correspondenten ook niet zo één-twee-drie op een artikel van De Dagelijkse Standaard klikken. Een belangrijke opdracht is voor ons dan ook: nieuwsgierig blijven, open blijven staan voor andere geluiden. Op het moment dat je dingen in je tijdlijn diskwalificeert zonder te lezen wat er staat, ben je eigenlijk de journalistiek voorbij. Dan gaat het niet meer om ideeën, maar om vooroordelen, en werk je zelf mee aan het versterken van filterbubbels.”
Is De Correspondent niet sowieso hét mediamerk van de filterbubbel ‘links, progressief en kneiterelitair’?
“Nou ja, dat is ook een kwestie van framing. Neem Rutger Bregman en zijn stokpaardje: het basisinkomen. In Nederland ziet iedereen dat als een links verhaal. Dat hebben we zelf uitgelokt met de titel van zijn boek Gratis geld voor iedereen. Maar Rutger kan het zo rechts uitleggen dat VVD’ers staan te juichen en klappen als hij klaar is. Hij gaat soms naar praatjes en zegt: de beste manier om de overheid te halveren en af te rekenen met overbodige ambtenarij, is het basisinkomen. Dan heb je al die sociale zekerheid namelijk niet meer nodig en verdwijnt het leeuwendeel van de subsidies. Vinden ze prachtig, hoor. Het is een kwestie van iets zo vertellen dat het in meerdere hokjes past.”
“Bovendien gaan wij actief op zoek naar onderwerpen die iedereen raken, ongeacht klasse, kleur of politieke overtuiging. Daar slaagde Jesse Frederik bijvoorbeeld in met een serie over de schuldenindustrie. Kijk, mensen uit allerlei milieus maken dat mee. Dat heeft niets met filterbubbels te maken. Dan word je dus interessant voor mensen van verschillende overtuigingen en achtergronden. Als je zo’n onderwerp agendeert, krijg je verbinding tussen mensen die elkaar naar de strot vliegen als het over vluchtelingen of Europa gaat.”
Puur redactioneel gezien wil ik dat we waar nodig anders gaan vertellen. Gewoon, zo verwoorden dat het ook leesbaar is voor mensen zonder universitaire graad
Polarisatie tegengaan met onderwerpen die toch niet polariseren klinkt niet bijster effectief. Is het niet belangrijk om juist artikelen over vluchtelingen en de EU zo te vertellen en te verpakken dat ze een breder publiek aanspreken?
“Ja, dat zouden we wel moeten doen, dat ben ik helemaal met je eens. Daar vind ik ons niet goed genoeg in, en daar moeten we honderd procent beter in worden.”
“Qua vorm is het natuurlijk niet ideaal, al die lange stukken. Want zo bereik je alleen mensen die drieduizend woorden kunnen of willen lezen. We zijn nu te ontoegankelijk. Daar ligt de komende jaren onze prioriteit. Niet zozeer nog meer verhalen maken, maar de inzichten uit onze verhalen zo vertellen dat we meer mensen bereiken.”
Hoe wil je dat voor elkaar krijgen?
“We zijn net verhuisd en werken aan een eigen podcast-studio en een filmstudio. We gaan al onze artikelen voorlezen. En de belangrijkste verhalen vertalen naar korte filmpjes. Dan worden we laagdrempeliger. Puur redactioneel gezien wil ik dat we waar nodig anders gaan vertellen. Gewoon, zo verwoorden dat het ook leesbaar is voor mensen zonder universitaire graad. Daarnaast wil ik op termijn alle artikelen laten samenvatten. Maar ja, dat kost hartstikke veel geld.”
“Niet dat we niet bereid zijn hierin te investeren, hoor. Onlangs hebben we bijvoorbeeld de functie van gespreksredacteur in het leven geroepen. Zij moet mensen uitnodigen die nu nog niet meediscussiëren op onze site, maar wel interessante meningen of tegengeluiden vertolken. We rekruteren eigenlijk commenters.”
Tot slot: sinds kort woon je in New York om The Correspondent uit de grond te stampen. Wil dat een beetje vlotten?
“We zijn nu druk bezig met ambassadeurs, maar het ziet er goed uit. De verhalen achter de waan van de dag zijn gebonden aan een land. Onze manier van journalistiek bedrijven slaat in Nederland aan, dus waarom zou het niet wereldwijd lukken?”
“We doen het net als in Nederland per crowdfunding. Het voordeel daarvan is dat het marktonderzoek en financiering in één is. Als je slaagt, heb je ook direct een publiek, en als het niet aanslaat, weet je dat er gewoon geen markt voor is.”
En gaan jullie slagen, denk je?
“Ja, natuurlijk. Anders was ik er niet aan begonnen.”
Dit was het nieuws niet, grote verhalen die het journaal nooit halen bevat het beste van vijf jaar De Correspondent en ligt vanaf vandaag in de winkels. Meer over het boek lees je hierrr