Ronald (32) kreeg twee psychoses: ‘Ik dacht dat ik de wereld moest redden’
- Artikel
- 01 maa 2023
- 10 minuten leestijd
Ronald is 32, woont met zijn vriendin en hond in Woerden, is sous-chef in een restaurant en schrijft poëzie. Hij kreeg twee keer een psychose: in 2008 en nog een keer in 2015. “Beide keren heb ik de kliniek van de binnenkant mogen bewonderen, en ik zeg je: dat is geen pretje.”
Ik spreek Ronald in het restaurant waar hij werkt in Woerden, vlak voor zijn shift. Hij werkt hier al drie jaar, en hoewel hij vroeger zijn shifts met trillende handjes begon, draait hij nu een avond weg alsof het niks is. Dat was weleens anders: Ronald leeft met een psychosegevoeligheid, en kwam tot twee keer toe in een gesloten inrichting terecht. Dit is zijn verhaal.
Achttien was hij, toen hij zijn eerste psychose kreeg. Waar dat door kwam? “Filosoferen op de blauwe lucht, zonder kader. Zonder vast denkproces, doel of richting.” Hij blowde daarnaast veel. Hij studeerde audiovisuele technieken op een mbo in Hilversum, maar met school was hij niet bezig: “Ik was bezig met alles behálve school.”
En er was nog een trigger: verliefdheid. Ronald: “Je kent die toestand: euforie. Daar zit nog een trap boven: manie. Dan sta je tegen het dak aan te springen. Je vliegt zo hoog in je emotie, in je verliefdheid, dat je extra stofjes in je hersenen aanmaakt, en die mix met blowen… bij mij zorgde dat voor een psychose.”
"Ik ging een keer bad toen ik geblowd had, en toen dacht ik dat ik lesbisch was"
Het UMC definieert een psychose als “een toestand waarbij iemand zijn grip op de realiteit kwijt is.” In principe is een psychose een set symptomen, en vaak onderdeel van een onderliggende stoornis.
Psychoses worden vaak veroorzaakt door heftige emotionele gebeurtenissen: verlies, stress. Ongeveer een tot drie procent van de bevolking krijgt in hun leven te maken met een psychose; mannen en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond het vaakst. Ook een traumatisch verleden, drugs, alcohol of medicatiegebruik en een familiegeschiedenis van psychosegevoeligheid kunnen de kans op psychoses vergroten.
Identiteitscrises
“Bij mij is identiteitscrisis altijd wel een dingetje geweest. Ik ging een keer bad toen ik geblowd had, en toen dacht ik dat ik lesbisch was. Dat duurde natuurlijk niet lang, maar ik miste wel vastigheid bij mezelf, zelfvertrouwen. Ik was angstig.”
We hebben allemaal wel eens een kleine (of grote) identiteitscrisis. Maar bij een psychose gaat het een stapje verder. Hoe voelt dat, om jezelf zo kwijt te raken? “Mensen konden geen helder gesprek met me aanknopen. Ik vatte dingen anders op dan ze bedoeld werden.”
Zat Ronald slecht in z’n vel, dan maakte zijn brein bokkensprongen: “Als iemand het dan over een theelepel heeft, kon ik opeens denken: we moeten thee zetten. Of: oh, wat wil je roddelen? Spilling the tea. Je gaat verbanden zien waar ze niet zijn.”
De wereld redden
Bij zijn eerste psychose was hij heel veel bezig met het einde van de wereld, en dat hij de wereld moest redden. “Dat heb ik in de tussentijd losgelaten. Nu denk ik: ik moet goed zijn voor mijn nabije omgeving, dan veroorzaakt dat een ripple effect, en kan ik zo iets goed doen voor de wereld.”
Hoe hij erbij kwam dat hij de wereld moest redden, weet hij niet meer. Hij tuurt voor zich uit: “Het was er gewoon. Maar om eerlijk te zijn hou ik daarin ook wat voor mezelf. Ik ben bang dat ik triggers ga opzoeken als ik dit te expliciet bespreek.”
"Ik draaide het raampje open en zei: zet de auto stil, of ik spring uit het raam"
Zijn ouders brachten hem na een gesprek met de vertrouwenspersoon op school naar de kliniek. Daar verbleef hij vier maanden. Veel weet hij niet meer van die tijd, wel dat hij bij aankomst bij de kliniek de ernst niet inzag van de situatie: “Ik had mijn didgeridoo bij me, een tas met kleding. Ik dacht: ik ga even op vakantie.”
Symptoombestrijding
Na zijn eerste opname op zijn achttiende ging hij terug naar school. Maar al snel bleek dat het niet goed genoeg ging. Dus ging hij terug, deze keer op eigen initiatief. Maar al na een paar weken dacht Ronald: ik schiet hier niets mee op. Hij kreeg pillen en “een armzalig aanbod van dingen om te doen.” Sporten, dagritme, knutselen, medicatie. Maar voor Ronald voelde het als symptoombestrijding: “Er was geen constructieve therapie, of iets anders dat me dieper inzicht gaf in wat er aan de hand was.”
“Dus ik zei: als ik wil, mag ik dan gaan? Ja, zeiden ze.” Ronald pakte zijn spullen en vertrok; hij wilde naar Maastricht voor een weekendje weg, en daarna zou hij wel weer terugkomen. “Mijn ouders belden me en zeiden: kom anders een weekendje hier, dan hebben we het erover.”
“Ik ging naar Woerden, stapte bij mijn ouders in de auto, en zei: we gaan naar huis, hè? Ja, zeiden ze. Ik wilde voor geen goud terug.” Maar de eerste afslag naar huis werd niet genomen, en de tweede ook niet. “Ik probeerde de deur open te doen om uit de auto te springen, maar het kinderslot zat erop. Ik draaide het raampje open en zei: ‘Zet de auto stil, of ik spring uit het raam.’ Ze zetten de auto stil op een parkeerplaats en na een paar uur praten besloten we om me terug te brengen naar de kliniek.”
“Blijkbaar vonden ze dat ik een gevaar was voor mezelf en anderen”
Pappen en nathouden
Daar aangekomen, gebeurde er iets wat hij niet verwachtte: hij werd op de Telex gezet – de politie mocht hem overal waar hij kwam oppakken en terugbrengen – en hij kreeg een rechterlijke machtiging, waarmee gedwongen opnamen geregeld worden. “Blijkbaar vonden ze dat ik een gevaar was voor mezelf en anderen.”
De rechtszaak vond plaats in de kliniek, omdat hij niet weg mocht. Hij kreeg een advocaat toegewezen, en een rechter zou beslissen of hij gedwongen opgenomen moest worden. “De rechter oordeelde dat ik moest blijven. Daarna heb ik 6 maanden in de gesloten kliniek gezeten.”
“Ik besloot: ik kom er straks sterker uit dan dat ik erin ging. Maar ik had wel het gevoel dat dat heel erg vanuit mezelf moest komen.” En wederom werd het gesprek over onderliggende oorzaken niet gevoerd. Pappen en nathouden, was het devies: “En pillen erin.”
Behalve zijn ouders kwamen maar twee vrienden hem opzoeken. “Verder niemand. Dan leer je wie je vrienden zijn. Je kunt je heel alleen voelen.” Dat is volgens Ronald ook een stukje stigma: “Onwetendheid, iemand niet willen zien in die staat. Ik snap heel goed waarom mensen niet zijn gekomen. Ik neem het ze niet kwalijk.”
Crisisdienst
Ook zijn tweede psychose, op zijn 25ste, had een aanloop. ”Ik woonde in een woongroep voor jongeren. Ik gebruikte mijn medicatie niet, want ik had niet het gevoel dat ik die nodig had. Ik draaide dag en nacht om, zorgde slecht voor mezelf.”
In zijn woning stapelde de vaat zich op, en Ronald stopte met douchen. “Ik zakte weg op de bank met films en series, had weinig contact met anderen. Mijn moeder kwam een keer langs en zei: ga eens douchen. Toen brak ik, en ik stopte niet met huilen.”
Daar was de crisisdienst. “Ze vroegen steeds: wat heb je nodig? Wil je wat drinken? Maar ze vroegen nooit: waarom huil je?” Wat hij nodig had was menselijk contact, zegt hij, een gesprek.
“Als ze hadden gevraagd waarom ik huilde, had ik gezegd: omdat in India kinderen op afvalhopen lopen. Ik jank omdat de ijsberen aan het uitsterven zijn, en ik voel me daar rot over.” Hij werd meegenomen naar het kantoor van de crisisdienst, waar ze over hem in overleg gingen. En voor hij het wist zat Ronald weer in de kliniek.
“Ik heb het gevoel dat ik heel veel heb moeten inhalen, dat ik heel veel gemist heb, omdat ik heel veel in de kliniek zat.” Een soort FOMO, vertelt hij: “Als ik niet in de kliniek had gezeten, had ik wel m’n school afgemaakt. Dan had ik wel dat groeiproces meegekregen. Dan was ik eerder succesvol geweest.”
"Ook hoogopgeleiden kunnen het meemaken”
Psychosegevoeligheid is een van de meest gestigmatiseerde mentale aandoeningen, en ook daarom geeft Ronald dit interview. Hij hoopt zo op zijn manier een stukje bewustwording te creëren. Ook hij krijgt te maken met vooroordelen omtrent zijn ziekte: “Na drie jaar werken, toen ik dacht dat ik m’n strepen verdiend had, zei iemand: ‘We moeten je niet te veel inzetten, want we moeten rekening met je houden.’” Goed bedoeld, denkt Ronald, maar ook heel pijnlijk.
Waar die vooroordelen vandaan komen? Wat je ziet in de media speelt een rol bij het stigma, vertelt Ronald, maar vooral ook wat je níet ziet. “Dat zijn de succesverhalen, dat mensen door struggles heen komen, dat het goed met iemand kan gaan. Iemand kan psychotisch zijn, maar kan drie jaar later misschien een heel goeie stratenmaker of psycholoog zijn. Ook hoogopgeleiden kunnen het meemaken.”
Hij gebruikt nog medicatie en is daar erg door geholpen. Wel is hij kritisch op de manier waarop de Nederlandse ggz omgaat met mensen die psychosegevoelig zijn: “Medicatie is een noodzakelijk kwaad. Het is geen gif, het is een hulpmiddel.”
Wel vindt hij dat er op een meer holistische manier naar mentale gezondheid gekeken moet worden. “Er zijn zoveel meer mogelijkheden: yoga, meditatie, praten met een coach... In Noorwegen is het bij wet verplicht dat zorg aangeboden kan worden zonder medicatie. Psychoses moeten medicatieloos behandeld kunnen worden. In Noorwegen lopen ze wat dat betreft voor op Nederland.”
Succesverhalen
Op dit moment werkt hij samen met een schilder die een kunstwerk maakt van meer dan duizend medicatiezakjes die hij over de jaren heen bewaarde. Hij schrijft ook gedichten, onder andere over zijn ervaringen met mentale gezondheid, op zijn Instagram via @ronald_e_aalten_poetry. Schrijven kan ontzettend helpen, tipt hij ook andere mensen die hiermee worstelen.
Ronald wil volgend jaar zijn studie Persoonlijk begeleider Maatschappelijke Zorg met ervaringsdeskundigheid – die hij tijdelijk pauzeerde – voortzetten. Tijdens het eerste jaar van zijn opleiding zag hij heel veel succesverhalen van andere ervaringsdeskundigen. “Zij kunnen de opleiding aan, en kiezen er zelfs voor om anderen te helpen met hun ervaringen.” Zo weet ook Ronald zijn ervaring tot iets positiefs te maken.
Met “liefde en doorzettingsvermogen” kwam hij er doorheen, ondersteund door zijn omgeving. Eén van zijn gedichten omschrijft perfect zijn situatie, zegt hij. Hij quote: “Soms ben ik mijn eigen slachtoffer, maar die rol accepteer ik niet.”