De springplank van Jan Terlouw
- Even bellen met
- 23 jan 2018
- 4 minuten leestijd
In de rubriek Springplank vertellen bekende en minder bekende Nederlanders wie de bepalende persoon in hun carrière of leven is geweest. Wie ze tot grote hoogte stuwde, of uit een dal lanceerde. Ditmaal belden we Jan Terlouw (1931), oud-politicus, schrijver (Koning van Katoren) en pleitbezorger van een mensgerichter brievenbusklimaat.
“Hallo, met Jan. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik iets voor u kan doen.”
We zijn bij Brandpunt+ op zoek naar een inspirerend verhaal – iets, iemand of een fenomeen dat u een even welkom als bepalend duwtje in de rug gaf.
“Bepalend…dat vind ik moeilijk hoor. Weet u waar ik altijd de meeste inspiratie uit heb gehaald? Uit kleine brainstormgroepjes. Met een klein groepje natuurkundigen over problemen praten, of met een klein groepje politici zitten om prangende kwesties op te lossen. Dat zet zoden aan de dijk. Elkaar inspireren met brainstormen in kleine groepjes waarin iedereen vrij zijn gedachten kan laten gaan.”
Kunt u daar een voorbeeld van noemen?
“… Nou ja, je zit bijvoorbeeld met een natuurkundig probleem..”
Hebt u een specifiek probleem in gedachten?
“Nou, ik ben natuurkundige, vandaar. Dus, stel dat je experiment iets doet wat je niet had verwacht en dan moet je ideeën opdoen: waar zou het hem in kunnen zitten? Dan ga je in gesprek met andere mensen die er wat van weten. De één zegt dit, de ander zegt dat, en dan kom je vaak tot een idee dat bruikbaar is. Of neem de politiek. Dan neem je een aantal collega’s apart en zeg je: ‘Jongens, hoe moeten we hiermee omgaan?’ Dat werkt. Dan kom je vaak tot iets gemeenschappelijks waarvan je zegt, ‘Ja, dat moeten we doen.”
Wanneer was de laatste keer dat u een eureka-moment had tijdens zo’n brainstorm had?
“Ach… de laatste keer. Dat is moeilijk te zeggen. Het is me vaak overkomen – ik heb altijd kleine groepen voorgezeten. Met natuurkundigen, met politici, de fractie, het college van gedeputeerde staten, enzovoort. Maar om nou één specifiek moment of persoon aan te wijzen… dat is moeilijk. Als ik het even niet meer weet, en dat maken we allemaal wel eens mee, dan biedt het vaak uitkomst.”
“Neem iets eenvoudigs: ik heb een boek geschreven, en ik twijfel over de titel, of kan überhaupt geen titel bedenken. Dan ga ik met mijn kinderen – en vroeger ook mijn vrouw – zitten, nadat ze het hebben gelezen. ‘Jongens, hoe zullen we het boek eens noemen?’ Zo ging het bijvoorbeeld bij een boek over hoe wij omgaan met gehandicapten. De hoofdpersonen waren dan ook gehandicapte jonge mensen. En wat kwam er uit de brainstorm? De kunstrijder. In het boek wordt uit een museum een schilderij weggesmokkeld achter de rugleuning van een rolstoel. Dan spar ik met mijn gezin en komt iemand met De kunstrijder als titel. Nou, mooi. Het zij zo. Heel vaak komt er dan iets uit zo’n brainstorm, hè. Zo heb ik nu het nieuwe Boekenweekessay [van 2018, red.] geschreven. Hoe zullen we dat eens noemen? Ik dacht aan Natuur zijn we zelf, of Natuur hoor je bij, of Natuur is belangrijk. Toen zei iemand: ‘We kunnen het ook gewoon Natuurlijk noemen.’ Mooie titel, vond ik, dus dat wordt het dan.”
Wat was van al deze kleine brainstormen voor u de belangrijkste?
“Er is niet één belangrijkste. Zo werken zulke dingen niet. Dat is zo’n misverstand, dat er een beste boek is, een beste film, mooiste concert. Of een belangrijkste brainstormsessie. Onzin. Er zijn heel veel mooie boeken, heel veel mooie concerten, heel veel mooie composities, heel veel waardevolle brainstormen. Er is geen beste, zo eenvoudig is het leven niet. Want zodra je iets tot beste of belangrijkste bombardeert, wordt de rest vanzelf een beetje minder. De kans is groot dat je daarmee iets of iemand tekort doet, en daar hou ik eerlijk gezegd niet van. Wilt u hier eigenlijk iets mee?”
Ik ga dit gesprek zometeen tot een interview schrijven.
“En dan?”
Zodra het klaar is, mail ik het naar u.
“En dan?”
Dan wordt het gepubliceerd op onze website.
“Ah, het is geschreven. Oké, doe dat maar. Prima.”