Filmmakers, kap nu eens met het stereotype van de moordende maniak met meerdere persoonlijkheden
- Artikel
- 29 jun 2021
- 6 minuten leestijd
Van Psycho tot Split: thrillers waarin een moordenaar erop los moordt omdat hij verschillende persoonlijkheden heeft, worden al decennialang gemaakt. Dat is schadelijk, want mensen met dissociatieve identiteitsstoornis worden weergegeven als dader – terwijl ze slachtoffer zijn.
Let op: dit stuk bevat dikke spoilers over Hollywood-films als Split, Deadly Illusions, Identity, Fight Club en Secret Window.
Toen Netflix-film Deadly Illusions in 2021 uitkwam, leidde dat tot aardig wat media-aandacht: de film neemt namelijk een loopje met het begrip ‘dissociatieve identiteitsstoornis’, vroeger bekend als meervoudigepersoonlijkheidsstoornis. In 2016 lag Split om dezelfde reden onder vuur. DIS, zoals de afkorting luidt, houdt in dat iemand twee of meer identiteiten huisvest, waarvan één het gedrag volledig kan overnemen. Dat leidt tot gaten in het geheugen van de patiënt. In thrillers garandeert dat gegeven spannende plots en verrassende wendingen.
Ikzelf geniet al jaren van dit soort films: de eerste keer dat ik Identity (2003) zag, zat ik op het puntje van mijn stoel toen bleek dat (spoiler!) de tien mensen om wie het draait allemaal zijn ontsproten uit het brein van één psychiatrische patiënt. Net zo spannend vond ik de plottwists in Fight Club (1999) en Secret Window (2004), en Norman Bates uit Hitchcocks Psycho (1960) is ontegenzeggelijk een van de meest iconische filmschurken ooit.
Tegelijkertijd dacht ik juist door deze personages dat ‘het hebben van meerdere persoonlijkheden’ garant staat voor ‘gevaarlijk gedrag’. Maar agressie – laat staan moord – speelt geen rol bij DIS. Veel films waarin de stoornis voorkomt, tonen niet wat die echt inhoudt. Tegelijkertijd denken wij dat als kijkers wél te weten, schreef The Guardian na verschijning van Split. ‘Omdat films en tv-series er klaarblijkelijk geobsedeerd door zijn.’
Slachtoffers, geen daders
Doordat de aandoening pas eind vorige eeuw werd erkend en lange tijd onjuist als ‘schizofrenie’ werd bestempeld, heeft het publiek geen volledig idee van wat die inhoudt, betoogde deze onderzoeker aan de Amerikaanse Elon University. ‘Het meeste van wat zij weten, komt voort uit hun kennis van films en series.’ En die media vellen veelal een oordeel over DIS-patiënten – neem alleen al de titel Psycho.
Volgens neurowetenschapper dr. Simone Reinders, gespecialiseerd in de neurobiologie van de stoornis, is dat zeer schadelijk, want de weergave is onrealistisch, en bovendien stigmatiserend: “Je schaadt er een complete patiëntenpopulatie mee. Mensen met DIS worden weergegeven als dader, terwijl ze slachtoffer zijn. Hun stoornis komt meestal voort uit vroegkinderlijke traumatisering, ze zijn bijvoorbeeld slachtoffer van emotionele verwaarlozing of seksueel misbruik. Dat krijgen kijkers niet te zien.”
Het karakter van de therapeut in deze films komt er eveneens vaak bekaaid van af: zowel in Split als Deadly Illusions wordt die door de patiënt om het leven gebracht. Reinders: “Ook dat is niet reëel. Vaak zijn de patiënten juist wanhopig op zoek naar behandeling. Ze hebben moeite om hulp te vragen en begrijpen niet wat er met hen aan de hand is.”
Deze groep wordt nog verder gemarginaliseerd doordat de filmpersonages hulp dikwijls afslaan, betoogde Hollywood Insider in een recensie van Deadly Illusions: ‘Als we willen dat mensen om hulp durven vragen, moeten we ophouden mentale gezondheid te associëren met kwaadaardig en negatief gedrag. We moeten juist tonen dat het normaal is om een mentale aandoening te hebben en dat hulp zoeken goed is.’
Fictie vs. feiten
Op bepaalde vlakken houdt Split het dicht bij de werkelijkheid. Zo stuit de therapeut op scepsis van collega-wetenschappers rondom DIS, wat volgens Reinders ook in het echt het geval is. Ook heeft het personage met de stoornis een traumatiserende jeugd gehad – dat is ook realistisch.
Maar verder is Split een film die het realistische loslaat: tegen het einde ontwikkelt het genoemde personage zich tot een hypersterk, onschendbaar beest. Ontspoort regisseur M. Night Shyamalan daarmee? Ja, maar bewust. “Ik wilde iets wetenschappelijks, iets wat psychologisch klopt, als uitgangspunt nemen en van daaruit verdergaan”, zei hij er zelf over. “De eerste stappen zijn feitelijk, de volgende is dat niet: die stap is een vraag. ‘Geloof je wat ik hier suggereer?’”
Filmdocent en -deskundige Axel Frühmann legt uit: “Shyamalan poneert een hypothese: ‘Wat als mensen met superkrachten écht bestaan?’ Hij maakt de aandoening van zijn personage bewust over de top.” Die vrijheid heeft Shyamalan, vindt Frühmann: “Drama en het echte leven zijn twee verschillende dingen. Een filmmaker als hij beweert nergens dat wat hij toont echt is.”
Volgens hem snappen de meeste kijkers dat. “In andere thrillers wordt doorgaans ook een achtergrondverhaal rond de moordenaar geschetst. Als die uit een arm gezin in een dorpje in de bergen komt, of op Wall Street werkt zoals in American Psycho, denken we niet dat alle mensen voor wie dat geldt potentiële moordenaars zijn.”
Dichterlijke vrijheid
Toch leunen veel films op een zeker realisme: als ze ongeloofwaardig zijn, wordt dat doorgaans gezien als negatief. Dat is verklaarbaar, zegt Frühmann: “De filmmaker en de toeschouwer sluiten een contract met elkaar. De filmkijker is bereid om in de regisseur zijn wereld te stappen, maar dan moet die het verhaal wél goed brengen.” Bovendien heeft elk genre zijn eigen kenmerken: buiten thrillers komt DIS ook voor, maar is de patiënt meestal geen moordenaar. De dramedy-serie United States of Tara (2009-2011) kreeg juist lof voor zijn natuurgetrouwe weergave van de stoornis. Jim Carrey-comedy Me, Myself & Irene (2000) daarentegen slaagt er niet eens in de aandoening bij de juiste naam te noemen.
Volgens Frühmann moeten makers zich in elk genre dichterlijke vrijheid kunnen veroorloven, mits ze ethisch verantwoord te werk gaan en niet beweren dat wat zij tonen de absolute realiteit is. “Ik begrijp goed dat critici zeggen dat filmmakers scherper naar de feiten moeten kijken, dat de aandoening nu wordt getoond zonder enige relativering. Maar als Shyamalan in Split aan het relativeren slaat, raakt de kijker zijn interesse kwijt. Een film duurt pakweg twee uur en moet daarin een spanningsboog vasthouden.”
Volgens Reinders is de oplossing makkelijk: “Een disclaimer aan het begin of einde, waarin de makers vermelden dat hun opvattingen rond DIS verzinsels zijn en ze verwijzen naar een platform waar accurate informatie te vinden is. Een regisseur zegt dan misschien: ‘Dat doen we ook niet bij films over aliens.’ Maar daarvan wéét iedereen dat het verzonnen is. Dat is het verschil.”