Transgender kinderen hebben erkenning nodig. Ook van jou
- Artikel
- 17 mei 2021
- 10 minuten leestijd
“Ik sloot me op in de badkamer en zat onder de douche te huilen. Het liefst zou ik de borsten van mijn lijf afsnijden.”
In 2012 gaf ik als journalist in de dop een schrijfworkshop aan een groep jonge transgender tieners. Ik vroeg hen een persoonlijk verhaal te schrijven over een onderwerp dat hen op dat moment bezighield. Natuurlijk had ik verwacht dat het zou leiden tot reflecties op hun genderidentiteit en het transitieproces waarin een deel van de groep zat, maar de vele schrijnende voorbeelden van persoonlijk leed had ik niet zien aankomen. De eenzame worsteling, de confrontatie met een puberend lijf, de uitsluiting en pesterijen op school: hun getuigenissen schudden me wakker en lieten me inzien welke lange weg er nog te bewandelen is als het aankomt op trans-emancipatie.
Van sommige onderwerpen hoop je, nee verwacht je, dat het verstrijken van de tijd als vanzelfsprekend gepaard gaat met voortschrijdend inzicht. In het geval van trans-emancipatie in Nederland klopt dat ten dele. Hoewel het aandeel transgender personen dat in zijn, haar of diens leven te maken krijgt met discriminatie en geweld nog altijd schrikbarend hoog is, is de houding van de gemiddelde Nederlander ten aanzien van de transgemeenschap volgens de laatste cijfers wel degelijk verbeterd.
Maar de trans-emancipatie staat onder druk. In veel westerse landen zijn het afgelopen jaar pogingen gedaan om beschermende en anti-discriminerende wetten waar lang en hard voor is gestreden terug te draaien, met wisselend succes. De vaak ronduit transfobe protestgroepen die hierachter zitten, richten hun pijlen steeds vaker op kinderen. Het bestaan van trans kinderen wordt ofwel volledig ontkend, ofwel gepresenteerd als een zorgelijke ‘hype’ die met man en macht afgeremd moet worden. In de VS leidde het recent tot het criminaliseren van noodzakelijke zorgverlening aan trans jongeren in de staat Arkansas, in zestien andere staten wordt de komende tijd over eenzelfde soort initiatief gestemd.
In de Nederlandse Tweede Kamer zetelt sinds 31 maart 2021 een parlementariër die trans kinderen nu juist afschildert als een ‘Amerikaanse trend’. Freek Jansen van Forum voor Democratie sprak in 2019 tijdens het congres van de jongerentak van de partij: “Iedere dag worden we doodgegooid met de meest absurdistische verhalen. Een trend die komt overwaaien uit Amerika: transgenders van 8 jaar oud (...) Dat is de moraal van een zwakke bevolking.”
Ook buiten het Binnenhof vinden dit soort opvattingen hun weerklank. Zo pretendeert de Nederlandse vereniging Voorzij voorlichting te geven over gender en sekse terwijl het daarbij, veelal verwijzend naar anti-wetenschappelijke bronnen, spreekt van een ‘transideologie’ en ageert tegen het bieden van medische hulp aan trans jongeren.
Waarom is het zo belangrijk om transgender-zijn juist al op jonge leeftijd te erkennen en bespreekbaar te maken? Wat is precies de kritiek van de protestbeweging? En hoe kunnen we trans kinderen beschermen tegen haar schadelijke invloed?
Trans zijn: een korte uitleg
‘Transgender’ wordt tegenwoordig als parapluterm gebruikt voor iedereen die een mismatch ervaart tussen het geslacht dat bij de geboorte werd toegekend en de eigen genderidentiteit (beleving) of genderexpressie (uiting). Onder de paraplu vallen niet alleen personen die zich volledig identificeren als man of als vrouw. Ook non-binaire personen en personen die zich labelen als genderqueer kunnen trans zijn. Anders dan soms wordt gedacht, zegt transgender-zijn niets over je seksuele voorkeur.
Bruikbare data over het percentage transgender personen in een populatie is schaars en hangt af van de gebruikte definitie en verzamelmethode. In veel publicaties wordt gesproken over tenminste één procent van de bevolking, volgens kennisinstituut Movisie identificeert ongeveer 3,9 procent van de Nederlandse bevolking zich niet met het geslacht dat is geregistreerd bij de geboorte. Wat alle transgender personen met elkaar gemeen hebben, is dat er in enige mate sprake is van een gender-incongruentie. De letterlijke betekenis van incongruentie is ‘een gebrek aan overeenstemming’, in dit geval dus tussen het toegewezen geslacht en de ervaren gender.
De leeftijd waarop een trans persoon voor het eerst merkt dat er sprake is van incongruentie verschilt sterk per individu. Volgens jeugdpsychiater en academisch onderzoeker Annelou de Vries van het Amsterdam UMC komen de meeste aanmeldingen bij de Amsterdamse genderpoli van adolescenten en jongvolwassenen. “Maar er zijn ook mensen die er op latere leeftijd achter komen, of juist ver voor de puberteit. Ik ontmoet regelmatig ouders die me vertellen dat hun kind zich als peuter al uitgesproken anders voelde en uitte dan zijn seksegenoten van dezelfde leeftijd.”
Bij een deel van de transgender personen leidt die incongruentie tot een wens om in transitie te gaan. Daarbij kan in Nederland na een uitgebreide intake en diagnostiek vanaf ongeveer elfjarige leeftijd worden begonnen met puberteitsremmers en vanaf vijftien à zestien jaar met hormoontherapie. Voor een genderbevestigende operatie kan worden gekozen nadat iemand achttien is geworden, alleen een borstverwijderende operatie bij trans jongens is in sommige gevallen al vanaf zestien jaar mogelijk.Anders dan in het verleden wordt tegenwoordig lang niet altijd voor een ‘volledige’ transitie gekozen, zo merkt ook De Vries. “Dat komt doordat er onder de jongere generaties minder binair wordt gedacht. Er zijn meer identiteiten mogelijk dan ‘man’ of ‘vrouw’, je kunt je ook prettig voelen bij de uiterlijke kenmerken van een identiteit die daar tussenin zit of er helemaal los van staat.”
Begripvolle omgeving
Onderzoek na onderzoek laat zien dat een begripvolle omgeving waarin een jong trans persoon ruimte krijgt voor zijn, haar of diens zoektocht op het gebied van genderidentiteit cruciaal is voor het mentale welzijn. Maar aan die begripvolle omgeving ontbreekt het ook in Nederland nog vaak. Van de transgender personen die ‘uit de kast’ zijn en naar school gaan, geeft 43 procent aan slachtoffer te zijn geweest van verbaal geweld, één op de vijf krijgt te maken met lichamelijk geweld. Dat is veel meer dan hun cisgender leeftijdsgenoten. Thuis krijgen trans jongeren dubbel zo vaak te maken met fysieke mishandeling en emotionele verwaarlozing dan cis jongeren.
De Vries ziet wat daarvan het effect is op de jongeren die zij spreekt in de genderpoli. “Veel jongeren raken in hun zoektocht geïsoleerd en durven er met hun omgeving niet over te spreken. Ze kunnen depressieve gevoelens ervaren, angst, niet meer naar school willen gaan, soms zelfs suïcidaal worden.” Andersom ziet de kinderpsychiater ook wat het met een kind doet wanneer het wél op jonge leeftijd in een veilige omgeving zijn trans-zijn kan ontdekken. “Dan komt de puberteit en zijn ze met de juiste ondersteuning goed voorbereid op wat er gaat komen, dan zien ze de toekomst met vertrouwen tegemoet. Soms is er dan helemaal geen sprake van psychisch lijden.”
Roepen vanaf de zijlijn
Je zou denken dat iedereen met deze kennis inziet dat het ten strijde trekken tegen een zogenaamde ‘transideologie’ of het neerzetten van trans kinderen als de zoveelste ‘hype’ op zijn zachtst gezegd schadelijk is. Maar helaas: in steeds meer landen worden ouders en kinderen actief en direct benaderd door transfobe protestgroepen met zelfgeproduceerd ‘voorlichtingsmateriaal’. In het Verenigd Koninkrijk biedt de organisatie Transgender Trend zelfs complete lespakketten aan voor basisschoolleerlingen, waarin hen wordt geleerd dat ze het lichaam waarin ze zijn geboren moeten accepteren. De Britse organisatie is een geliefde en veelvuldig aangehaalde bron voor de Nederlandse vereniging Voorzij.
Waar maken de protestgroepen zich eigenlijk zorgen over? Veel van hun kritiek gaat uit naar de vermeende effecten van het medisch behandelen van trans jongeren: puberteitsremmers zouden onomkeerbare schade aanrichten aan botten en het puberende brein. Het klopt dat puberteitsremmers de hoeveelheid calcium in botten kunnen beïnvloeden, en volgens De Vries is er meer onderzoek nodig naar de effecten op langere termijn. Maar met de kennis van nu kunnen de grote zorgen volgens haar niet worden onderbouwd. “Rond het jaar 2000 zijn we begonnen met het inzetten van puberteitsremmers, die eerste groep zit nu ver in zijn volwassenheid. Bij hen zien we niets alarmerends.” Bovendien kan er, zolang er nog geen geslachtshormonen gegeven zijn of operaties hebben plaatsgevonden, altijd voor worden gekozen om met puberteitsremmers te stoppen, waarna de hormonale ontwikkeling zich weer voortzet.
Een ander punt dat critici graag aanhalen is dat kinderen nog helemaal niet in staat zouden zijn om keuzes te maken over hun genderidentiteit, en door volwassenen worden gedwongen om in transitie te gaan. Ook dat bestrijdt De Vries. “We starten nooit ‘zomaar’ met een medische behandeling, daar wordt veel tijd voor genomen en dat gaat heel zorgvuldig.” Zo wordt in de genderpoli altijd eerst onderzocht of er geen sprake is van psychische problematiek die ten grondslag ligt aan een wens om in transitie te gaan. De Vries heeft de indruk dat kritiek dan ook vaak afkomstig is van mensen die geen ervaring hebben met gender-incongruentie. “Het is zo makkelijk om vanaf de zijlijn te roepen: ‘dat moet je niet doen!’. Dan denk ik: heb je deze jongeren zélf weleens gesproken?”.
Van situaties waarin iemand spijt zegt te hebben na een genderbevestigende operatie, is in praktijk zeer zelden sprake. Uit een recente studie onder bijna 8 duizend transgender personen blijkt dat dit opgaat voor één procent van de ondervraagden die een dergelijke operatie heeft ondergaan. De verklaring ligt vaak in een gebrek aan sociale acceptatie door de omgeving of een teleurstelling over het fysieke resultaat. Toch worden deze uitzonderingen door de protestgroepen gretig uitgelicht om te laten zien hoe verstrekkend de gevolgen kunnen zijn van een medische behandeling op jonge leeftijd. Tegelijkertijd wordt met geen woord gerept over de bewezen ernstige psychologische gevolgen van het ontnemen van het recht op behandeling, zelfs al kan die ontneming trans jongeren het leven kosten.
Betrouwbare voorlichting
Gelukkig gaat de ontwikkeling van de trans-emancipatie in Nederland vooralsnog de goede kant op. Zo wordt er op steeds meer scholen stilgestaan bij Paarse Vrijdag en een Gender & Sexuality Alliance (GSA) opgericht waarin ook aandacht is voor genderidentiteit. Het onderwerp gender wordt in de klas bovendien vaker toegevoegd aan lessen over seksualiteit. Ook vinden steeds meer ouders hun weg naar een genderpoli, waar ze met hun kind de juiste hulp en begeleiding kunnen krijgen bij het maken van belangrijke keuzes over een eventuele transitie.
Toch zijn we ook in Nederland niet ongevoelig voor de anti-wetenschappelijke en transfobe retoriek van de internationaal opererende protestgroepen. Forum voor Democratie zei op 19 maart 2021 nog Kamervragen te gaan stellen over ‘aangeleerde genderideologie op scholen’. Online nieuwsberichten over bekende jonge trans personen leiden standaard tot talloze haatreacties en bewuste misgendering. Het bevestigt het belang van gedegen en betrouwbare voorlichting en kennisdeling over genderidentiteit in al haar facetten, zowel op scholen als in huis en onder zorgverleners.
Want wie als volwassene zélf niet weet wat trans-zijn inhoudt of begrijpt waarom het zo belangrijk is om trans kinderen in hun bestaan te erkennen, valt makkelijk ten prooi aan de schadelijke en misleidende informatie die ons in toenemende mate wordt voorgeschoteld. Positieve verandering begint bij bewustwording. Ik hoop van harte dat we een toekomst tegemoet gaan waarin de schrijnende verhalen die ik in 2012 onder ogen kreeg niet langer geschreven hoeven te worden.