Waarom we de mainstream media aanvallen (en hoe dat anders kan)
- Artikel
- 15 feb 2021
- 9 minuten leestijd
Als redacteur Lars zijn filterbubbel mag geloven, dan is de vurigheid waarmee gal wordt gespuwd over professionele nieuwsmedia groter dan ooit. Waarom is dat zo? Hij vroeg het aan experts, onder wie ‘s lands bekendste mediacriticus.
Het overkomt me steeds vaker: terwijl ik argeloos door de stories van mijn Instagram-connecties swipe, stuit ik op een bericht waarin hard wordt uitgehaald naar de mainstream media. Meestal incorrect gepresenteerd als een enkelvoudige entiteit, zouden ze geen podium willen bieden aan bepaalde groepen, zouden ze zich te makkelijk laten paaien door politici en bedrijven en zouden ze bewust belangrijke informatie achterhouden over actuele onderwerpen. “Wat de mainstream media je niet vertellen…” is een onderschrift dat ik in korte tijd meerdere malen in mijn feed voorbij heb zien komen. Vaak gevolgd door een link naar een YouTube-filmpje van een vlogger of ander niet-journalistiek mediakanaal.
Kritiek op de media is van alle tijden, maar als ik mijn filterbubbel mag geloven, dan is de vurigheid waarmee gal wordt gespuwd over professionele nieuwsmedia groter dan ooit. Neemt het wantrouwen naar de Nederlandse journalistiek inderdaad toe? Waar komt die achterdocht vandaan? En waar ligt eigenlijk de grens tussen constructieve mediakritiek en destructieve verdachtmaking? Ik vroeg het aan een aantal experts en ‘s lands bekendste mediacriticus.
Om de tuin leiden
Wie er de krantenkoppen van eind 2020, begin 2021 op naslaat, kan al snel tot de conclusie komen dat het met het vertrouwen in de Nederlandse nieuwsmedia op zijn zachtst gezegd magertjes is gesteld. Na aanhoudende aanvallen en dreigementen voelde de NOS zich genoodzaakt logo’s van busjes te halen, journalisten die verslag deden van een demonstratie in Amsterdam werden op sociale media bedreigd met een zwarte lijst, en in Urk kreeg de beveiliger van een journalist onlangs een bijtende stof in zijn gezicht gespoten. PersVeilig, het nationale meldpunt voor journalisten die zijn belaagd of worden bedreigd, zag over het afgelopen jaar een flinke toename van het aantal meldingen.
Dat extreme vormen van vijandigheid en agressie richting journalisten toenemen, zegt echter weinig over het algehele vertrouwen dat professionele nieuwsmedia in Nederland genieten. Recent publiceerde onderzoeksbureau Motivaction in samenwerking met VU-hoogleraar journalistiekwetenschap Irene Costera Meijer een rapport over de mate waarin Nederlanders nationale nieuwsmedia en hun berichtgeving vertrouwen. Wat blijkt: het aandeel respondenten dat ‘het nieuws in Nederland meestal wel’ zegt te vertrouwen is het afgelopen jaar toegenomen, van 52 procent in 2020 naar 67 procent in 2021. Onder jonge volwassenen van 18 tot 24 jaar ligt dit aandeel met 55 procent lager dan bij oudere leeftijdsgroepen, maar ook bij hen is er sprake van een toename.
Globaal genomen goed nieuws dus, moeten de nieuwsmedia hebben gedacht die over het onderzoek berichtten. Maar wie zich verder in de resultaten verdiept, valt nog iets op. Wanneer respondenten wordt gevraagd naar bronnen die zich volgens hen schuldig maken aan het bewust verspreiden van onjuiste, misleidende of eenzijdige gegevens, zegt 15 procent dat dit geldt voor journalisten en nieuwsorganisaties. Onder jonge volwassenen is dat aandeel zelfs 20 procent. Ter vergelijking: een jaar geleden was dit nog respectievelijk 7 procent en 8 procent. Een behoorlijk deel van de Nederlanders, de jonge volwassenen voorop, denkt dus dat professionele nieuwsmedia hun achterban weleens moedwillig om de tuin leiden. In dat opzicht neemt het wantrouwen wel degelijk toe.
Verschillende waarheden
Hoe kan dat wantrouwen worden verklaard, en waarom komt het vaker voor bij jonge volwassenen? Volgens Jaron Harambam, als interdisciplinair socioloog verbonden aan de KU Leuven, moet het wantrouwen naar wat de mainstream media is gaan heten gezien worden als symptoom van een bredere onvrede over machtige publieke instituties waaronder ook de wetenschap en politiek vallen. “De onafhankelijkheid van de journalistiek wordt vaak gezien als vaststaand gegeven, maar in de beleving van veel mensen maakt de journalistiek onderdeel uit van het establishment. Journalisten staan in hun ogen niet tegenover de macht, maar zijn juist onderdeel geworden van die macht.”
Dat jonge volwassenen vaker wantrouwend zijn, verbaast de socioloog niet. “Zij zijn opgegroeid in een pluriforme, gedigitaliseerde wereld waarin verschillende waarheden naast elkaar bestaan. Naast grote nieuwsmedia laten ze zich ook informeren door YouTube-video’s en Café Weltschmerz. In hun beleving bieden journalisten niet zozeer dé waarheid, maar één perspectief.”
Die manier van nieuws consumeren leidt sneller tot scepsis, en in sommige gevallen tot een groot intrinsiek wantrouwen, ziet ook professor Costera Meijer. “Jongeren zijn veel meer getraind in mediawijsheid, in het zelf verifiëren van bronnen en informatie. Dat is op zich niet verkeerd, maar het kan doorschieten in een gevoel dat nieuwsmedia je continu kunnen misleiden. Terwijl de Nederlandse journalistiek over het algemeen toch echt goed functioneert.”
Geheimzinnig bastion
Ergens begrijp ik wel dat professionele nieuwsmedia online steeds vaker het haasje zijn. Ondanks de vele alternatieve nieuwsbronnen, beïnvloeden ze nog altijd voor een aanzienlijk deel ons wereldbeeld. Een nijdige Instastory is snel geschreven wanneer je je niet gezien of gehoord voelt in de dagelijkse nieuwsstroom, bijvoorbeeld omdat je tot een gemarginaliseerde groep behoort en er niemand lijkt te zijn die jouw belangen verwoordt. Of omdat de inhoud van een bericht niet strookt met je eigen interpretatie van de werkelijkheid. Bovendien kan een journalistieke redactie aanvoelen als een geheimzinnig bastion, waarvan de inhoudelijke keuzes en werkwijzen lang niet altijd duidelijk zijn. Maar waarom zou je dan wél geloven in die ene YouTube-goeroe die de waarheid in pacht zegt te hebben?
Volgens Harambam heeft dat deels te maken met de herkenbaarheid en laagdrempeligheid van de ‘experts’ die zich op YouTube presenteren. “Voor sommige mensen is de kloof tussen de professionele journalist en henzelf groot. Ze kunnen zich makkelijker identificeren met iemand die thuis een vlog opneemt en zien het als iets positiefs dat zo iemand onafhankelijk van een groot mediamerk opereert.”
Rechtshistoricus en mediacriticus Madeleijn van den Nieuwenhuizen wijst erop dat het ook te maken heeft met de cultivering van een bepaald soort entertainment en sensationalisme. “Jaren aan reality-shows, emotelevisie en clickbait-krantenkoppen hebben geleid tot een korte aandachtsspanne. We zijn getraind om aan te gaan staan van emotie en controverse.” Volgens de mediacriticus sluit een YouTube-goeroe die zich bijvoorbeeld opwindt over samenzweringen daar goed bij aan. “We geloven het verontwaardigde gezicht van zo’n YouTuber soms eerder dan de droge naam van een journalist in het hoekje van een krantenpagina.”
Onderzoekend te werk gaan
Hoewel het ongenoegen van mijn online connecties met professionele nieuwsmedia vaak van mijn telefoonscherm spat, heb ik niet het idee dat ze met hun posts willen bijdragen aan de extreme vijandigheid en agressie waar steeds meer journalisten onder lijden. Hoe kan je je kritisch uitlaten over nieuwsmedia en hun berichtgeving zónder onbedoeld bij te dragen aan het vijandige klimaat? “Het is een kunst om constructief kritiek te leveren”, zegt Van den Nieuwenhuizen. Op haar Instagramaccount Zeikschrift legt ze mediaberichten regelmatig kritisch onder de loep. “Felle of harde kritiek is niet per definitie erg, maar het moet wel onderbouwd worden wil het hout snijden.”
In haar posts probeert de mediacriticus zo concreet mogelijk te zijn. “Ik licht het liefst één casus uit, soms zelfs één woord. Vervolgens probeer ik mijn gedachteproces uit te tekenen: wat valt mij hieraan op? Wat stoort mij hieraan?” Als voorbeeld geeft ze een recente post waarin ze kritiek geeft op het volgende zinsdeel uit een artikel van het Algemeen Dagblad: ‘De jongen, met Marokkaanse roots, maar afkomstig uit een modern gezin met goed Nederlands sprekende ouders..’.
“Ik vroeg me af: wat signaleert die ‘maar’? Is Marokkaans inherent niet-modern? Ik probeer mijn kritiek vaak te plaatsen in een breder perspectief: het is niet de eerste keer dat Marokkaanse Nederlanders worden gestigmatiseerd. Ik kaart een patroon aan door op een casus in te zoomen.” Van den Nieuwenhuizen ziet weinig precisie als er kritiek wordt geleverd op professionele nieuwsmedia. “Veel uitspraken over de mainstream media zijn ontzettend generalistisch. Er wordt over nagedacht als één grote, abstracte entiteit. Ergens begrijp ik dat het ook ontransparant kan overkomen, zo’n redactie, maar dat maakt het nog geen corrupt bolwerk.”
Daarnaast bestaat er volgens haar een belangrijk verschil tussen een gezonde kritische houding en de achterdocht waarmee bijvoorbeeld complotdenkers naar de wereld kijken. “In het eerste geval ga je onderzoekend te werk en ben je bereid je conclusies of hypothese bij te stellen. Begin je met achterdocht, dan ga je er vaak bij voorbaat vanuit dat iets niet in de haak zit en blijf je daarbij, ook als er valide tegenargumenten worden gegeven.”
En een laatste tip aan degenen die zich graag kritisch maar ook constructief willen uitlaten over journalistieke producties: mail de persoon eens die het heeft gemaakt. “Journalisten voelen onbereikbaarder dan ze werkelijk zijn”, zegt Van den Nieuwenhuizen. “Op een persoonlijk mailtje krijg je vaak wel een reactie. Ik heb weleens gehad dat een journalist zei: ‘Ik snap je punt, dankjewel’. Zo merk je meteen ook dat er achter die naam in het hoekje van een artikel gewoon een mens zit die zijn of haar werk probeert te doen.”
Mocht je die behoefte voelen: hieronder vind je mijn mailadres. Ik kijk uit naar je felle, doch onderbouwde kritiek.