Ik verdiepte me in mijn witte privilege en dit is wat ik leerde
- Artikel
- 16 nov 2020
- 12 minuten leestijd
De komende tijd kijk ik, een witte vrouw van 22, diep en lang in de privilege-spiegel. Dit is deel 1 van mijn belangrijkste conclusies over racisme en mijn eigen witte privilege.
Sinds Amerika na de dood van de 46-jarige George Floyd in mei 2020 op zijn kop stond en de Black Lives Matter-beweging in opstand kwamen, ben ik, een hoogopgeleide witte vrouw van 22 jaar uit Nijmegen, steeds meer gaan nadenken over mijn eigen plek in deze wereld. Ik kwam erachter dat ik, een wit iemand opgegroeid in een welvarend Europees land, in een bubbel leef en niet genoeg weet of bewust genoeg ben van het onderwerp.
Ik had van mezelf nooit het idee dat ik racistisch dacht of handelde. Ik groeide op in een accepterend en open-minded gezin. Als we ’s avonds aan de keukentafel zaten, was geen enkel onderwerp taboe of te gek om te bespreken. We spraken regelmatig over onrecht of belangrijke dingen die er gebeurde in de wereld om ons heen. Mijn oma deed – nu nog steeds – actief vrijwilligerswerk bij een vluchtelingenopvang en nam regelmatig vluchtelingen die het nodig hadden in huis. Zij werden dan onderdeel van onze familie.
Een van deze vrouwen was de Afrikaanse vrouw Jebbeh. Ondanks dat binnen onze familie iedereen zo accepterend was, merkte ik al snel dat het voor haar niet altijd even makkelijk was in Nederland. Als alleenstaande moeder van vijf kreeg ze weinig ondersteuning vanuit de gemeente en veel minder kansen aangereikt dan anderen. Het was voor haar bijvoorbeeld veel lastiger om een baan te vinden, waardoor ze onplezierig en zwaar werk moest doen. Op jonge leeftijd was dit de eerste keer dat ik me bewust was van mijn eigen witte privilege.
Waarschijnlijk weten jullie allemaal al wat het is, maar ik leg het nog een keer uit. Wit privilege betekent dat witte mensen door hun huidskleur – en dus niet door sociale omstandigheden – een betere maatschappelijke startpositie hebben en over voorrechten beschikken die leden van andere etnische groepen niet hebben.
Door de gebeurtenissen sinds Floyds dood wilde ik graag weten wat ik anders kan doen. Tijd voor verandering dus! Ik heb lang gezocht naar manieren om iets te kunnen bijdragen. Een paar quotes op Instagram delen en vertellen hoe erg ik het allemaal vindt, doet de trick natuurlijk niet. Ik had constant het gevoel dat ik niet genoeg deed. Als ik als journalist meer wil weten over een bepaald onderwerp is er één ding dat ik altijd doe: urenlang researchen en me overal over inlezen. Om echt iets te kunnen betekenen, zal ik me dus eerst moeten verdiepen in de geschiedenis van racisme en wit privilege. Ik moet op zoek gaan naar mijn eigen plek in dit hele verhaal. Me bewust worden van mijn gedrag en gedachten. Pas daarna kan ik echt iets doen om verandering teweeg te brengen.
De komende maanden duik ik in dit onderwerp en ga ik zelf op onderzoek uit. Ik lees hiervoor verschillende boeken over racisme en wit privilege. In een driedelige serie neem ik jullie mee in mijn zoektocht naar antwoorden en meer zelfbewustheid.
Deze maand las ik twee boeken, allebei redelijk bekend binnen de activistische wereld. Het eerste boek was So You Want To Talk About Race van Iljeoma Oluo. Ik vond dit het perfecte boek om mee te beginnen omdat het verhaal zich focust op het gesprek over racisme aangaan. Over een onderwerp praten en communiceren is meestal de eerste stap als je echt voor verandering wilt zorgen.
Het tweede boek stond al een tijdje op mijn leeslijst. Een tijd geleden las ik in de New York Times een interessant interview met Ibram X Kendi over zijn boek How To Be An Antiracist. Hij vertelde op een inspirerende manier hoe wij de strijd tegen racisme moeten aangaan. Ik was sceptisch over zijn verhaal maar tegelijkertijd ook nieuwsgierig.
Dit is wat ik van beide boeken leerde.
Een neutrale houding bestaat niet
Ik, en velen van jullie waarschijnlijk ook, dacht dat ik goed bezig was door een neutrale houding aan te nemen. Dit betekent dat ik dus bewust geen racistische uitspraken deed, maar aan de andere kant – en dit is pijnlijk om toe te geven – betekende dit ook dat ik niks deed om het probleem op te lossen. Kendi verwoordt het mooi in zijn boek: “Als je eenmaal begrijpt wat een racistisch idee of beleid is, begin je je te realiseren dat er een fundamenteel contrast is, en dat contrast is niet neutraliteit.”
Met een neutrale houding los ik volgens Kendi dus niks op. Een grijs gebied bestaat niet volgens hem: mijn acties zijn óf racistisch óf anti-racistisch. Net als dat er bijvoorbeeld geen middenweg bestaat tussen onrecht en het goede doen. Als ik dus alleen zeg dat ik niet racistisch ben, dan doe ik niet genoeg. Als anti-racist zet je je in om anti-racistische ideeën en een anti-racistisch beleid te steunen. Alleen op deze manier kun je systematisch racisme – racisme dat verweven is in alledaagse handelingen en instituties als het onderwijs en het recht – tegengaan. Je moet er energie in steken en constant werken aan een gelijke wereld voor iedereen, vertelt Kendi. Dit proces begint in je eigen hoofd, verspreidt zich daarna naar je persoonlijke omgeving en uiteindelijk naar het grotere geheel. Verandering begint dus bij jezelf.
Zelf ben ik het eens met Kendi, maar ik ben wel van mening dat het spectrum misschien wat breder is en dat het bestaat uit drie componenten: actief racisme, een neutrale en passieve houding waardoor je racisme toestaat, en als laatste anti-racisme. Zelf bevond ik me eerst in een neutrale houding en ben ik nu in een bewuste zoektocht op weg naar anti-racisme.
Ik ben het er dus mee eens dat het belangrijk is om je activistisch en als anti-racist op te stellen. Toch vind ik het soms lastig om dit echt te bewerkstelligen in mijn dagelijkse leven. Er zijn zoveel belangrijke maatschappelijke zaken waar ik me graag voor wil inzetten: racisme, klimaatverandering, lhbtqi+-rechten, body positivity en nog meer.
Door het lezen van How To Be An Antiracist kreeg ik het gevoel dat je je constant activistisch moet opstellen omdat het anders niet goed genoeg is. Ik ben super druk met mijn studie journalistiek, baantje in de boekenwinkel en mijn studentenvereniging. Hoe graag ik het ook wil: dit maakt het bijna onmogelijk om constant activistisch te zijn. Persoonlijk denk ik dat je moet kijken wat voor jezelf qua tijd en energie haalbaar is. Dat is dus voor iedereen verschillend. Ik ga de komende tijd op zoek naar een gezonde balans voor mezelf om te kijken hoe ik op mijn eigen manier wat kan bijdragen.
Het gesprek aangaan
Het is lastig om over moeilijke en gevoelige onderwerpen te praten. Ik ben dan soms bang dat ik bijvoorbeeld iets verkeerds zegt of ik denk dan dat ik niet genoeg van het onderwerp afweet om er überhaupt iets over te mogen zeggen. Het is menselijk om de makkelijke uitweg te kiezen en daardoor het onderwerp maar te vermijden.
Dit is ook iets dat ik, met veel spijt, soms bij mezelf merk. Als ik bijvoorbeeld midden in een discussie zit, heb ik al mijn argumenten in mijn hoofd perfect geformuleerd. Toch is er soms iets in mij dat me tegenhoudt, een soort angst om iets te zeggen waardoor ik de ander kwets of waardoor diegene zich aangevallen voelt.
Dit heb ik ook wel eens tijdens discussies over het klimaat. Ik ben zelf veel bezig met klimaatverandering: ik eet geen vlees en weinig zuivel, koop vaker tweedehands kleding en probeer bewust te minderen met het consumeren van spullen en grondstoffen. Toch houd ik mijn activistische gedachten bij sommige mensen voor me omdat ik bang ben dat ze het onzin vinden of zeggen dat ik een ‘linkse hippie’ ben. Dit neemt echter niet weg dat ik graag mijn mening laat horen en het belangrijk vind om dingen bespreekbaar te maken.
“Ons verlangen om niet over racisme te praten zorgt ervoor dat we situaties waar er te weinig aandacht wordt geschonken aan racisme gaan negeren. Dit heeft effect op het leven van andere, in onze maatschappij, het onderwijs en de politiek”, stelt Olou in haar boek So You Want To Talk About Race.
Door mijn angst om een verkeerde opmerking te maken, zorg ik ervoor dat een belangrijk probleem als racisme minder bespreekbaar wordt en vaker genegeerd. Volgens Olou moet je niet bang zijn om je soms ongemakkelijk te voelen tijdens zo’n gesprek. Ook moet je je realiseren dat we allemaal wel eens de mist in zullen gaan. Dat hoort er nou eenmaal bij. Gelukkig zijn er allemaal manieren waarop je ervoor kan zorgen dat je gesprek over racisme beter verloopt.
Allereerst is het volgens het boek van Olou belangrijk dat ik me zo goed mogelijk ga verdiepen in het onderwerp racisme. Ik leer natuurlijk al een hele hoop door de boeken die ik lees, maar er is nog zoveel meer te vinden.
Ik wil me de komende tijd ook verdiepen in artikelen en documentaires die er te vinden zijn. Er staan er al heel wat op mijn lijstje. Zo vertelde een vriendin mij over de documentaire Wit is ook een kleur: een docu van de VPRO over waarom veel witte mensen zich verongelijkt voelen als het over racisme en witte privileges gaat.
Ook op sociale media – een plek waar momenteel veel bewustzijn wordt gecreëerd – is er genoeg te vinden. Ik ben al verschillende accounts van bewegingen en activisten op Instagram gaan volgen om zo op de hoogte te blijven.
Ook is het belangrijk dat ik tijdens een gesprek over racisme onthoud wat de prioriteit van het gesprek is. Dit betekent dat ik me niet te veel moet laten leiden door mijn eigen emoties maar, moet kijken naar het grotere geheel. Omdat ik wit ben, is het volgens Olou belangrijk dat ik erop let hoe vaak ik de woorden ‘ik’ en ‘mijn’ gebruik. Ik heb als wit persoon een geprivilegieerde positie, en het gesprek zou daarom minder over mij moeten gaan.
Ze heeft gelijk op dit punt, maar ik denk dat iedereen tijdens een gesprek of discussie als gelijke gezien moet worden. Dit betekent dus goed luisteren naar de ander, maar aan de andere kant ook de kans krijgen om jouw verhaal te doen. Alleen zo kun je iets van elkaar leren, toch?
Het belangrijkste advies dat ik van Olou heb geleerd is dat ik vooral niet te streng voor mezelf moet zijn. Het is namelijk een leerproces en het maken van fouten is niet erg. Het is het risico waard om het keer op keer opnieuw te proberen.
Onze identiteit en houding liggen niet vast
“Wat we op een bepaald moment zeggen of doen tegen racisme bepaalt wat we zijn, niet wie we zijn”, herinner ik me nog goed uit het boek van Kendi. Onze identiteit en houding staan dus niet vast en we hebben constant de mogelijkheid om te veranderen en te groeien als individu. Dit is een positief gegeven. Dat ik dus in het verleden een neutrale houding heb aangenomen tegenover racisme, betekent niet dat ik nu nog steeds diezelfde persoon ben met diezelfde houding. Ik en de rest van de wereld hebben de mogelijkheid om, als we meer bewustzijn hebben gecreëerd, ons gedrag aan te passen. De komende tijd zal ik op zoek gaan naar een manier om mij in te zetten en verandering teweeg te brengen.
De vraag is: aan welke kant van de geschiedenis wil ik vanaf nu staan? Voor mij is het duidelijk. Als ik terugkijk op mijn leven wil ik zeker weten dat ik me genoeg heb verdiept in belangrijke maatschappelijke onderwerpen en mijn mond heb opengetrokken om zo de wereld om mij heen een stukje mooier, meer accepterend en eerlijk te maken. Voor mijn andere artikelen in deze serie staan er nog twee boeken op de planning: Me And White Supremacy van Layla Saad en Hallo witte mensen van Anousha Nzume. Door deze boeken hoop ik in mijn zoektocht nog meer te leren over mijn positie als witte vrouw, over hoe ik dit privilege kan erkennen en vervolgens om kan zetten in acties. Ik ben nog lang niet klaar met leren.
Dit is pas het begin van mijn zoektocht.
Ook geïnteresseerd? Lees met mij mee, en haal ook So You Want To Talk About Race van Ijeoma Oluo en How To Be An Antiracist door Ibram X. Kendi in huis.