Wilt u ook mee kunnen praten over zwijn? Bekijk dan eerst dit lijstje zwijnjargon voor dummies.
Wild zwijn heeft een eigen jargon. Het zal de zwijnen waarschijnlijk een worst wezen hoe ze genoemd worden, maar de mens heeft het dier van vele liefkozende bijnamen voorzien.
- Een geslachtsrijp mannetje wordt een ever of keiler genoemd.
- Een volwassen vrouwtje noemt men een zeug of bagge.
- De beentijd is de periode van paring. Deze periode valt midden in de winter. De evers doen dan hun uiterste best om indruk te maken op de baggen door middel van flinke knokpartijen.
- De mannetjes vallen elkaar aan met hun slagtanden, die ze ook gebruiken om de grond om te woelen. Die slagtanden noemt men houwers of geweren.
- Vier maanden later werpen de baggen frislingen, de jongste biggen. De oudere worp biggen worden vanaf dat moment overlopers genoemd.
- Per worp kunnen er drie tot maar liefst 12 frislingen geworpen worden. Ze hebben een karakteristiek bruin-witgeel gestreepte vacht die ze na een half jaar verruilen voor het volwassen kleed.
- De frislingen worden drie maanden gezoogd voor zij zelf hun eten bij elkaar gaan scharrelen. Het voedsel van zwijnen zit vooral in de bodem: ze eten wortels, knollen, truffels, insectenlarven, muizen en salamanders.
- Ze gebruiken hun snuit en houwers, die tot 25 centimeter lang kunnen worden, om de grond om te woelen.
- De gehele familie zwijn noemt men een rotte of rot. De dieren zelf worden in het algemeen zwartwild of borstelwild genoemd.
Bij het volgende rondje Veluwe weet u nu precies waar u het over heeft. Zwijntjes laten zich het best spotten in de schemering. Kijk uit bij zeugen met frislingen: moederzwijnen staan erom bekend agressief te kunnen reageren wanneer je te dicht bij de jongen komt.
Auteur: Anouk Bosch