Wanneer rekenen we eens af met de mensen die anderen een burn-out bezorgden?
- Artikel
- 08 feb 2021
- 10 minuten leestijd
Waar zijn de schandlijsten met hoeveel burn-outs er onder een baas zijn voorgevallen? Wáár is de lijst met vereisten waaraan een góede baas moet voldoen om te voorkomen dat werknemers uitvallen? Wáár?! Schrijver Jan ging op zoek naar de antwoorden op deze tergende vragen.
Burn-outs rekenen we onszelf en de cultuur van werkdruk aan. ‘De prestatiemaatschappij’ noemen we het dan. Maar door het lezen over een kunstenaar die over andermans grenzen heenging werd ik aan het denken gezet. Hoe vaak komt het niet direct door het gedrag van onze bazen, collega’s, scriptiebegeleiders, hoofdredacteuren en anderen met wie we samenwerken dat we in burn-outs terechtkomen? En als dat zo is, komt er dan ook een keer een soort moment waarbij de mensen die anderen een burn-out bezorgden eens in het zonnetje worden gezet? Komt er een moment waarop in kranten en praatprogramma’s slechte bazen exposed worden en dan met schaamte overladen de sorry-dans moeten doen op het publieke schavot?
Daar dacht ik over na en sprak ik met psycholoog Thijs Launspach over. Wat blijkt nu? Waarschijnlijk komt dat moment er niet, en is de vraag die ik stel misschien zelfs onderdeel van het probleem. Lees mee!
Vele jaren terug sliep ik slecht, haatte ik mezelf en mijn werk en stond ik iedere ochtend onder de douche verhitte, woedende, gefrustreerde en fictieve discussies te houden met een baas bij een mediabedrijf waar ik werkte. Ik stelde me voor hoe ik de beledigingen, de heftigheid en de stressmomenten zou weerleggen, wat ik had moeten zeggen, wat ik had moeten doen, hoe glorieus ik wel niet ontslag zou moeten nemen, of, ik weet niet wat, ik weet niet wat. Cynisme, fatalisme, en maanden van dodelijke vermoeidheid later nam ik ontslag en dat was dat.
"Verhalen over vervelende bazen worden zelden in het openbaar gedeeld."
Het duurde best een tijd voor ik uit die mood kwam, die je denk ik een burn-out kan noemen, maar die niet officieel zo is bestempeld door iemand van de medische dienst of het management van het bedrijf waar ik werkte. Reken ik het alleen die baas aan? Natuurlijk niet. Het is ook echt zo dat je er als het ware zelf bij bent als je besluit zeventig uur voor een ander te gaan werken, als je besluit je volledig te vereenzelvigen met je werk en daarbuiten niet zoveel meer te doen. Maar ik moest er wel aan denken, toen ik een ander verhaal las van iemand die over andermans grenzen heen ging.
In oktober 2020 las ik het door NRC Handelsblad gepubliceerde onderzoeksartikel over het wangedrag van de kunstenaar Juliaan Andeweg. Tijdens het lezen bekroop me met rillingen een gevoel van herkenning, en die herkenning zat ‘m in de beschrijvingen van hoe Andeweg volgens anderen over ze heen walste, ze ontmenselijkte door over hun grenzen te gaan en dan te doen alsof niet hij, maar zijzelf gek waren. Iemand die tegenover je staat, die iets van je eist, maar die verder geen belangstelling voor je welzijn heeft: de rillers krijg ik ervan.
(Nu is het misschien trouwens slim om een disclaimer op te werpen: niets van wat ik schrijf of verken is bedoeld om de ervaring van een burn-out of grote werkdruk te vereenzelvigen met die van seksueel misbruik, aanranding of andere vormen van seksueel geweld die naar buiten zijn gekomen. De enige manier waarop ik het voorbeeld van de misbruikende kunstenaar gebruik is in de zin dat de scènes waarin hij over andermans grenzen heen ging me een gevoel van herkenning gaven)
Het punt is ook dat het me aan de verhalen van een hoop anderen in mijn eigen omgeving deed denken, die in de loop der tijd tegen de metaforische lamp zijn gelopen, er in beeldsprakige zin ‘vanaf zijn gevallen’. Zo vaak kwamen in die verhalen ook namen voor: namen van collega’s, bazen, begeleiders, managers, namen die sissend en met afkeer werden uitgesproken.
"Ik kan van mezelf als baas herinneren dat ik iemand die ik begeleidde op een vrijdagmiddag vermanend toesprak en dat die vervolgens in huilen uitbarstte."
Het lijkt me dat er in Nederland een boel van zulke verhalen te vertellen zijn, al is het maar door te kijken naar de cijfers: 17 procent van de Nederlandse werknemers (of ongeveer 1,3 miljoen mensen) ervaart burn-outklachten, en ‘tijdelijke, oproep- en invalkrachten hebben minder vaak burn-outklachten (16%) dan vaste arbeidskrachten (17%)’.
Toch worden dat soort verhalen over vervelende bazen zelden in het openbaar gedeeld. Ik snap dat vanuit mijn eigen ervaring al heel goed. Iemand beschuldigen is zwaar emotioneel werk, je weet niet zeker of je het zelf goed ervaart of ziet, en in hoeverre je zelf schuld draagt aan je overspannenheid, je wilt niet te boek staan als lastig, en het is nota bene je baas die je dan zou beschuldigen – oftewel degene die bijvoorbeeld beslist of je een contractverlenging krijgt, en of je ‘een toekomst hebt binnen het bedrijf’. En bovendien, waar beschuldig je iemand dan precies van? Van 'naar zijn'? Onaardig zijn? Ik kan me van mezelf ook herinneren dat ik iemand die ik in haar stage begeleidde op een vrijdagmiddag vermanend toesprak en dat die vervolgens in huilen uitbarstte. Niet leuk. Wel gedaan.
Toch is op die manier wijzen naar collega’s of de baas in mijn ervaring niet het soort ‘publieke’ gesprekken dat we hebben over burn-outs. Onder elkaar vloeken we op de mensen die ons dwarszitten in de professionele sfeer, daarbuiten houden we ons bedaard.
Het vreemde is dat je dit weerspiegelt ziet in de literatuur over burn-outs, in ieder geval als je googlet. Kijk je op sites over burn-outbestrijding, dan kom je echter zelden iets tegen dat gericht is op ‘de baas’, en alsmaar op wat jij als individu kunt doen om burn-outs te voorkomen. Op de site van het Trimbos lees je bijvoorbeeld dit:
‘Wij trainen managers in het omgaan met werknemers die meer drinken, roken of drugs gebruiken dan goed voor hen is.’
Misschien een flauw voorbeeld, en bovendien slechts een voorbeeld, maar je ziet dat hier de oorzaak bij drinken, roken en drugs wordt gelegd, en hier al niet de vraag wordt gesteld waarom iemand in de eerste plaats naar de fles of de tabak of DA DRAWGS grijpt. Zou dat weer aan die manager zelf kunnen liggen?
"Het kunnen persoonlijke factoren zijn: dat je niet geleerd hebt om op jezelf te passen of jezelf voorbijrent."
In bredere zin vraag ik me af: waar zijn de schandlijsten met hoeveel burn-outs er onder een specifieke manager zijn voorgevallen? Waar is de lijst met vereisten waaraan een goede baas moet voldoen om te voorkomen dat werknemers uitvallen?
Psycholoog Thijs Launspach, deskundige op het gebied van burn-outs – zie ook zijn boeken over stress en werkdruk – moet lachen als ik hem bel om mijn gedachten voor te leggen. “Interessante vragen”, zegt hij, voor hij zij begint te ontmantelen.
“Het punt is dat je de schuld van een burn-out volgens mij nooit zo duidelijk bij een ander persoon kunt leggen”, vertelt Thijs. “Als we het hebben over een burn-out, dan hebben we het over mentaal lijden, en dat is altijd een combinatie van factoren, waaronder biologische, sociale en persoonlijke factoren. Een burn-out zelf wordt daarnaast nog niet eens zo heel goed begrepen. Het heeft raakvlakken met zaken als trauma, depressie en angststoornissen.”
Volgens Thijs moet ik een burn-out zien als een dynamiek, het gevolg van een individu in omstandigheden: “Het kan zijn dat je in een ongelofelijk vijandige en toxische werkomgeving zit, waarin je uitgeleefd wordt en onder druk wordt gezet, maar dan nog kan je het gewoonweg niet aan een persoon toeschrijven. Een deel ervan kan ook komen doordat er een mismatch is tussen jou als persoon en de werkomgeving. Dat is ook een reden voor stress.”
"Het kan ook de combinatie zijn met de andere aspecten van je leven, dat het totaalpakket te groot wordt – bijvoorbeeld als je er ook een (mantel)zorgtaak bij hebt of een uiterst druk sociaal leven. Of het zijn persoonlijke factoren: dat je niet geleerd hebt om op jezelf te passen of jezelf voorbijrent. Al die dingen kunnen bijdragen aan de stress die uiteindelijk kan zorgen voor een burn-out."
"Het is ook een voor de hand liggend onderdeel van goed werkgeverschap: dat je mensen beschermt tegen overmatige stress."
Als ik Thijs vertel over de anekdotische ervaring van namen van bazen die terugkomen, dat het ergens ook voelt alsof je iemand verantwoordelijk kunt houden, hoor ik hem ademhalen door de tanden, en dan zegt hij: “Ik kan me goed voorstellen dat het zo voelt, maar dat wil niet zeggen dat het zo is. Om het abstract te zeggen: de negatieve ervaring die je kunt hebben met een baas of collega is de plaats in de wereld waar de stress manifest wordt. Het kan natuurlijk veel zeggen over die persoon en hoe hij of zij zich opstelt. Maar het gaat ook over wat jij daarmee doet, en hoe je omgaat met de gevoelens daaromtrent. Wat die persoon in jou losmaakt. En of je je tanden kunt laten zien als het nodig is.”
Als ik hem nog eens push, zegt hij: “Voor mij is dat ook een voor de hand liggend onderdeel van goed werkgeverschap: dat je hier je verantwoordelijkheid in neemt, dat je mensen beschermt tegen overmatige stress, dat je sensitief bent voor signalen, die erop duiden dat iemand niet lekker in zijn vel zit. Ook zou het goed zijn als bedrijven en instituten mogelijkheden bieden voor hulp.”
“Tegelijkertijd is er een gigantische systeemverandering nodig, waarin hele grote structuren binnen de maatschappij anders moeten gaan werken. Mijn taak als psycholoog is om mensen acuut te helpen. Dus dan zeg ik: kijk naar wat er mogelijk is. Dan kom je alweer bij het individuele verhaal uit.”
Uiteindelijk heeft Thijs ook gewoon gelijk, denk ik, en is de droom van ‘wraak op je baas’ onderdeel van het individuele verhaal. Het is met een omweg alsnog de droom dat je door één iemand uit de keten van causaliteiten te verwijderen ineens in een droomwereld leeft, terwijl het juist belangrijk is dat alles en iedereen begint mee te werken om de druk van de ketel te halen, de schaarste of in ieder geval het gevoel van schaarste te verminderen, en iedereen een prettige werksfeer en daarmee een prettig leven te bieden.
Maar ik kan me niet losmaken van de hoop, de droom, dat we ooit in een wereld leven waarin iemand anders in een te stressvolle omgeving laten werken net zo onfatsoenlijk is als een drol draaien op het bureau van een collega.
En dat het ook zeker anders kan en gebeurt werd me duidelijk door een anekdote die een vriend van me vertelde. Hij werkte bij de krant als freelancer, en zijn chef gaf hem betaald drie weken vrij toen hij zag dat het niet goed ging met hem. “Na twee weken was ik weer terug. Maar dat was ook omdat ik het gevoel had dat ik nog niet terug hoefde te komen”, zei die vriend van me.
ZO KAN HET OOK, BAZEN!