Heus, demonstreren heeft nog zin
- Even skypen met
- 18 jul 2016
- 8 minuten leestijd
Het initiatief Ieder1 wil 100 duizend mensen op de been brengen om diversiteit en nuance te vieren. We vroegen twee hoogleraren hoe je in 2016 een massa mobiliseert, en of dat überhaupt nog nut heeft.
Je kan de klok erop gelijk zetten: binnen nu en 24 uur vindt ergens in Amerika een Black Lives Matter-demonstratie plaats. Ondertussen schelden tegenstanders zich op Twitter een ongeluk. Weer staan bevolkingsgroepen in de Verenigde Staten lijnrecht tegenover elkaar.
En toch is de gemiddelde Amerikaan stukken positiever over diversiteit dan zijn Nederlandse evenknie. In de Verenigde Staten vindt 7 procent van de bevolking dat een toename in (etnische) diversiteit het thuisland een slechtere plek maakt om te leven. In Nederland onderschrijft 36 procent deze stelling.
Dat moet anders kunnen, dacht acteur Nasrdin Dchar, die zich zorgen maakte over de felle toon waarmee Zwarte Piet, de vluchtelingencrisis en diversiteit in het algemeen worden besproken. Hij besloot dat het tijd was voor verandering en schreef vorig jaar een manifest. Zijn doel: de terugkeer van redelijkheid en saamhorigheid, van samenwerken in plaats van tegenwerken.
Met een aantal gelijkgestemden richtte Nasrdin Ieder1 op. Deze beweging moet op zondag 25 september met 100 duizend mensen door Amsterdam trekken, van de Bijlmer naar het Museumplein. Acteur en regisseur Hesdy Lonwijk, die vanaf het begin bij de plannen van Dchar betrokken is geweest, vertelt in Vrij Nederland: “We zijn niet tegen discriminatie, maar vóór inclusiviteit. We willen de zwijgende massa mobiliseren.”
De eerste voortekenen zijn positief. Het beoogde bedrag is via crowdfunding binnengeharkt. Maar hoe groot is de kans dat er straks daadwerkelijk 100 duizend mensen de straat op gaan? We leven in het digitale tijdperk. En als mensen al de barricades beklimmen, is het meestal omdat ze ergens fel op tegen zijn – niet, zoals Ieder1, om op positieve wijze een alternatief aan te reiken.
We vroegen hoe groot de kans is dat het wat wordt met Ieder1 aan Bert Klandermans en Jacquelien van Stekelenburg, twee aan de Vrije Universiteit Amsterdam verbonden hoogleraren van de afdeling sociologie die onderzoek doen naar demonstraties. Via een brakke Skypeverbinding, want het tweetal zat in Warschau voor een conferentie.
Hoe ongebruikelijk is dat eigenlijk, zo’n positieve benadering van demonstreren?
Bert Klandermans: “Uniek is het niet, zeldzaam wel. De beste vergelijking is misschien de Gay Pride. Daar wordt op positieve, zelfs uitbundige wijze iets gevierd. Tegelijkertijd is dat ook maar een frame, want het is ook een demonstratie tegen anti-homogeweld en onderdrukking van homo’s.”
Jacquelien van Stekelenburg: “Mijn proefschrift ging deels over dit onderwerp. Mensen zijn eerder geneigd iets tegen te houden dan te proberen iets positiefs voor elkaar te krijgen. Je hebt natuurlijk pro-life demonstraties, wat positief klinkt, maar uiteindelijk zijn die gewoon tegen abortus. Ook dat is een anti-demonstratie.”
Bert Klandermans
Waarom is de massa eerder geneigd een tegengeluid te laten horen?
BK: “Uiteindelijk gaat het om urgentie. Als je tegen iets bent, dan is gelijk helder waar het om gaat. Er gaat concreet iets mis, mensen maken zich ergens kwaad over, vinden dat het zo niet langer kan. Maar demonstreer je vóór iets, dan heb je het over iets wat er nog niet is. Dat is heel moeilijk om je een voorstelling bij te maken, laat staan dat mensen er massaal de straat voor op gaan.”
En dan leven we ook nog eens in het tijdperk van ‘slacktivism’, van iets liken op Facebook om er vervolgens nooit meer iets mee te doen.
JvS: “Dan ga je ervan uit dat er een relatie is tussen offline- en onlineparticipatie: the streets versus the tweets. Daar is alleen weinig over bekend. Ik heb er zelf onderzoek naar gedaan en een artikel over geschreven. Mensen die online actief zijn, bleken dat doorgaans offline ook. Maar of ze online actiever zijn dan offline, dat weten we nog niet.”
Is de straat op gaan met een spandoek niet sowieso een beetje achterhaald?
JvS: “Die vraag wordt ons al jaren om de haverklap gesteld. Scandinavische collega’s van ons hebben onderzoek gedaan naar alle denkbare vormen van grootschalige protesten in de periode van 1900 tot en met 2012. Het aardige is: in de periode 2010 – 2012 werd net zo veel gedemonstreerd als in de eerste drie jaren van de sixties. Een Volkskrant-journalist heeft de dataset laten uitsplitsen naar Nederland. Hij concludeerde dat we ook hier nog net zoveel demonstreren als in de jaren zestig.”
BK: “En dat kan juist komen door de moderne technologie. Internet en sociale media zijn juist enorm belangrijk voor demonstraties.”
Hoe dat zo?
BK: “Demonstreren is een sociale aangelegenheid. Zo’n 20 procent van de demonstranten komt alleen, de rest gaat met vrienden, kinderen, collega’s of hun partner. Uiteindelijk zijn mensen geneigd te doen wat mensen in hun omgeving doen. Daar kan Facebook een belangrijke rol in spelen. Mensen kunnen er laten weten dat ze warm lopen voor iets, laten zien dat ze gaan en hun vriendenkring oproepen dat ook te doen. Naar elkaar communiceren: ik doe mee, jij toch zeker ook?”
Valt er iets te zeggen over de mensen die bereid zijn vervolgens ook daadwerkelijk de straat op te gaan?
BK: “In Amerika is onderzoek gedaan naar de deelnemers van de zogeheten Freedom Summer, toen mensen in Mississippi probeerden zoveel mogelijk zwarte burgers naar de stembus te krijgen. Voorheen was stemmen namelijk nog voorbehouden aan de witte Amerikaan. Die demonstranten zijn ook in hun latere leven gevolgd. Hun levensloop verschilde in alles van die van de doorsnee Amerikaan.”
Jacquelien van Stekelenburg
JvS: “Ze hebben vaker een social care job, trouwen op latere leeftijd, zijn hoger opgeleid maar doen langer over hun studie, zijn vaker lid van de Democratische partij. De linkerkant, zouden wij hier zeggen. Er is een enorm internationaal onderzoek gedaan waar zo’n 18 duizend demonstranten aan meededen. En wat blijkt: ruim 90 procent daarvan is links.”
Wat doen rechtse stemmers dan om hun onvrede te uiten?
BK: “Je zegt het zelf eigenlijk al: stemmen, en wel op radicaal populistische partijen. Pas als die partijen er niet zijn, is demonstreren voor de gemiddelde rechtse stemmer een optie.”
Dat verklaart het een en ander. In de peilingen is de PVV al een poosje de grootste partij.
JvS: “Dat spreekt in het voordeel van Ieder1. Gepolariseerde issues brengen meer mensen op straat, en er zijn weinig onderwerpen waarover de meningen zo gepolariseerd zijn als de multiculturele samenleving en immigratie.
BK: “Dit onderwerp leeft heel sterk. Als je willekeurige Nederlanders op straat vraagt wat ons grootste probleem op dit moment is, zegt 65 procent iets over de vluchtelingencrisis.”
JvS: “Bovendien gaat dit ook over diversiteit en nuance, waardoor je bijvoorbeeld ook de gays meekrijgt. De potentiële achterban is groot.”
Demonstratie tegen kruisraketten in 1983. Foto: Nationaal Archief / fotocollectie Anefo / CC
Ieder1 wordt een doorslaand succes, kortom.
JvS: “Ik wil niemand somber maken, maar ik ben er niet optimistisch over dat ze de 100 duizend gaan halen. Uit onderzoek blijkt dat maximaal een paar procent van het aantal mensen dat een onderwerp écht belangrijk vindt, ook daadwerkelijk komt opdagen. Vraag is dus: in hoeverre leeft dit specifieke geluid?”
BK: “Zoiets hangt van veel factoren af. Zo is het belangrijk dat de media erover schrijven – nou, dit interview is er, Vrij Nederland schrijft erover; er gebeurt dus nu al wat. Zo zien mensen steeds vaker het onderwerp en de datum. Dat helpt. En een grote organisatie erachter doet vaak wonderen. Die mobiliseren dan hun achterban, die vervolgens weer hun vrienden en familieleden optrommelt.”
Een voornaam doel van Ieder1 is het onderwerp diversiteit op de politieke agenda zetten. Mocht ze dat lukken, zou dit de verkiezingsuitslagen in 2017 dan kunnen beïnvloeden?
“Het kan ze zeker lukken om het debat en de campagnes te beïnvloeden. Maar de verkiezingen zelf… In 1983 gingen 550 duizend mensen de straat op om te demonstreren tegen kernwapens. Niet lang daarna waren er verkiezingen. De algemene verwachtingen luidden: het CDA en de VVD gaan er genadeloos van langs krijgen. Ik moet altijd aan mijn moeder denken. Die heeft twintig jaar lang gezegd: ik ga op GroenLinks stemmen, of een van diens voorlopers. En elke keer zei ze achteraf: ‘Ik heb toch maar weer CDA gestemd.’”
Meer over Ieder1 lees je op hun website
Illustraties: Hannah Vischer