Red het fenomenale seksleven van de insecten
- Tip
- 09 nov 2018
- 7 minuten leestijd
Bioloog Anne Sverdrup-Thygeson wil dat we geen lelijke dingen meer zeggen over insecten. Dat verdienen ze niet, want we hebben ze veel te hard nodig. En! Hun seksleven is waanzinnig. Roos, onder insecten ook wel bekend als ‘het matras van Europa’, doet verslag.
De Noorse hoogleraar biologie Anne Sverdrup-Thygeson schreef een leuk boek over insecten. Niet alleen omdat zij ze mateloos fascinerend vindt, ook omdat we onterecht een hekel hebben aan de meeste ‘plaagdiertjes’. (Lees ook dit stuk van Correspondent-correspondent Niet Mens Tamar Stelling.) Die hekel is gevaarlijk zelfs, zegt Sverdrup-Thygeson, want we hebben ze keihard nodig: “Insecten zijn de kleine tandwieltjes in de natuur die de wereld als een klok laten tikken.” Zolang we ze vervelend vinden, maken we ons te weinig druk om hoe het met ze gaat (hint: niet goed). Ze zou dan ook willen dat we “geen lelijke dingen meer zeggen over insecten”.
Het boek Terra Insecta verscheen vorige maand in het Nederlands, en werd al best wat besproken. (Er staat zelfs een interview in Trouw.) De boodschap van de bioloog werd overal duidelijk, maar ik denk dat het imago van insecten nog niet de boost kreeg die het nodig heeft. Als je mij vraagt wat Sverdrup-Thygesons boek zo leuk maakt, dan zeg ik: seks. Ze zegt het zelf ook, in hoofdstuk twee: het succes van insecten zit ‘m in een drievuldigheid. “Ze zijn klein, flexibel, en sexy.” En ik kan het weten.
Dieren worden hitsig als ik in de buurt ben. Vooral insecten (mensen minder, geloof ik – of ze houden zich al jaren in).
Het begon midden in mijn puberteit, bovenop de Franse Pyreneeën. Ik liep achter mijn ouders aan. Op een afstandje, zodat andere wandelaars niet zouden weten dat ik erbij hoorde. Mijn vader had zweetvlekken op zijn shirt en liep met een rugtasje dat we gratis kregen bij onze vliegtickets. Mijn moeder droeg een afritsbroek en je zag haar bh. Fakking genant. Mijn broertje en mijn zusje keken steeds om en zwaaiden fanatiek. “Rot oohop!” Volgens mijn vader kon je door te schreeuwen in de Pyreneeën een gletsjer veroorzaken. Boeiend.
In het dal rustten we even uit. Mijn familie zat op een paar stenen te knagen aan een oud stokbroodje met zweetkaas. Verderop liep een groep runderen, neuzen in het gras. Ik liep expres heel langzaam, zodat mijn ouders konden zien dat ik het niet eens was met deze lifestyle. Na vijf minuten kwam ik vervelend dichtbij de afritsbroek, dus ik koos voor een ruime bocht, langs de runderen.
“ZE NEUKEN!.” - Mijn broertje ging erbij staan, en mijn vader vond het niet erg dat hij schreeuwde.
“Rot ohop!” Gêne zette mijn oren in de fik. Achter me liep gelukkig niemand. Voor me ook niet. De runderen gingen tekeer, en mijn familie vond het enig. Ze maakten foto’s die niet meer gewist konden en zeiden alle woorden die mijn puberbrein niet hebben kon. Ik kreeg een stuk stokbrood met kaaskorst in mijn handen gedrukt en at het expres op met theatrale tegenzin. Er landde een libelle op mijn knie. Of nee, het waren er twee.
“ZE NEUKEN OP ROOS!”
Mijn vader vond het weer hartstikke leuk en pakte het fototoestel. Ik probeerde het seksende stel weg te meppen en snelwandelde (rennen was voor lul). Ze zaten nog even achter me aan, tot de ijle berglucht de mood in de weg zat.
Ik aaide voorzichtig een ezel, die verderop stond te grazen. Ik had het beest amper aangeraakt of de puberhormonen deden hun werk. “HIJ HEEFT EEN STIJVE PIEMEL.” Ik trok mijn hand terug en rende. “Rot allemaal op!” Onderaan de berg wachtten twee torren me op, batsend.
Insecten planten zich zo veel, zo vaak, en zo kinky voort, dat – als ze hun gang konden gaan – er geen plek meer zou zijn voor een soort als de mens. De meeste insecteneitjes worden nooit volwassen, zegt Sverdrup-Thygeson. “Gelukkig maar.” Waar de insectenpopulatie op aarde lange tijd in balans leek met die van andersoortige organismen, zitten vandaag intensievere landbouw, bosbouw, (lichtvervuiling door) verstedelijking, insecticiden, en klimaatverandering het (seks)leven van insecten in de weg.
Dus, Anne Sverdrup-Thygeson, zal ik het insecten-sex-appeal in dit stuk verdedigen. Let op, hier wat hoogtepunten (pun niet per se intended).
Seks zonder kop
Ik gaf vroeger wel eens een torretje aan de spitsmuizen in de tuin, om te zien hoe ze het doormidden beten. De helft liep dan gewoon door. Dat kan, legt Sverdrup-Thygeson uit, omdat een insect minihersenen in al z’n lichaamsdelen heeft zitten. Er loopt een streng zenuwen van kop tot kont. Het halve beest gebruikt na zo’n ongeluk de hersenen die over zijn, en sterft pas na een paar dagen van de honger (omdat-ie geen mond meer heeft). Nou komt-ie: insecten kunnen dus seksen zonder hoofd. Handig, want het komt voor dat een insect tijdens de seks zijn hoofd verliest. Bidsprinkaanvrouwtjes eten de kop van hun man op nog voor de seks voorbij is. Pure horror, al ontdekte Sverdrup-Thygeson dat zo’n vrouwtje dat vooral doet in het lab, niet in het wild: daar blijft hij leven. Noem het een stress-snackje.
Heel romantisch
Insecten zijn suckers for love. Ik bedoel: het duikerwantsmannetje gebruikt zichzelf als instrument (zijn buik als snaren en zijn penis als strijkstok) om een serenade te brengen aan de liefde van zijn leven, de slome heremietkreeft laat bachelor pad voor the ladies naar zoete perziken ruiken, het doodskloppertje ramt z’n eigen hoofd voor de liefde tegen de muur om te laten horen waar-ie zit, en sommige krekels zingen zo hard en vol overgave voor de dames, dat ze hun leven op het spel zetten. Als ze een partner gevonden hebben, wordt het pas sexy: fanatieke types, zoals de blauwe waterjuffer, vliegen na de seks nog een tijdje rond met hun kont aan die van hun partner. Heel romantisch, in de vorm van een hartje, zegt Sverdrup-Thygeson. Bij de groene schildwants Nezara Viridula kan het paren wel tien dagen duren, en de Indiase wandelende tak heeft zelfs een soort “extreme tantrische seks” van wel 79 (!) dagen.
Zaadcellen van twintig meter
Die beestjes zijn simpelweg voor “super seks” gemaakt, legt de bioloog uit. Bijen komen zelfs zo hevig klaar, dat ze ontploffen. Letterlijk: zijn kleine bijenpiemel explodeert bij de ejaculatie, zodat het arme ding doodgaat voor-ie een sigaretje kan opsteken. Het lijfje van een insectenman is gemaakt voor vrijwel een ding. Het zijn gewillige lustobjecten: de eigenaar van de langste zaadcel ter wereld is dan ook een fruitvlieg. Opgerold als een bolletje wol, is dat ding wel zes centimeter lang. (Als de verhoudingen bij een mens zo lagen, liepen onze mannen met zaadcellen van twintig meter lang in hun balzak.) Veel mannetjesinsecten hebben haken, klemmen, en een schraper aan hun pikkie. Zoals je vroeger vla uit een glazen fles haalde, schrapen ze het sperma van hun voorgangers uit het vrouwtje en ze proppen het gat dicht als hun eigen zaadjes binnen zijn: een minimonogamietje. Er heet zelfs een insect naar Beyoncé, omdat-ie zo’n lekker kontje heeft. De Scaptia beyonceae (de Beyoncévlieg).“Het geelbehaarde achterlijf deed de onderzoeker die aan de soort een naam moest geven denken aan het achterste van de artiest in die strakke diva-glitterjurken,” schrijft Sverdrup-Thygeson. Kijk:
Beeld: Wikipedia/ANP, beeldbewerking: Ylja Band
En terecht.
Er wordt geschat dat een kwart van alle insecten met uitsterven wordt bedreigd, schrijft de bioloog. Plat gezegd: tegen zoveel ellende valt niet op te wippen. Laat het een klein besef zijn: die beestjes, voor wie je wegrent, die je doodslaat, om wier lot je je misschien nog nooit hebt bekommerd, zijn van levensbelang voor het voortbestaan van de mensheid. En ze hebben misschien wel een beter seksleven dan jij. Laten we ze een handje helpen. (Nee, niet op die manier.)