Achmed Baâdoud: “Mijn vader zei: ‘Je bent hier om te werken, niet om te spelen’”
- Out of Office
- 17 mei 2017
- 7 minuten leestijd
In 1988 zakte de in Marokko geboren Achmed Baâdoud voor de mavo. Sinds 2010 bestuurt hij een stadsdeel met 150 duizend inwoners, en minstens evenveel uitdagingen. Een interview met een bevlogen doorzetter.
Toen hij te horen kreeg dat hij een groot aantal statushouders moest huisvesten in zijn stadsdeel, reageerde Achmed Baâdoud resoluut. Ja, dat moet kunnen, iedereen moet zich welkom voelen en kansen krijgen, maar dat geldt óók voor mensen die er al wonen, of door de oververhitte huismarkt in de hoofdstad geen plekje kunnen krijgen. Dus stelde hij voor: voor elke woning die we voor een statushouder bouwen, komt er ook een woning voor een student of andere jongere bij. Sterker nog: Baâdoud liet studenten hokken met vluchtelingen uit Syrië en Eritrea. Iedereen blij, want zowel stedelijke woningnood als vluchtelingenhuisvest-dilemma opgelost, en het mengt ook nog eens vrolijk. Bovendien: “Deze mensen leren de taal en kijken niet meer raar op als ze twee mannen hand in hand zien lopen,” vertelt de stadsdeelvoorzitter. “Integreren is vooral participeren, meedoen.”
Twee irritant zoemende bromvliegen, één rake klap, met de galmende dreun van een geslaagde high-five.
Als er een methode-Baâdoud is, dan is dit haar: als er twee problemen zijn, kun je probleem A meestal met probleem B oplossen – en vice versa.
Een houding die welkom is in het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West, waar Partij van de Arbeid-man Baâdoud voorzitter is van het dagelijks bestuur. Meer dan 150 duizend mensen wonen er, verspreid over wijken als Osdorp en Slotervaart – die stevig in de lift zitten, maar in het verleden de nodige problemen kenden, en het vroeger opgedane imago nog maar moeizaam kunnen afschudden.
En dan is er nog Slotermeer, de wijk waar Baâdoud kantoor houdt en waar wij hem treffen. Daar is de jongerenwerkloosheid hoog; de arbeidsparticipatie onder vrouwen laag, net als het percentage hoogopgeleiden. Bovendien komt armoede in Slotermeer vaker en heftiger voor dan elders in de stad. Rond de veertig procent is laaggeletterd; twintig procent van de Amsterdamse ouderen woont er, terwijl het aantal gezinnen met maar één opvoeder ook onevenredig hoog is.
Ik verwacht dus een instemmende zucht, als ik tegenover Baâdoud zit in een filiaal van de Turks-Nederlandse restaurantketen Meram en vraag of het moeilijk is een wijk als deze te besturen. In plaats daarvan versmallen zijn ogen. “Ik heb hier andere problemen dan ik zou hebben als ik hetzelfde werk deed in Vinkeveen, maar mijn inwoners zijn weerbaar en moedig.” Ja, antwoord ik, dat zal allemaal wel, maar weerbare en moedige burgers maken een wijk er niet veiliger op.
Baâdoud: “Dat is allemaal beleving. In 2006 waren er 22 groepen jongeren die echt rotzooi trapten. Inmiddels zijn er daar nog twee van over. Qua veiligheid scoor ik beter dan [het van oudsher rijke] Amsterdam-Zuid. De meeste aangiftes en problemen zitten niet in Nieuw-West. De objectieve veiligheid is hier goed, de subjectieve helaas minder.”
Achmed Baâdoud: “Verheffing en verbinding, die twee begrippen zijn relevanter dan ooit."
De inmiddels 45-jarige Baâdoud kwam met zijn moeder in 1981 van een dorp in Marokko naar metropool Amsterdam. Hij had nog nooit een vliegtuig gezien; toen zijn moeder naar boven wees en vertelde dat ze daar zo naartoe zouden vliegen, dacht hij dat hun bestemming op een spierwitte wolk lag. Dus toen ze eenmaal aankwamen in een volledig met sneeuw bedekte hoofdstad, keek de toen negenjarige Baâdoud niet raar op: het land in de wolken was bereikt.
Moeder Baâdoud kwam met vier kinderen te wonen in Amsterdam-Zuid, waar vader Baâdoud toen al woonde en in de housekeeping werkte bij het Hilton hotel. Nog eens drie kinderen werden in Nederland geboren. Achmed Baâdoud was vooral onder de indruk van zijn nieuwe buurman Ome Piet, en diens zoon Stefano. Die hielpen niet alleen met praktische zaken, maar ook bijvoorbeeld met het leren van de taal, vertelt hij met onvervalst Amsterdamse tongval. “Hun deur stond altijd voor ons open, we waren zo welkom. Het maakte niets uit dat we zo verschillend waren, dat mijn vader naar de moskee ging en Ome Piet graag een pilsje dronk.” Dat respect voor elkaars manier van leven heeft hij goeddeels zien verdwijnen in de 36 jaar die hij inmiddels in Nederland is. “Ik ben jaloers op de tijdgeest van toen. We zijn er qua tolerantie flink op achteruitgegaan.”
Na vier jaar verhuisde het gezin naar Osdorp. Gedwongen: de huizen werden opgeknapt, waardoor de huur onbetaalbaar werd voor de Baâdouds. Jammer, vooral omdat de politicus in spe tegen die tijd al zijn eerste baantje had in Zuid, als krantenbezorger. Tot grote blijdschap van zijn ongeletterde vader, die hem toen ze voor het eerst kinderen op bevroren stadswater zagen schaatsen en Baâdoud vroeg of hij misschien mee mocht doen, staande hield en streng toesprak: “Je bent hier om te werken, niet om te spelen.”
De jonge Baâdoud deed zijn best op school, maar zakte in 1988 net voor zijn mavo. Een jaar later deed hij nog een tevergeefse poging op de havo. Een rits aan baantjes volgde: vakkenvuller bij de Albert Heijn, krantenuitdeler voor NRC Handelsblad. Ondertussen deed hij de brandweeropleiding, en werd officieel brandweerman. In 1990 ging hij als magazijnmedewerker aan de slag bij autofabrikant Nissan. Daar klom de Amsterdammer via de postkamer op tot medewerker debiteuren, waarna hij teamleider debiteuren werd, en in 2002 zelfs afdelingshoofd debiteuren en crediteuren. “Ik dacht weleens: ik kan dit niet, ik heb alleen een middelbareschooldiploma, maar daar ging ik alleen maar harder van werken,” vertelt hij daarover. Inmiddels is hij een master Governance and Leadership aan het afronden aan Tilburg University.
“Burgers de vrijheid geven zelf te zeggen wat belangrijk is. Daarom organiseer ik dialoogtafels. Iedereen mag aanschuiven en meepraten.” Vanaf deze week trekt hij met mobiele kantoren op wieltjes die wijken in waar burgerparticipatie het laagst is. “Vertel maar wat er belangrijk is, agendeer maar!”
En dat werkt? “Ja, dat werkt. De betrokkenheid in deze wijk neemt met de week toe, iedereen is enthousiast.”
En toch. Als iedereen zo enthousiast is over zijn beleid, waarom werd zijn partij dan zo gedecimeerd tijdens de landelijke verkiezingen, en koos zijn achterban massaal voor DENK?
“Iemand zei laatst tegen mij: ‘Landelijk gepruts wordt lokaal afgestraft.’ Niet dat we deze kabinetsperiode geprutst hebben, integendeel. Maar die uitslag ging niet over Nieuw-West. Dit gaat om een partij die mensen meer in hun identiteit erkent dan de PvdA misschien op dit moment doet.” (14 Nov 2016
PvdA schrijft in partijprogramma evenveel over racisme als Denk)
Daarmee reduceert hij DENK tot één agendapunt, weerleg ik. In hun verkiezingsprogramma stonden over alle belangrijke onderwerpen punten waar je het weliswaar niet mee eens hoeft te zijn, maar die wel degelijk goed doordacht waren.
Baâdoud, hoofdschuddend: “Vind je het gek? Ze hebben jarenlang bij de PvdA gezeten. Ik vind het ongelooflijk dat ze nu in de bron pissen omdat ze ontevreden waren over hun positie op de lijst, dan ben je bij mij aan het verkeerde adres.” Want dat is Baâdoud bovenal: een man van de partij. “Toen ik in 2010 stadsdeelvoorzitter werd, steunden vrijwel alle PvdA-kopstukken mijn concurrent (Ahmed Marcouch, red). Ik zou ook boos weg kunnen lopen, maar dat flik je toch niet? Je zit niet bij een partij voor jezelf, maar voor je idealen.”
En dat zijn? “Verheffing en verbinding, die twee begrippen zijn relevanter dan ooit. Vooral hier in Nieuw-West. Ouders zijn niet geletterd, hun kinderen horen van Wilders dat ze hier niet welkom zijn, waar islamitische extremisten handenwringend op inspelen. Een betere tijd voor de PvdA kan ik me niet indenken.”
Dan, grijnzend: “Maar ja, dat had ik tien jaar geleden ook gezegd. Ik ben nu eenmaal niet iemand die snel loslaat.”
Benieuwd wat Brandpunt+ de hele tijd in Slotermeer doet? Je leest 't hier.
Foto's: onze beeldbaas Hannah Vischer