Jezelf ontwikkelen op je zeventigste, wat is daarvoor nodig?
- Artikel
- 07 aug 2019
- 7 minuten leestijd
Voor sommige mensen is pensioen een zwart gat, maar Jans pa begint op zijn zeventigste succesjes te boeken als kunstenaar - en dat terwijl hij altijd zei dat hij te oud was om te leren. Hoe zit dat dan?
Dit weekend had mijn vader Marcel van Tienen (full disclosure: mijn vader), in zijn zeventigste levensjaar, zijn eerste solo-expositie in een heuse galerie (Arsis, in Bergen op Zoom). Vijftien gloednieuwe schilderijen, schoon aan de muur. Hij trots, ik trots. Het riep ook vragen op: zo lang als ik me kan herinneren moppert hij dat hij ‘te oud is om te leren’. Tegelijkertijd ontwikkelen zijn artistieke werk en zijn carrière zich ferm nu hij met pensioen is: zijn werk voelt losser, maar ook zelfverzekerder, hij boekt successen. Wat was er veranderd met vroeger? Waardoor kreeg hij meer artistiek zelfvertrouwen op zijn zeventigste?
Marcel heeft ooit een opleiding grafische vormgeving gevolgd, maar besteedde het grootste deel van zijn werkende leven aan de dierenwinkel waar we boven woonden, samen met mijn moeder. Terwijl ik naar de basisschool en de middelbare school ging rommelde mijn pa creatief gezien een beetje aan in de avonduren. Overdag stond hij in de winkel, de dieren te verzorgen en de klanten te onderhouden, in de avond keek hij vaak tv en volgde hij, als er nog een greintje tijd over was, cursussen modeltekenen.
Mijn moeder overleed vlak voor zij en mijn pa met pensioen zouden gaan, en na haar overlijden was het allemaal somber. Een paar jaar erna kreeg hij een nieuwe geliefde, Jeanne, en schreef hij zich in voor de kunstacademie in Antwerpen, waar hij niet al te lang geleden van afstudeerde. Sindsdien verzamelt hij het soort accolades dat kunstenaars graag zien: hij mocht meedoen aan een speciale masterclass van de kunstacademie Antwerpen, werd uitgekozen voor een groepsexpositie in het Markiezenhof in Bergen op Zoom en hield dus, afgelopen weekend, zijn eerste solo. Goed, hij exposeert nog niet op de Biënnale van Venetië of op de documenta, maar boekt tóch vooruitgang. In een tijd waarin een boel gepensioneerden en aanstaande gepensioneerden zich zorgen maken over wat te doen met de tijd leek het me interessant zijn gedachten erover te horen.
De kunstenaar als trotse man bij zijn favoriete werk (met sokken in sandalen, de keuze voor comfort is sneller gemaakt naarmate de leeftijd hoger ligt)
Maar dat kan ik ook
“Hier, moet je zien”, zegt hij als als ik vraag wat er de laatste tijd is gebeurt dat hij een soort omslag binnen zijn werk heeft gemaakt. Hij toont een schilderij, een grof geschilderd stilleven met, zo te zien, een glas, een bloempot, een tafel. “Dit is van een schilder die in Dordrecht woont, Hendrik van der Avoort. Kijk dan: hoe komt hij erop om die bloemstelen met zulke dikke strepen bruin te schilderen?” Ik vraag hem waarom hij over dit werk begint als ik naar het zijne informeer. “Ik denk dat mensen die dit zien best weleens zouden kunnen zeggen: ‘maar dat kan ik ook!’ Terwijl ik hieraan echt zie hoeveel jaren werk erin is gaan zitten voor hij dit kon schilderen.”
Dus vooruitgang heeft met tijd te maken? “Ja”, zegt hij. Het herinnert me eraan dat hij ook nog een hoop te leren heeft, zoals op een goede manier over zijn werk praten - op dat vlak vond ik hem zelden erg sterk. Maar er moet meer aan de hand zijn. “Ja, goed, het komt erop neer dat ik nu veel verwantschap heb met anderen”, zegt hij. “Ik heb al een paar jaar een schilderclubje in de voormalige dierenwinkel hier beneden, we noemen ons ‘De Vier van de Bakstraat’. Wekelijks schilderen we samen en leveren we kritiek op elkaars werk.” En dat helpt? “Ja, dat helpt ontzettend. Samen schilderen is niet alleen leuk, je dwingt elkaar om iets te maken, en je hebt gewoon mensen nodig die je werk waarderen. Daar komt bij dat ik een paar jaar terug ook een andere kunstenaar leerde kennen hier in de buurt, Victor van de Lande. Ik vind hem een ontzettend goede kunstenaar, en hij vond mijn werk ook mooi. We wisselden schilderijen uit en nu spreken we regelmatig. Je moet een zekere erkenning hebben, verwantschap voelen, anders hou je het niet vol. En eigenlijk doe je het daar ook wel voor.”
Weemoed
Ik vraag hem of hij nooit weemoedig is dat hij dit niet eerder heeft gedaan. “Zeker wel”, zegt hij. “Ik vind het vreselijk jammer dat ik dit niet eerder in het leven heb gedaan. Van kind af aan was ik al geïnteresseerd in schilderen en tekenen. Maar ik stond er niet bij stil dat je er je leven van kon maken. Toen ik jong was, was het er eigenlijk een gouden tijd voor. Den Uyl was premier, alles kon, desnoods liet je je een uitkering aanmeten, waar je dan tot in de lengte der dagen in kon blijven hangen. Lekker schilderen! Je had ook nog een riante regeling voor kunstenaars toen, de BKR. Moest je twee keer per jaar een werkje inleveren.” Ik kijk hem een beetje afkeurend aan. Hij lacht. “Ach ja, ik ben het nu toch aan het doen. En ik troost me met de gedachte dat iemand als Monet tot diep in de tachtig fantastische werken heeft gemaakt. Het is hoe dan ook een interessante tijd in mijn leven, het is fijn om zeventig te zijn.”
Ondanks dit alles heb ik het gevoel nog niet veel verder te zijn met het krijgen van antwoord op de vraag waar die vooruitgang nu precies in steekt. “Een schilderij is goed als de compositie goed is”, zegt hij. “Je moet het zien en dan voelen: het klopt. Dat kost tijd. Vaak mislukt het ook.”
De mysterieuze hondpaarden die we verder niet moeten verklaren
Hij vertelt het terwijl hij schilderijen laat zien in zijn atelier - de voormalige dierenwinkel. Dan pakt hij de schilderijen erbij die hij maakte toen mijn moeder net was overleden: duistere honden, of paarden, in een verloren fantasiedorp. “Waar kwam dat vandaan?”, vraag ik. “Ik wilde breken met wat ik tot dan toe deed”, zegt hij. “Het moest iets voorstellen wat ik niet begreep. Ik heb een paar van die schilderijen gemaakt, maar al gauw begonnen die wezens op paarden te lijken. Toen was het voor mij alweer klaar.” - “Je wilde niet begrijpen waar het vandaan kwam?”, vraag ik. “Nee”, zegt hij. “Luister eens, ik ben al tien jaar met pensioen en heb in die tijd ook een hoop rotschilderijen gemaakt”, vertelt hij. “Het kost gewoon vreselijk veel tijd om ergens beter in te worden”, zegt hij. Ten slotte vraag ik hem waarom hij altijd zei dat hij te oud was om nieuwe dingen te leren. “Zei ik dat?”, zegt hij. “Dat zei ik niet hoor.” - “Dat zei je wel”, zeg ik. “Hm, ok, nou, het zal te maken hebben gehad met dat ik altijd in die winkel moest werken. Het is nu helemaal omgedraaid: je bent nooit te oud om te leren. Gewoon beginnen.”
De tentoonstelling is nog tot eind augustus te zien in Arsis in Bergen op Zoom, op vrijdagen en zaterdagen van 12.00 tot 17.00 u.
De kunstenaar als kosmopoliet die gebeld wordt op zijn ~smartphone~