Een paar gedachten over schelden met kanker
- Artikel
- 23 nov 2020
- 8 minuten leestijd
Een woord van waarschuwing: in dit artikel worden ter illustratie scheldwoorden gebruikt die zowel racistisch zijn als die met ziektes te maken hebben.
Een tijdje terug had KWF Kankerbestrijding een mooi mediamoment te pakken: met een aantal vloggers riep de organisatie Nederlanders (en dan vooral: jonge Nederlanders) op om te stoppen met schelden met kanker. Vooral online leek het volgens het persbericht sociaal acceptabel om te schelden met die ziekte, terwijl dat ‘onnodig kwetsend’ is.
Voor mij zit er iets fascinerends aan dat sentiment, omdat ik zelf in mijn privé veel en lustig met kanker scheld, en het ook niet erg vind als anderen dat wel doen, en het ergens zelfs een klein beetje kwetsend vindt om te horen waar ik wel en niet mee zou mogen schelden, gezien de manier waarop ik mijn moeder heb zien sterven.
Tegelijkertijd kan ik me nog de schaamte herinneren van toen ik dertien was en in een zwembad ‘kanker’ riep en dat ik toen door Paul de Kok vermanend werd toegesproken omdat iemand in Lindseys familie de kanker had. En tegelijkertijd kan ik me ook de ogen uit het hoofd rollen als mensen driftig en performatief berichten delen dat ze het ‘echt niet vinden kunnen’ als anderen met kanker schelden.
Ik heb erover nagedacht, en heb besloten dat er grofweg drie manieren zijn om je te verhouden tot schelden met kanker, die allemaal hun voor- en nadelen hebben, en waarvan er een de beste is. Ik noem ze 1) de Catherine Keyl, 2) de meme-vmbo’er en 3) mijn manier (de beste manier).
In dit stuk zet ik graag uiteen wat mijn redenering is, omdat ik denk dat er iets interessants te halen valt uit het uitschrijven van hoe we omgaan met schelden met kanker.
1. De Catherine Keyl-manier om je te verhouden tot schelden met kanker
De Catherine Keyl-manier van je verhouden tot het schelden met kanker noem ik zo omdat ze zo helder is verwoord door Catherine Keyl. De collega’s van radiotalkshow Spraakmakers onderzochten waarom Nederlanders zo vaak met ziektes schelden en Catherine kwam in die reportage aan het woord. Keyl zei in het programma dat ze het ‘shocking’ en ‘afschuwelijk’ vindt dat Nederlanders onder meer online schelden met allerlei ziektes. Zij verwoordt een sentiment dat breed gedragen wordt: mensen vinden schelden met ziektes, en dan met kanker als zwaarste vergrijp, kwetsend, niet kunnen, niet goed. Slecht. Het is niet ‘normaal’, en dat is voor een bepaald type Nederlander het verste dat zij concepten en begrippen van zich af kunnen werpen. ‘Niet normaal’. Weg ermee. Abject.
Voor mij zitten er twee wezenlijke aspecten aan dit sentiment: het goede aspect van betrokkenheid, en het vervelende aspect bemoeizucht. Eerst de betrokkenheid. Zoals KWF Kankerbestrijding zegt: een op de drie Nederlanders krijgt kanker, wat betekent dat iedereen in Nederland met die ziekte te maken krijgt. Voor sommigen van hen doet schelden met het woord pijn, dus waarom zou je die mensen pijn doen?
Onlangs overleed het jonge kind van twee redelijk bekende Nederlandse twitteraars aan kanker. Duizenden mensen die online hadden meegeleefd met het tragische verloop van de ziekte van het kind van die ouders voelden groot verdriet, en waar die ouders zelf doorheen gaan, daar kan ik niet eens bij. Waar het me om gaat is dat mensen die het schelden met kanker categorisch afwijzen naar dit soort verhalen verwijzen en het idee dat je daarmee zou spotten, dat je dat leed zou bagatelliseren. Dit is in de kern een lovenswaardig en mooi menselijk aspect.
De Catherine Keyl-manier draagt in zich ook het zaad van bemoeizucht, van misplaatste morele verhevenheid, van een vorm van niet-nadenken. De Catherine Keyl-manier van je tot schelden met kanker verhouden draagt bijvoorbeeld ook in zich de kwalijke zaden van het soort gedrag dat mensen ertoe aanzet dat zodra als iemand ‘kankern**er’ zegt of heeft getypt aanstoot nemen aan het woord kanker, en niet aan het n-woord. Ik zeg niet dat Catherine Keyl, de daadwerkelijk levende vrouw Catharine Keyl dit zegt, hè – ik typeer slechts een vorm van redeneren, een these, zo je wil.
Waar ik denk dat de pijlen van de Catherine Keyls zich op richten, is die van de meme-vmbo’ers.
2 De meme-vmbo’er-manier om je te verhouden tot schelden met kanker
In het Nederlandse meme-landschap is de vmbo’er een geliefd meme-onderwerp. De fictieve vmbo’er zoals die bestaat in de wereld van mememakers staat vooral bekend om onder meer twee dingen: het eten van frikandelbroodjes en het schelden met kanker. In het echt geef ik je op een briefje dat de gemiddelde vwo’er eerder met kanker scheldt dan een vmbo’er, maar dat kan ik niet hard maken, dus we laten het erbij. Waar het om draait is een typering: het slaat op het soort achteloze gebruik van kanker, zowel online als in bijvoorbeeld het klaslokaal, als in met mobieltjes opgenomen video’s, in het verkeer en op straat, de old-school Amsterdammer die vanaf z’n fiets roept dat je de kenker ken krijge. Deze vorm van schelden met kanker is waar de Catherine Keyl-mens het over heeft als ze zeggen dat ze het schokkend vinden dat zoveel mensen schelden met kanker.
Tegelijkertijd vind ik deze vorm van schelden begrijpelijk – het gebeurt omdat het niet kan. Ondanks al het verdriet, ondanks alle redelijkheid kan alles en iedereen van de meme-vmbo’er de kanker krijgen. En de reden waarom dit niet gauw verdwijnt is denk ik door de klank en door wat het uitdrukt, door wat het losmaakt. Je vloekt omdat het iets uitdrukt wat niet kan, omdat het het meest ondenkbare, ondragelijke uitdrukt – of zoals taalkundige Rob Tempelaars het verwoordt, door de taboewaarde van het woord. Je houdt van je moeder, alles aan haar is voor jou ontastbaar, over haar mag geen kwaad worden gesproken? Oké: je moeder is een hoer. Weet je wat, je kankermoeder is een hoer. God is het heiligste voor je, het hoogste, het ultieme goed? Wel godverdomme dan. Het is een reactie-op, een antithese.
Of zoals deze Harvard-wetenschapper het zegt: vloeken is een vorm van taalgebruik waarin je het inzet als wapen, omdat je de toehoorder dwingt tot het voelen van een negatieve emotie.
Dat gezegd hebbende: als je na je, laten we zeggen, vijfentwintigste levensjaar online nog met kanker scheldt, moeten we dat een beetje bezien alsof je op je vijftigste nog in volledig witte jeans drugs gaat gebruiken op de afterparties. Het kan, maar we vinden het niet smaakvol, niet verstandig, niet prettig.
3 Mijn manier (of de droeve clown)
Voor mij persoonlijk zit er iets grimmigs en poëtisch aan schelden met kanker. De klank van het woord, de dubbel K en dan die R, dat is moeilijk te overtreffen. Als je mij wat langer persoonlijk kent zal je me weleens met kanker hebben horen schelden. Maar als ik je voor het eerst tegenkom, vraag ik wel aan je of je daar aanstoot aan zou nemen. Zo niet, dan doe ik het niet.
Dat gezegd hebbende, voor mijzelf is het, als ik eerlijk ben, ook een soort talisman, een schild, een spreuk tegen het boze oog, maar ook op een manier die iets verraadt over wat grappig is. Ik heb mensen zien wegteren op manieren die onmenselijk en tegelijkertijd vreselijk menselijk zijn, en die beelden zullen me bijblijven tot op mijn eigen sterfbed.
Ik kan daarom niet anders dan lachen om de ziekte, omdat het meest tragische, het meest duistere aspect van het menselijk bestaan voor mij niet zonder de lach kan. Zoals de Estse game-maker Robert Kurvitz zegt: "I think truth sounds like some kind of hollow laughter... What I think I'm saying is humor doesn't lighten things in life. Maybe it makes them even darker. Maybe it's not your friend."
Het lastige aan deze verhouding tot kankeren is dat die me vooral lijkt worden ingegeven door leed, dus het is niet een methode die ik kan aanraden en die ik je vooral niet toewens.
Wat betreft schelden met kanker bepleit ik dan de oeverloze deemoed en een zo gunstig mogelijke lezing van het gedrag van anderen. De gunstigste lezing van de Catharine Keyl-verhouding tot schelden met kanker is dat deze mensen anderen willen laten weten dat ze meeleven met mensen met ‘de ziekte’. Anderen grijpen bijna automatisch naar het meest kwetsende wat je kunt zeggen op een moment van woede of minachting, en ze doen het omdat het bijna altijd raak is.
Ik zou zeggen: probeer je minder druk te maken als je iemand met de ziekte hoort schelden – maar wie ben ik? De enige echte twee tips die ik kan bedenken zijn dan ook: 1) vraag eerst aan de mensen om je heen of ze er problemen mee zouden hebben als je met kanker zou schelden en 2) doneer wat geld aan KWF kankerbestrijding, ofzo.