Hoe is het om te leven met een doodswens
- Artikel
- 11 maa 2020
- 10 minuten leestijd
Hoe leef je toch door als je chronisch last hebt van suïcidale gedachten? “Soms voel ik me wel een soort alien: ik doe normale dingen, maar ben ondertussen aan het vechten tegen mijn doodswens.”
Denk je aan zelfmoord?
Zoek hulp. 0900-0113 of www.113.nl
“Ik schrik daar dan van als ik op het nieuws zie ‘suïcidaal’, maar eigenlijk vecht je heel hard voor het leven. Dat maakt het zo paradoxaal”, zegt Marc-Marie Huijbregts in De Wereld Draait Door tegen de 26-jarige Charlotte Bouwman. Zij voert al vanaf eind januari 2020 actie voor het gebouw van het Ministerie van Volksgezondheid: zij deed in het afgelopen jaar meer dan twintig zelfmoordpogingen, maar krijgt geen hulp. Ze staat al meer dan achthonderd dagen op de wachtlijst en in die tijd zijn er nog slechts vier centra open die haar zogenoemd ‘complexe’ hulpvraag kunnen behandelen, twee daarvan hebben de wachtlijsten al moeten sluiten. Vorige week mocht de activiste het nieuwe plan dat zorgverzekeraars en GGD op haar initiatief hebben opgesteld vast inzien. “Het lost niets op”, zegt ze.
Wie zich even verdiept in de cijfers kan daar inderdaad behoorlijk van schrikken. ‘Elke dag overlijden er in Nederland vijf mensen aan suïcide’, zegt de site van 113 Zelfmoordpreventie. ‘Iedere acht uur pleegt iemand met psychische problemen zelfmoord’, lees ik op het bord wat Charlotte Bouwman omhooghoudt in de hal van het Ministerie.
Ik probeer het me voor te stellen: de wanhoop van weten dat jij of een geliefde dood wilt, om hulp vragen – schreeuwen – en het niet krijgen. Er zijn nog 88.499* wachtenden voor je. Hoe leef je toch door als je chronisch last hebt van suïcidale gedachten? Hoe is het leven als je dood wilt? Ik sprak erover met Sharon (29) die net als Bouwman al jaren suïcidaal is.
Haar hoofddiagnose is borderline. Daarnaast heeft ze PTSS, een depressieve stoornis en ADHD. Haar eerste suïcidale gedachte, vertelt ze, had ze toen ze een jaar of tien was. Daarna ontwikkelde ze een eetstoornis. Sharon: “Rond mijn zeventiende werd ik steeds suïcidaler, op mijn negentiende deed ik een eerste poging en niet lang daarna werd ik voor veertien maanden opgenomen op een crisisafdeling, waar de borderline werd vastgesteld. Op dit moment volg ik klinische schematherapie, een intensief behandeltraject waarbij ik vier dagen per week in een kliniek therapie krijg”
Zijn die suïcidale gedachten constant aanwezig?
“Ik wil al iets van twintig jaar liever niet meer leven. Soms heb ik jaren gehad dat dat gevoel slechts sluimerend op de achtergrond was, ook bijvoorbeeld omdat mijn eetstoornis toen meer op de voorgrond stond. In een redelijk goede periode vind ik het leven nog steeds niet echt leuk en hoeft het van mij niet, maar niet genoeg om er ter plekke een einde aan te maken. Zo is er ook een periode geweest waarin ik mijn diploma heb behaald.”
“In een hele slechte periode vecht ik de hele dag tegen mogelijkheden om mezelf van kant te maken, of – in het gunstigste geval – mezelf gewoon veel pijn te doen. Soms was het zo erg dat het alles ontwricht, met als dieptepunt het afgelopen jaar. Toen lag ik een aantal maanden achtereen drie keer per week in het ziekenhuis, maar ook regelmatig als ‘een verward persoon’ werd gezien en dan word je opgepakt in plaats van naar de crisisdienst gebracht.”
Niet elke suïcidale gedachte leidt tot een poging?
“Nee, toen ik net voor een rood stoplicht stond dacht ik nog ‘ik kan ook gewoon doorlopen’, maar gelijk daarna ‘doe niet zo gek joh’. Zodra ik was overgestoken ging die gedachte ook weer weg. Maar soms kan zo’n gedachte binnen een week of een paar uur zo intens worden dat ik wel een poging doe, soms duurt dat een paar maanden. Zodra mijn borderline-pijnpunten geraakt worden, zoals verlating of afwijzing, dan levert dat voor mij enorm veel spanning op. Dat is een spanning waar ik niet mee om heb leren gaan.”
“Er zijn eigenlijk altijd twee mogelijkheden qua suïcidaliteit: of ik wil ‘gewoon’ heel graag dood zoals ik al twintig jaar dood wil, of mijn lijden is niet te verdragen en ik raak in crisis en ik doe een domme poging. Dat is meer een einde maken aan de situatie waarin ik op dat moment zit, of aan een gevoel wat ik niet kan verdragen. Beiden zijn afwisselend aanwezig, en de ene keer erger dan de ander, maar nooit afwezig.”
Hoe combineer je je doodswens met het dagelijkse leven?
“Ik ben weleens door de politie van het spoor gehaald ’s avonds en de volgende dag kwam ik die agent tegen op straat tijdens het boodschappen doen. Want als ik een poging doe, ook een mislukte, verwacht ik niet meer thuis te komen. Als ik dan toch weer thuis ben gaat het leven gewoon door en moet ik weer iets dagelijks als boodschappen doen. Dat kan wat bizar aanvoelen, maar voor mij is dit de realiteit.”
“Soms voel ik me een soort alien: ik doe normale dingen, maar ben ondertussen aan het vechten tegen een doodswens. Voor mij gaan zeker 85% van mijn gedachten over die strijd, die doodswens en de neiging tot destructief gedrag. Laatst vroeg ik aan mijn vrienden waar zij nou de hele dag aan dachten. Ik vind het lastig voor te stellen waar andere mensen zich de hele dag mee bezig houden. Cognitief weet ik dat ik door mijn ziekte een doodswens heb, maar voor mij is het wel iets wat altijd aanwezig is.”
Dan blijft er niet zoveel tijd of ruimte over voor andere dingen lijkt me?
“Nee, niet echt. Het is ook vermoeiend om je altijd zo klote voelen, altijd te moeten vechten tegen die stomme gedachten waar je zo graag aan wil toegeven.”
“Ik volg nu klinische schematherapie, daarvoor heb ik bijna een jaar op een wachtlijst gestaan. Dan is elke dag wachten een hel. Dat jaar ben ik doorgekomen door gewoon dom door te gaan. Het ging toen ook vaak mis, maar ook dan moet je gewoon weer door. Voor die therapie zit ik zondag tot en met donderdag in een kliniek, daar heb ik de hele dag therapie. Als ik dan donderdagavond thuiskom ben ik volkomen uitgeput. Op vrijdag en zaterdag probeer ik vrienden te zien en het huishouden moet ook gebeuren.”
Je hebt een studie afgerond, hebt gewerkt. Hoe is dat gelukt?
“Ik wilde studeren, ik wil ook werken, maar je loopt dus vaak tegen een muur aan van instanties en mensen die het niet met je aandurven. Ik begon ooit met een studie op de universiteit, maar daar werd gezegd dat ik daar niet moest zijn met alle psychische problemen die ik heb. Ik ben toen naar een hogeschool gegaan, maar ook daar was het lastig. Op basis van het aanmeldformulier werd ik gebeld voor een gesprek om te checken of ik wel geschikt was voor de opleiding vanwege mijn psychische problemen. Toen werd geconcludeerd dat ik dat niet zou zijn, terwijl ik dus van de universiteit kwam en zowel havo als vwo cum laude heb gehaald. Ik heb uiteindelijk een goede studiebegeleider gevonden en een hbo-studie tot docent geschiedenis afgerond in de tijd dat het redelijk met me ging, maar makkelijk was het niet.”
Beetje een gekke vraag misschien, maar heb je hobby’s?
“Ik kan wel ergens positieve gevoelens uithalen. Leuke dingen doen met vrienden is wel mijn grootste hobby. Gewoon wat drinken of naar een museum bijvoorbeeld. Soms doen we een escaperoom, daar ben ik heel goed.”
“Als ik na dit behandeltraject meer energie heb, zou ik wel meer willen doen. Volleyballen of uitgaan bijvoorbeeld, dat kan nu niet. Als ik me nu voor een team zou aanmelden zou dat ook betekenen dat ik er vaak niet kan zijn, dat ik uit zou moeten leggen waarom. Dat zou iets makkelijker zijn als het normaler is om te praten over psychische klachten – en niet alleen om erover te praten, maar ook om het te hebben. Er zijn zoveel mensen met zulke klachten, het is eigenlijk gek dat het niet veel meer ingeburgerd is. Het lijkt klein, maar als ik bij zo een volleybalclub alleen zou hoeven zeggen dat ik een ziekte heb waardoor ik er soms niet kan zijn, als dat meer geaccepteerd zou zijn, dan zou dat een hele hoop schelen. Ik ben mijn labels: ik ben suïcidaal, heb borderline, PTSS, ADHD. Maar ik ben ook meer dan dat.”
Kan je positief naar de toekomst kijken?
“Ik kijk niet naar de toekomst, ik leef nu. Maar het afgelopen jaar heb ik wel, ook met de mensen die het dichtst bij me staan, besloten dat ik moet blijven leven en er keihard voor vechten om die schematherapie te kunnen gaan doen. Die wil ik wel doorzetten.”
“Ik heb een hele hechte vriendengroep met wie ik ontzettend kan lachen, over mijn ziekte maken we soms ook echt keiharde grappen. Ze weten hoe het werkt bij mij, hebben mij ook op mijn aller slechtst gezien en we kunnen over alles praten zonder dat het altijd een enorm zwaar gesprek is.”
“Het is niet vanzelfsprekend voor iemand met borderline om hechte vriendschappen te hebben, maar mijn vrienden accepteren dat het bij mij hoort. De afgelopen weken waren weer zwaar en mijn impuls was direct om te gaan snijden, maar toch dacht ik ‘nee, ik bel even iemand’. De positieve, gezonde reactie won het van de impuls. Dat is best hoopgevend, voor de toekomst.”
----