In gesprek met de burgemeester van Delft, stad van innovatie
- Out of Office
- 15 jun 2017
- 7 minuten leestijd
Marja van Bijsterveldt: "In Delft vinden we het belangrijk dat iedereen mee kan komen. Vraag is dus hoe we innovatie zo kunnen inrichten dat zoveel mogelijk groepen mensen er baat bij hebben en een bijdrage kunnen leveren. Niemand hoeft achter te blijven."
Onlangs zaten we als pop-up redactie een dagje in Delft. Waarom we dat deden, lees je hier.
Marja van Bijsterveldt was in een vorig leven al eens burgemeester, toen van Schipluiden. Daarna werd ze partijvoorzitter van het CDA, en van 2010 tot en met 2012 minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat sluit naadloos aan op Delft, een stad die door de aanwezigheid van de Technische Universiteit bol staat van de innovatie. Maar ook een stad die drieduizend laaggeletterden kent, en een paar jaar geleden de twijfelachtige eer had hoflerancier te zijn van Nederlandse Syriëgangers.
Fijn dat je tijd voor ons hebt, Marja. Waarom wilde je eigenlijk weer burgemeester worden?
“Ik heb lang in de landelijke politiek gewerkt en daar ook zeker van genoten, maar je bent in het kabinet toch iets verder verwijderd van de gewone man en vrouw. Als ik heel eerlijk ben, zit ik liever wat dichter bij de mensen. Vandaar dus.”
En waarom Delft?
“Delft is een prachtige stad, en ik woon al jaren in de buurt. De historische kern, dat gaat nooit vervelen. Daarnaast hebben we natuurlijk de TU, die met al zijn innovatie bijzonder veel energie en schwung aan de stad geeft. Bovendien is Delft echt een stad van samenwerkers en initiatiefnemers. Als er hier een barbecue wordt georganiseerd voor ondernemers om te netwerken, dan wordt de catering via sociale ondernemers geregeld door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het totaal is hier altijd groter dan de som der delen.”
Wat onderscheidt delft van – pak hem beet – Leiden of Deventer?
“Die steden hebben ook ongeveer 100 duizend inwoners, en ze zijn stuk voor stuk fraai, maar Delft is natuurlijk wel het mooist. Ik heb zelf in Leiden gewoond, die stad heeft ook een prachtig oud centrum en een bruisend studentenleven. Net als Delft Verschil is dat in Leiden studies als sociologie en rechten voor een wat andere cultuur en dynamiek zorgen. In Delft hebben we weer meer techniek en innovatie, we zijn hier continu bezig met het oplossen van de problemen van morgen.”
“Denk bijvoorbeeld aan de toename van het aantal mensen dat zorg nodig heeft, en de afname van het aantal mensen dat daadwerkelijk in de zorg werkt. Dan zitten hier hele slimme jonge mensen die dat met slimme innovaties als robots oplossingen verzinnen. Die instelling – ja, er komen problemen aan, nee, we hoeven niet te panieken, want we lossen het wel op – kenmerkt en siert Delft.”
Ben je niet bang dat die robotisering ten koste gaat van Delftenaren die géén universitair diploma hebben?
“Nee, je moet nooit bang zijn voor vooruitgang, die gaat altijd door en is niet tegen te houden. In Delft vinden we het belangrijk dat iedereen mee kan komen. Vraag is dus hoe we innovatie zo kunnen inrichten dat zoveel mogelijk groepen mensen er baat bij hebben en een bijdrage kunnen leveren. Niemand hoeft achter te blijven. We moeten voorkomen dat we straks alleen maar kennis hebben en dat het elders gemaakt wordt. Delft kent veel mensen op MBO-niveau. Daar zie ik juist mogelijkheden, dat zijn fantastische opleidingen. We moeten zorgen dat die innovaties niet hier bedacht worden, maar elders gemaakt. Dat werk moeten we in de regio houden. De wereld verandert snel; aan ons de taak iedereen mee te krijgen in die ontwikkeling. Gewoon, door altijd door te blijven leren. Studenten aan de TU zijn zeker niet de enigen die kennis opdoen in deze stad.“
Daarover gesproken. Delft is een echte studentenstad, wat zich ook vertaalt naar het resultaat van de Tweede Kamerverkiezingen afgelopen maart, toen D66 er de grootste partij werd. Hoe is dat voor een CDA-burgemeester?
“Mijn achtergrond is CDA, zal dat altijd blijven, maar ik ben een burgemeester van alle Delftenaren. In de gemeenteraad herken ik ook de mentaliteit die mij dierbaar is: we willen op een verantwoorde wijze verantwoordelijkheden bij mensen leggen, zorgen dat ze zelf initiatief kunnen nemen. We waarderen ondernemerschap en doorzettingsvermogen, maar zien ook in dat je daarvoor een gunstig klimaat moet creëren. Als iemand moeite heeft met werken, krijgt-ie een steuntje in de rug. Mensen komen pas tot hun recht als ze trots kunnen zijn op wat ze doen. Je maakt iemand niet blij met alleen maar een uitkering. Nee, je doet recht aan mensen als ze ook iets kunnen bijdragen.”
Ik sprak een wijkagent, die zei dat je voorganger tijdens ‘bezoeken in de wijk’ het liefst afstand hield, maar dat hij jou bijna van hangjongeren af moest trekken omdat je zo graag met iedereen een praatje wilde maken.
“Niets dan lof over mijn voorganger hoor, die heeft het hier in een moeilijke tijd echt goed gedaan. Iedereen werkt anders; zelf ben ik van het zo vaak mogelijk met zo veel mogelijk mensen praten. Ik kan me dat moment nog wel herinneren, het was in een wijk waar soms problemen zijn. Ik had net iemand gesproken die veel last had van hangjongeren, en ik fietste naar huis en zag een groepje dus ik dacht: nou, daar ga ik even bijstaan. Ik stelde me voor, en je zag ze denken: ‘Wat moet die dame van middelbare leeftijd van ons?’ Maar daarna hadden we een heel leuk gesprek. Wat bleek: een van die jongens deed een MBO opleiding, eentje HBO, en weer een andere volgde Econometrie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Econometrie! Prachtig, toch? Had ik niet verwacht, en eigenlijk schaamde ik mij voor mijn vooringenomenheden. Des te belangrijk om als burgemeester mensen te ontmoeten en met iedereen te praten.”
De wijk Buitenhof was ooit hofleverancier van Nederlandse Syriëgangers. Volgens inwoners die ik sprak zijn er nog steeds de nodige problemen.
“Klopt, er is een concentratie van een aantal problemen – ene keer zwaarder dan andere keer – maar we moeten niet generaliseren. De meeste mensen in Buitenhof wonen er met plezier en de groep die problemen oplevert op straat is niet eens zo heel groot, maar we blijven er bovenop zitten.”
Toch kent Delft drieduizend laaggeletterden, en dergelijke wijken de nodige criminaliteit. Hoe wil je dat oplossen?
“We zetten in op preventie. Dat is naast menselijk ook nog eens goedkoper. Ik was laatst bijvoorbeeld op een basisschool in Buitenhof. Hartstikke leuke kinderen. Maar je weet gewoon: als we niets doen, eindigt een aantal van hen straks tijdens de middelbare school op het verkeerde pad. Dat is helaas de realiteit, want veel van die kinderen gaan na school op straat lanterfanten, waar de rolmodellen op z’n zachtst gezegd niet altijd ideaal zijn. Dus wat we willen doen is een verlengde schooldag maken. Breng ze in contact met taal en cultuur, laat ze prachtige dingen maken en meemaken, houd zicht op waar ze mee bezig zijn. Dat voorkomt veel problemen , dat geloof ik echt.”